Onteigenen wordt eenvoudiger maar er is behoefte aan procedurele waarborgen

Onteigenen wordt eenvoudiger maar er is behoefte aan procedurele waarborgen

21 april 2016

Het IPO staat net als de VNG positief tegenover de voorgestelde wijziging van de Onteigeningswet. Wel is aandacht nodig voor procedurele waarborgen bij onteigeningen. Provincies en gemeenten worden hier bij invoering van de wetswijziging voor verantwoordelijk.

Gisteren vond in de Tweede Kamer een hoorzitting plaats over onteigening. Aanleiding hiervoor was een brief van de regering (van 25 november 2015) over grondbeleid. In die brief wordt een voorstel beschreven voor aanpassing van de huidige Onteigeningswet, in het kader van de stelselherziening Omgevingsrecht. Het is de bedoeling de aanpassingen van de onteigeningsregelgeving op te nemen in de Aanvullingswet Grondeigendom, en deze laatste te integreren in de Omgevingswet.

De hoorzitting was verdeeld in twee delen. Tijdens het eerste uur kwamen overheden en maatschappelijke organisaties aan bod. In het tweede deel spraken de leden van de Kamercommissie voor Infrastructuur en Milieu met advocaten en wetenschappers.

Het IPO liet bij monde van Anne-Marie Spierings ( gedeputeerde Noord-Brabant) weten enthousiast te zijn over de voorgestelde vereenvoudiging van de procedure rond onteigeningsproces. Wel maakte ze zich enigszins zorgen over de gevolgen van deze vereenvoudiging voor de rechtspositie van de betreffende burger. Voorkomen moet worden dat iemand die geen kennis heeft kunnen nemen van het besluit enkel door het verstrijken van een termijn, onteigend kan worden.

Het voorstel om een adviescommissie in het leven te roepen die een rol gaat spelen bij de onteigeningsprocedure kon op steun van Spierings en het IPO rekenen. Wel vinden de provincies dat er wel afspraken moeten gemaakt over een termijn waarbinnen de nieuwe commissie met haar advies komt.

Het thema ` procedurele waarborgen' domineerde de gehele hoorzitting. De Kamerleden van CDA, de VVD, en D66 stellen hier met name vragen over. Men is op zoek naar mogelijkheden voor alternatieven, om toch de vereiste zorgvuldigheid in het onteigeningsproces te bewerkstelligen. Andere thema's waren: het voorkomen van speculatie (PvdA/Houwers), de spanning tussen een globaal bestemmingsplan en flexibiliteit enerzijds en onteigening en rechtszekerheid anderzijds, .

Maatschappelijke organisaties, zoals het VOA (Vereniging van Onteigeningsadvocaten) en de FPG (Federatie Particulier Grondbezit) wijzen op het belang van rechterlijke toetsing van het onteigeningsbesluit en dat voorkomen moet worden dat een eigenaar onteigend is, simpelweg vanwege het verstrijken van de beroepstermijn.

De advocaten en wetenschappers in het tweede deel maakten op nog indringender wijze duidelijk dat er nog het een en ander schort aan het voorstel. Hierbij is opvallend dat verschillende deskundigen aangaven dat er geen noodzaak is om de Wet aan te passen omdat het huidige systeem tot tevredenheid van alle gebruikers functioneert. Bovendien werd de vraag gesteld of onteigening wel iets is, dat met het omgevingsrecht te maken heeft, en juist in het civielrechtelijke domein thuishoort.

De deskundigen noemden mogelijke alternatieven die aan de bezwaren tegemoet komen. Het komt er veelal op neer dat wanneer een regeling voor onteigening toch in de Omgevingswet terecht gaat komen, deze regeling zowel bestuursrechtelijke als civielrechtelijke trekken zal hebben.

De bedoeling is dat het Wetsvoorstel in 2017 wordt ingediend bij de Tweede Kamer en dat de Aanvullingswet opgaat in de Omgevingswet en gelijktijdig met die wet in 2018 in werking treedt.