Tuchtrecht | Onheuse bejegening | ECLI:NL:TGZREIN:2016:34

ECLI:NL:TGZREIN:2016:34

Datum uitspraak: 13-04-2016

Datum publicatie: 13-04-2016

Zaaknummer(s): 15181

Onderwerp: Onheuse bejegening

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen: Ongegrond/afwijzing

Inhoudsindicatie: Verwijt aan psychiater dat hij bij opname van klaagster haar medicatie heeft gestopt, haar verboden heeft met anderen te praten en een onheuse opmerking heeft gemaakt. Medicatie reeds door voorgaande behandelaar gestopt. Ongegrond.

-----------------

Uitspraak: 13 april 2016

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 14 oktober 2015 bij het tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht die vervolgens is doorgeleid naar het tuchtcollege Eindhoven en aldaar op 18 november 2015 is ontvangen, van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

tegen:

[C]

psychiater

werkzaam te [D]

verweerder

gemachtigde mr. L. Fedder te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift

- de repliek

- de dupliek

- de brief van de gemachtigde van verweerder ontvangen op 17 februari 2016.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 2 maart 2016 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

In de periode van 30 november 2012 tot en met 11 maart 2013 is klaagster opgenomen geweest op de PAAZ-afdeling van een ziekenhuis in [E]. In mei 2013 vond een heropname plaats. Bij brief van 23 augustus 2013 meldde de behandelend psychiater (hierna te noemen: de verwijzende psychiater) klaagster voor een second opinion bij de polikliniek psychiatrie van een ziekenhuis in [D], waar verweerder als psychiater werkzaam is.

In deze verwijsbrief staat onder meer vermeld:

" Beleid en beloop

Omdat wij stuiten op een verslechterende behandelrelatie en het structureel afstoten van elke poging tot behandeling, vragen wij de afdeling psychiatrie van het (..) om een second opinion hierin. De vraag hierbij is een onafhankelijke en academische psychiatrische herbeoordeling te bieden met verzoek om behandeladviezen in onze richting.

Samenvatting en conclusie

Deze 60-jarige vrouw met borderline persoonlijkheidsstoornis en veronderstelde bipolaire stemmingsstoornis, wordt heropgenomen met angstklachten, een chaotisch denkpatroon en preoccupatie met cognitieve achteruitgang, opnieuw verergerd nadat zij in [F] bedrogen is. Er wordt meerdere malen geprobeerd om medicatie op te bouwen, wat patiente telkens weer afstoot en aantrekt, ondanks uitleg en adviezen. Na in eerste instantie toename van de klachten, zien we onder instelling op lamotrigine tot maximaal 75 mg dat de klachten uiteindelijk afnemen. Desondanks weigert patiente verdere opbouw hiervan uit overtuiging hier cognitief verder op te verslechteren. Herhaling van het neuropsychologisch onderzoek in juni, waaruit eerder stabilisatie en zelfs lichte verbetering van de cognitieve functies blijkt, overtuigt haar niet. Na staken van de lamotrigine wordt een voorspelde achteruitgang van de klachten gezien, waarbij ook het resocialisatietraject met de PIT-verpleegkundige niet slaagt."

Huidige medicatie:

Risperdal 1 mg 2dd1

Mirazapine 15mg 1dd1 en

Oxazepam 10 mg 3dd1 zo nodig

Duratears 1-2dd2 druppels zn"

Verweerder zag klaagster op 5 september 2013 voor het eerst op de polikliniek. Na een uitgebreide (hetero)anamnese werd afgesproken dat klaagster zou worden opgenomen voor verdere diagnostiek.

Op 10 september 2013 vond een opnamegesprek plaats waarbij klaagster instemde met het voorgestelde behandelplan. In het dossier staat -onder meer- genoteerd:

" Medicatie bij opname

Geen

(......)

Probleemomschrijving:

We zagen een patiente met subjectieve angstklachten, geheugenklachten en stemmingsklachten met hypochondrische gedachten (angst om dement te worden), waarbij patiente in toenemende mate gehospitaliseerd is geraakt en in een neerwaartse spiraal terecht is gekomen. Differentiaal diagnostisch wordt gedacht aan een bipolaire stoornis (.....) en persoonlijkheidsproblematiek.

Beleid iom dr. (RTG: naam verweerder)

- opname PAAZ

- observatie

- activering

- medicatie blijft gesaneerd

- (....)

- zsm resocialisatie."

Op 11 september 2013 is gestart met Promethazine 25 mg 1dd2 a.n. standaard en vanaf

13 september 2013 is dit verhoogd naar 2dd1 z.n. Deze medicatie is in de daarop volgende dagen gecontinueerd.

Op 16 september 2013 vond een patientenbeleidsbespreking (PBB) plaats. Vanwege de neerwaartse spiraal waarin klaagster zich bevond, besprak verweerder diezelfde dag met klaagster het vervolgbeleid. In het dossier staat hierover vermeld:

" Aangesproken op huidig gedrag. Besproken dat pte nog 24 uur de kans krijgt om motivatie te laten zien en dat anders de behandeling stopt. Pte vraagt alleen om medicatie en zegt dat het zo niet meer gaat."

