Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZCTG:2016:157

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:157

Datum uitspraak: 07-04-2016

Datum publicatie: 07-04-2016

Zaaknummer(s): c2015.235

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen chirurg. Verweerder heeft bij klager de galblaas verwijderd en tevens de ductus choledochus geopend waarbij verweerder een daar al aanwezige stent heeft verwijderd. Klager verwijt verweerder dat hij bij de operatie de ductus choledochus volledig heeft doorgesneden. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep, nu dat beroep niet tijdig is ingesteld en klager geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die het oordeel kunnen dragen dat hij beroep heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs van hem kon worden verlangd.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.235 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., chirurg, destijds werkzaam te B., verweerder in beide instanties,gemachtigde: mr. W.R. Kastelein, advocaat te Zwolle.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 17 oktober 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. - hierna de chirurg - een klacht ingediend. Bij beslissing van 14 april 2015, onder nummer 2013-241b, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing in hoger beroep gekomen.

Op 8 oktober 2015 heeft het Centraal Tuchtcollege de zaak buiten aanwezigheid van partijen in raadkamer behandeld en besloten dat de schriftelijke behandeling van de zaak dient te worden voortgezet.

Klager heeft de gronden van zijn beroep aangevuld en de chirurg heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is vervolgens in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 8 maart 2016, waar zijn verschenen klager, begeleid en bijgestaan door de heer D., en de chirurg, bijgestaan door mr. Kastelein voornoemd.

Als getuige aan de zijde van klager is gehoord de heer E., maatschappelijk werker en geestelijk verzorger van klager. De heer E. heeft de belofte afgelegd.

Partijen hebben ter zitting hun respectieve standpunten nader mondeling toegelicht.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2. De feiten

2.1 Klager, geboren in 1940, heeft op 14 augustus 2000 een auto-ongeval gehad waarbij hij een incomplete dwarslaesie (spastische tetraplegie) heeft opgelopen. In het najaar van 2000 heeft hij diverse buikoperaties ondergaan en is een stoma aangelegd. Op 4 juni 2008 was er sprake van obstructie van de ductus choledochus (galgang) door stenen. Er is toen in het I. een endoscopische retrograde cholangio-pancreaticografie (ERCP) uitgevoerd, waarbij een stent in de galafvoergang werd geplaatst. Hierna heeft klager pancreatitis gehad. Op 16 juni 2008 kreeg klager acute galblaasontsteking door een afsluitsteen in de ductus cysticus (galafvoergang). In eerste instantie is dit behandeld met een percutane drain in de galblaas.

2.2 Verweerder heeft in samenspraak met de MDL-artsen op 21 juli 2008 met klager besproken dat de drain geen blijvende oplossing was en dat er een indicatie was voor verwijdering van de galblaas. Verwijdering van de stent en eventuele complicaties zijn toen ook besproken (vastgelegd in medisch dossier).

2.3 Klager is op 22 september 2008 door verweerder via een `open' operatie (met

buiksnede) geopereerd. Hierbij is, gelet op de vele verklevingen in het gebied, de galblaas antegraad, verwijderd. Vervolgens is de ductus choledochus geopend en de stent verwijderd. Tijdens de operatie is nog een controle-cholangiogram gemaakt om reststenen in de ductus choledochus uit te sluiten. De buik van klager werd met achterlating van een T-drain gesloten (hierna ook: de operatie).

2.4 Na de operatie zijn complicaties opgetreden, veroorzaakt door gallekkage uit de ductus choledochus en uiteen abberrante galgang in het galblaasbed in de lever. Tevens is de T-drain gedeeltelijk geluxeerd. Er hebben vervolgens diverse ingrepen plaatsgevonden. Op 25 september 2008 is de T-drain verwijderd en een nieuwe stent in de ductus choledochus geplaatst (bedoeld om de lekkage te dichten). Op 6 oktober 2008 is klager weer geopereerd en is onder meer het defect in de ductus choledochus over de aanwezige endoprothese gehecht en is de open galgang in het galblaasbed in de lever omstoken, waarna een drain is geplaatst. Hierna ontstonden/bleven nog geruime tijd complicaties, met name wegens koorts op basis van een verstopte drain. Het laatste (poliklinische) consult in het ziekenhuis heeft plaatsgehad in februari 2009.

2.5 MDL-artsen uit het F. Ziekenhuis hebben op 25 december 2009 bericht gestuurd dat zij klager hadden verwezen naar het J. voor een hepaticojejunostomie wegens obstructie-icterus (veroorzaakt door een totaal stenose in de midcholedochus).

2.6 Op 2 maart 2010 is klager in het J.. geopereerd waarbij een verbinding werd gemaakt tussen de proximale choledochus c.q. de beide galwegen uit de lever en de dunne darm (hepaticojejunostomie). In een brief aan klager d.d. 21 september 2011 schrijft operateur, chirurg dr. G., onder meer : "(...) Er bleek bij analyse een complete transsectie van de ductus choledochus, zodat besloten werd patient op

2 maart 2010 te opereren (...)"

