Maidenspeech Harm Brouwer

Maidenspeech Harm Brouwer

door Harm Brouwer op 21 april 2016

Nederland staat voor een belangrijke taak, nu we een behoorlijke groep toegelaten asielzoekers huisvesting moeten verlenen.Dit terwijl er meer mensen wachten op een sociale huurwoning. Ook de mensen die al lang op de wachtlijst staan moeten zo snel mogelijk bediend worden. Daarom is het belangrijk dat er meer sociale woonruimte komt. Dit zei ik in mijn maidenspeech, die ik vandaag in de Tweede Kamer hield. Lees verder voor de integrale tekst.

Gesproken woord geldt.

Voorzitter

Ik houd vandaag mijn maidenspeech in dit mooie Parlement. Een goed moment voor een persoonlijke noot.

Ik ben bijna zestig jaar geleden geboren in Annerveenschekanaal, een dorpje op de grens van Drenthe en Groningen in de Veenkolonien, zo'n dorp met een lang recht kanaal met aan beide zijden een lint van boerderijen en arbeidershuisjes. Het dorp vertoont veel gelijkenis met de beschrijving van Geert Mak's boek "Hoe God verdween uit Jorwerd".

Nu was God zo'n halve eeuw geleden bij ons nooit zo prominent aanwezig met een bijna niet gebruikt hervormd kerkje. Anders dan een dorp verderop in Kielwindeweer, waar de gereformeerde Cocksianen de baas waren. Dat was te merken als we als kind door dit dorp fietsten en een kiezelstenenregen van de plaatselijke schooljeugd om de oren kregen, iets wat andersom trouwens ook het geval was.

Verder was er toen net als in Jorwerd nog werk in het dorp. Naast de boeren en de boerenknechten was er een keur aan middenstand en ambachtslieden en natuurlijk een kleuter -en een lagere school, openbaar dat wel.

Dit schooljaar is er voor het eerst geen school meer in Annerveenschekanaal. Van de andere werkgelegenheid zijn alleen nog enkele boerenbedrijven overgebleven. De mensen werken nu elders. De conclusie is dat het dorp van een leef gemeenschap naar woondorp is geevolueerd, een demografische beweging die gepaard gaat met krimp - een onderwerp dat ik in mijn portefeuille heb gekregen en dat me vanwege mijn eigen afkomst zeer aan het hart gaat.

Ik heb de overtuiging dat de kracht- en inspiratiebron in je leven in de vroege jeugd is te vinden. In mijn jeugdjaren werd mij de boerderij aangewezen waar de toenmalige directeur -generaal van de wereldvoedselorganisatie het FAO de heer Addie Boerma zijn jeugd had doorgebracht. Addeke Boerma is in 1967 door premier Piet de Jong als zodanig voorgedragen en is, voor zover mij bekend, de enige uit Nederland op die hoge post geweest.

De reden dat ik mij voorzichtig aan hem probeer te spiegelen is niet alleen dat het zijn drijfveer was om honger en armoe uit de wereld te helpen maar ook dat hij in `67 al vond dat de medewerkers achter hun bureaus vandaan moesten komen en het veld in gaan. In deze tijden zou ik zeggen dat we ons te veel in de systeemwereld begeven terwijl we juist de leefwereld moeten opzoeken. Deze aberratie van het zoeken van oplossingen in systeemwerelden is overigens sinds `67 niet afgenomen maar juist toegenomen, ook hier in dit huis.

Verder , voorzitter, heb ik mij meer dan dertig jaar ingezet voor de publieke sector zoals gemeenten, arbeidsbureau, welzijnsinstellingen en vakbeweging, waarbij mijn periode als regiohoofd FNV Noord Nederland mij nog het meest aan het hart is gelegen. Iets doen voor mensen waarvoor hun werk kostbaar bezit is en waarbij voortdurend gevaren om de hoek liggen die hun bestaanszekerheid in gevaar kunnen brengen.

Dat was ook vlak na de dood van Joop den Uyl mijn motief en motivatie om lid te worden van de PvdA. Na 25 jaar actief in vele geledingen van de vereniging wilde ik graag ook de uitdaging van een vertegenwoordigende positie proeven. Dat dit mij nu tijdelijk als invaller is gelukt zie ik als een groot voorrecht. Wat is er mooier dan een van de honderdvijftig personen te zijn die 17 miljoen inwoners van Nederland mogen vertegenwoordigen.

Ik wil dit laten zien door nu de visie van de PvdA op het in behandeling zijnde wetsvoorstel te geven, namelijk de 'wijziging Woningwet tijdelijke uitbreiding werkgebied corporaties tbv vergunninghouders''.

Nederland staat voor een belangrijke taak, nu we een behoorlijke groep toegelaten asielzoekers huisvesting moeten verlenen. Dit jaar is er een taakstelling van naar verwachting ruim 40.000 vergunninghouders die woonruimte moeten krijgen. Dit terwijl er meer mensen wachten op een sociale huurwoning. Ook de mensen die al lang op de wachtlijst staan moeten zo snel mogelijk bediend worden. Daarom is het belangrijk dat er meer sociale woonruimte komt, zowel onzelfstandig als zelfstandig en zowel tijdelijk als permanent. Dit wetsvoorstel kan helpen om de knelpunten op te lossen en krijgt daarom onze steun.