Op 17 september 2013 liet klaagster geen verbetering zien en maakte ze suicidale opmerkingen. Toen zij met een keukenmes overging tot automutilatie is klaagster in het kader van een IBS-inschatting kortdurend afgezonderd. Vanwege het niet kunnen voortzetten van de second-opinion zocht verweerder contact met de verwijzende psychiater met het verzoek tot terugplaatsing naar [E]. Verweerder besprak dit met klaagster, waarna die akkoord ging met haar terugplaatsing. Klaagster is per ambulance naar het ziekenhuis in [E] vervoerd waar zij heropgenomen werd op de PAAZ-afdeling.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster heeft drie klachtonderdelen geformuleerd:

a) verweerder heeft bij opname van klaagster al haar medicatie gestopt;

b) klaagster werd verboden om met anderen te praten;

c) bij het ontslag van klaagster heeft verweerder tegen een collega de opmerking gemaakt: "dit doen we met dat soort patienten"; deze opmerking heeft klaagster gekwetst.

Ter toelichting stelt klaagster dat al haar medicatie haar van de ene op de andere dag in [E] is afgenomen omdat dit, zo zei men in [E], een voorwaarde was voor de opname in [D]. De behandeling in [D] heeft een grote impact op klaagster gehad en heeft haar situatie aanzienlijk verslechterd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft - voor zover van belang kort en zakelijk weergegeven - als verweer het navolgende opgeworpen.

Tijdens de kortdurende opname in het kader van een second opinion is het verweerder helaas niet gelukt om een goede, productieve behandelrelatie met klaagster te realiseren. Verweerder heeft naar eer en geweten geprobeerd de impasse te doorbreken. Hoewel verweerder het spijtig vindt dat klaagster zich onheus/slecht bejegend voelt, is er geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

Ad a) Verweerder heeft de medicatie van klaagster niet stopgezet. De medicatie was reeds gestopt toen zij nog op de PAAZ-afdeling in [E] verbleef. Weliswaar heeft verweerder de verwijzende psychiater gezegd dat hij klaagster zonder medicatie wilde opnemen, maar de verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke afbouw van de medicatie ligt niet bij hem. Klaagster is bij opname akkoord gegaan met het behandelplan, waarin staat vermeld dat de medicatie gesaneerd blijft.

Ad b) Verweerder betwist dat het klaagster verboden was met anderen praten. Er is meerdere keren met klaagster gesproken. Er hebben follow-up contacten met de AIOS-psychiatrie plaatsgevonden en vanaf 13 september 2013 werden er vaste gespreksmomenten, drie keer per dag, met de verpleging ingesteld. Op 16 september 2013 is er ook contact met een psycholoog geweest. Ook tijdens de nachtdiensten hebben verpleegkundigen met klaagster gesproken.

Ad c) Verweerder kan zich niet herinneren een dergelijke uitspraak te hebben gedaan. Als verweerder een dergelijke opmerking zou hebben gemaakt, dan is dat in een andere context geweest en zeker niet tegen klaagster persoonlijk bedoeld. Het is nimmer zijn bedoeling geweest om klaagster op welke wijze dan ook te kwetsen.

5. De overwegingen van het college

Ad klachtonderdeel a)

Aan de hand van het dossier stelt het college vast dat de medicatie van klaagster reeds was stopgezet voordat zij in [D] werd opgenomen en dat klaagster bij opname in [D] heeft ingestemd met het behandelplan waarin staat opgenomen dat de medicatie gesaneerd blijft. Uit de stellingen van beide partijen blijkt bovendien dat voorafgaand aan de opname van klaagster er contact is geweest tussen verweerder en de verwijzende psychiater over de medicatiestop en dat in [E] tot afbouw van de medicatie is besloten. Hoewel het college van oordeel is dat het zorgvuldiger was geweest als verweerder, mede gelet op de mogelijke onthoudingsverschijnselen, meer aandacht voor de medicatiestop had gehad door contact op te nemen met de verwijzend psychiater, kan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt met betrekking tot de medicatiestop worden gemaakt. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

Voor de -overigens niet, althans onvoldoende onderbouwde- stelling van klaagster dat haar een verbod om te praten is opgelegd, heeft het college geen aanwijzingen in het dossier kunnen vinden. Daarentegen wordt het standpunt van verweerder dat er meerdere gesprekken met klaagster zijn gevoerd, ook buiten de afgesproken dagelijkse gespreksmomenten, door het dossier ondersteund. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

Aangezien verweerder de stelling van klaagster heeft betwist, kan het college niet vaststellen dat verweerder de opmerking waar klaagster over klaagt, heeft gemaakt. Voor zover verweerder heeft aangegeven dat hij niet uitsluit dat een dergelijke opmerking mogelijk in een andere context kan zijn gemaakt, kan het college evenmin vaststellen wat de context van de opmerking is geweest, zodat een tuchtrechtelijk verwijt aan verweerder niet is komen vast te staan. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. A.H.M.J.F. Piette als voorzitter, mr. H.P.H. van Griensven als lid-jurist, M.Ch. Doorakkers, H.J. Weltevrede en H.C.Th. Maassen als leden-beroepsgenoten,

in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken

op 13 april 2016 in aanwezigheid van de secretaris.