2.7 De door de toenmalige advocaat van klager ingeschakelde medisch adviseur, de revalidatiearts H., heeft op 28 juli 2011 over de operatie onder meer geschreven: `'(...) Het is ontegenzeggelijk zo dat er bij de behandeling in het I. een fout is gemaakt, althans dat er een complicatie is opgetreden met een beschadiging van de ductus choledochus. (....)"

3. De klacht

Klager verwijt verweerder zakelijk weergegeven dat hij bij de operatie een fout heeft gemaakt, te weten een volledige transsectie (doorsnijding) van de ductus choledochus, met alle gevolgen van dien. Hij verwijst hiervoor met name naar de in rechtsoverweging 2.6 genoemde brief van dr. G. en op het in rechtsoverweging 2.7 genoemde advies van de medisch adviseur H..

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Naar het oordeel van het College is niet aannemelijk geworden dat de ductus choledochus tijdens de operatie van 22 september 2008 is doorsneden. Niet alleen heeft verweerder dit ten stelligste ontkend, maar noch in het operatieverslag van de operatie op 22 september 2008, noch in de latere bevindingen is daarvoor aanwijzing gevonden. Het operatieverslag van de operatie van 6 oktober 2008 sluit een volledige transsectie uit, terwijl het operatieverslag van de operatie in het J. op 2 maart 2010 evenmin bewijs oplevert dat de ductus choledochus is doorgenomen. Het beroep op de brief van dr. G. van 21 september 2011 maakt dit niet anders. Niet alleen gaat het hierbij om een brief en niet om het (prevalerende) operatieverslag van de operatie van 2 maart 2010, maar bovendien vermeldt deze brief (slechts) dat het om een analyse gaat, die nota bene kennelijk voor de operatie heeft plaatsgevonden.

De brief van de medisch adviseur heeft het weliswaar over een fout, maar tevens over `althans een beschadiging van de ductus choledochus'.

Ook dit laatste wijst niet op een doorsnijding.

5.2 Ook overigens is ten aanzien van de operatie niet van schending van de zorgplicht van artikel 47 Wet Big gebleken. De beslissing tot verwijdering van de galblaas en de uitvoering daarvan zijn juist geweest. De beslissing om tegelijkertijd de stent te verwijderen, was verdedigbaar en is van tevoren overlegd met de MDL-artsen, ondanks het feit dat deze beslissing een risico met zich bracht. De vervolgens opgetreden complicaties zijn te betreuren, maar in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De slotsom is dan ook dat de klacht moet worden afgewezen."

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

4.1 Ingevolge het bepaalde in artikel 73 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) dient op straffe van niet-ontvankelijkheid beroep te worden ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van de bestreden beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. De bestreden beslissing is bij brief van 14 april 2015 aan klager verzonden. Het beroepschrift had derhalve uiterlijk op 26 mei 2015 door het Regionaal Tuchtcollege ontvangen moeten zijn.

Het beroepschrift is echter eerst ingekomen op 27 mei 2015, derhalve een dag te laat.

4.2 Het beroepschrift, gedateerd 17 mei 2015, is op 22 mei 2015 aangetekend verzonden. Klager heeft aangevoerd dat hij voor de aangetekende verzending van het beroepschrift afhankelijk was van derden en dat het tot 22 mei 2015 duurde voordat hij iemand bereid had gevonden het beroepschrift aangetekend te verzenden. Ter zitting in hoger beroep heeft de heer D. namens klager gesteld dat de overschrijding van de termijn mogelijk is veroorzaakt door die aangetekende verzending, nu dit in het algemeen een dag langer duurt dan verzending per gewone post.

4.3 Het Centraal Tuchtcollege overweegt als volgt.

Het feit dat klager voor de (aangetekende) verzending van het beroepschrift afhankelijk was van derden had er niet aan in de weg behoeven te staan tijdig beroep in te stellen. In de eerste plaats is niet gebleken van feiten of omstandigheden waardoor klager niet in staat is geweest om eerder dan op 17 mei 2015 een beroepschrift op te stellen. Voorts is het niet vereist een beroepschrift aangetekend te verzenden en had klager kunnen volstaan met verzending per gewone post. Daarnaast geldt dat klager, door het instellen van een pro forma beroep, de beroepstermijn op een (veel) eerder moment op zeer eenvoudige wijze had kunnen sauveren.

4.4 Gelet op het hiervoor gestelde oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat klager geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die het oordeel kunnen dragen dat hij beroep heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs van hem kon worden verlangd.

4.5 Het voorgaande betekent dat het beroepschrift niet voldoet aan het in artikel 73 lid 1 van de Wet BIG gestelde vereiste, zodat klager op grond van het bepaalde in artikel 74 lid 1 van de Wet BIG niet-ontvankelijk is in zijn beroep.

4.6 Geheel ten overvloede merkt het Centraal Tuchtcollege, naar aanleiding van de inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep, nog op dat deze behandeling geen ander licht op de zaak heeft geworpen. Het Centraal Tuchtcollege kan zich geheel verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege. Dit betekent dat het beroep, wanneer het tijdig was ingesteld, had moeten worden verworpen.

6. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. T.L. de Vries, voorzitter, mr. A. Smeeing-van Hees en mr. M. Wigleven, leden-juristen en dr. G.J. Clevers en prof. dr. J.B.L. Hoekstra, leden- beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 april 2016. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.