Wij maken ons wel zorgen over de snelheid waarmee het gemeenten en woningbouwcorporaties lukt om nieuwe woonruimte te realiseren, de achterstanden in de huisvesting van vergunninghouders lijken toe te nemen en van de nieuwe instrumenten is nog niet duidelijk hoe ze functioneren. Daarom is het belangrijk dat we de vinger aan de pols houden rond dit snel veranderende onderwerp en de regering actief blijft zoeken welke instrumenten werken en of instrumenten aangepast moeten worden. We horen graag de ervaringen tot nu toe en nemen aan dat de regering hier proactief mee bezig blijft.

Die open houding moet wat ons betreft ook gelden ten aanzien van de voorwaarden in de regeling die we nu mogelijk maken. Het staat voor ons voorop dat we de lessen uit de enquete naar de misstanden bij woningcorporaties niet uit het oog moeten verliezen. De corporaties moeten ervoor zorgen dat ze hun risico's goed beheersen en nu geen onverantwoorde risico's overnemen van de particuliere eigenaren. Daar moet de Autoriteit Woningcorporaties goed op toezien.

Maar binnen de regeling is een aantal beperkingen waarvan in de praktijk moet blijken hoe belemmerend ze werken. Dan denk ik aan de markttoets, de maximale investering van EUR10.000 per verhuureenheid en de eis dat minimaal de helft van de huurders bij aanvang vergunninghouder moeten zijn. Wat gaat de regering doen als uit de markttoetsen blijkt dat er voor het leveren van deze diensten praktisch geen private interesse is? Het is goed dat gemeenten en corporaties met de maximale investering van EUR10.000 gedwongen worden te zoeken naar de meest efficiente mogelijkheden om woonruimte te scheppen, maar wat als er in de toekomst meer nodig is doordat het laaghangende fruit geplukt is? En wat is de consequentie als een corporatie en gemeente hun best gedaan hebben om minimaal de helft van de wooneenheden aan vergunninghouders te verhuren, maar dit is door omstandigheden niet gelukt?

Ook de eindtermijn van deze regeling kan volgens mij niet in steen gebeiteld worden. Op dit moment eindigt de regeling na vijf jaar, maar niemand kan goed voorspellen hoe de wereld er dan uitziet. Maar daarover kan deze minister geen toezeggingen doen.

Ik zie dit wetsvoorstel als een goede aanzet om meer woonruimte voor vergunninghouders te kunnen maken, maar het komt er vooral op aan dat alle partijen zich maximaal in blijven spannen. Ik hoop daarbij op een positieve - en actieve houding van de minister te mogen rekenen.

Ook wil ik verwijzen naar de brief van de vier grote gemeenten, waarin ze aangeven de opgave voor de huisvesting van statushouders niet te kunnen regelen met de huidige middelen voor werk en participatie, onderwijs en zorg. Ook vragen we ons af of de huidige regeling voor de subsidie voor woonruimte voldoende zal zijn voor de verhoogde taakstellingen voor huisvesting van statushouders? Het is volstrekt duidelijk dat voor een goede en snelle integratie van vergunninghouders naast huisvesting ook werk, participatie, onderwijs en zorg nodig is. Zolang er bestuurlijke onrust en onduidelijkheid blijft zal het moeilijk blijven om de huisvesting voortvarend ter hand te nemen.

In breder perspectief zullen zo snel mogelijk vele nieuwe wooneenheden voor de sociale huursector bijgebouwd moeten worden, zoals op 8 oktober vorig jaar in de motie de Vries is vastgelegd, om de druk te verminderen om alle woningzoekenden die op de sociale huursector zijn aangewezen hun woonrecht te vergunnen.

Ten slotte nog een voorbeeld van een initiatief uit de samenleving. In de omgeving van Eelde, in mijn woongemeenteTynaarlo, worden in twee panden vanaf april circa 150 vergunninghouders tijdelijk opgevangen. Het gaat om een unieke proef van INLIA, in samenwerking met de gemeente Tynaarlo, die statushouders sneller laat integreren in de regio en tegelijkertijd ruimte voor nieuwgekomen vluchtelingen vrijmaakt in overvolle azc's.

De nu leegstaande panden in Eelde zijn de voormalige Dutch Flight Academy en de voormalige jeugdkliniek van Verslavingszorg Noord Nederland, waar 50 personen een plek kunnen krijgen. Statushouders die nog geen woning hebben, worden tijdelijk in deze 'tussenvoorziening' ondergebracht en beginnen direct met hun integratie in de Nederlandse maatschappij. Een groot voordeel van de tussenvoorziening is dat mensen alvast kunnen starten met integreren in hun regio. Ook wil de gemeente deelname aan sport en culturele activiteiten stimuleren in samenwerking met de lokale kerken, verenigingen en maatschappelijke instellingen. Op deze wijze, terugkomend op het begin van mijn speech, kunnen statushouders misschien nog een impuls geven aan het platteland om van woondorpen misschien weer iets meer leefgemeenschappen te maken.

Dank u wel.