Tuchtrecht | Overige klachten | ECLI:NL:TGZCTG:2016:172

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:172

Datum uitspraak: 21-04-2016

Datum publicatie: 21-04-2016

Zaaknummer(s): c2015.283

Onderwerp: Overige klachten

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Klaagster is bekend met een bipolaire I stoornis. Klaagster verwijt verweerster onder andere onterechte opname en onheuse bejegening en voorts dat er gesprekken met haar kinderen zijn gevoerd buiten aanwezigheid van de ouders. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het beroep van klaagster wordt verworpen.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.283 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., psychiater, werkzaam te B., verweerster in beide instanties.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 14 oktober 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 mei 2015, onder nummer 14/370, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2015.282 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

22 maart 2016, waar zijn verschenen de psychiater, bijgestaan door mevrouw

D. Klaagster is niet ter terechtzitting verschenen.

Als getuige aan de zijde van de psychiater is gehoord mevrouw E.

Mevrouw E. heeft de belofte afgelegd.

De psychiater heeft haar standpunten ter terechtzitting nader toegelicht.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Verweerster is werkzaam als psychiater bij F te B.

2.2. Klaagster is op 1 oktober 2011 en 3 oktober 2011 gezien op de Spoedeisende Psychiatrie. Op 3 oktober 2011 is klaagster beoordeeld door een arts-assistent en was verweerster achterwacht. Klaagster was via Vangnet en Advies (G.) aangemeld bij Spoedeisende Psychiatrie, nadat zij door de politie was meegenomen na een incident (klaagster was op twee hoog uit het raam geklommen en dreigde naar beneden te springen).

2.3. Een onderzoeksverslag van 3 oktober 2011 luidt - voor zover thans van belang - als volgt:

"(...)

reden aanmelding (...) Patiente [klaagster, RTG] bekend met een bipolaire 1 stoornis, sinds enige dagen in beeld omdat ze manisch ontregelt en daarbij psychotisch lijkt te zijn. (...)

huidige medicatie Lithium 2dd400mg en 1dd200mg

Zyprexa 10mg(...)

Hulpvraag client/systeem Patiente zegt hulp te willen omdat ze zo aan het \'malen\'is over alles.

Partner wil graag dat patiente wordt opgenomen.

(...)

auto-anamnese Patiente kan niet vertellen waar ze is. Ze vertelt dat ze vandaag uit het raam van de tweede verdieping wilde klimmen omdat de deur op slot zat en ze toch haar moeder van de tram wilde halen om haar te knuffelen.

Ze snapt wel dat dit gevaarlijk is en dat het zorgelijk is. Patiente zegt niet dood te willen. Ze vertelt dat het slecht gaat; ze is veel aan het malen het afgelopen jaar. Ze (...) vindt het moeilijk haar gedachten op een rij te krijgen. Desondanks wil ze graag verder met haar dagelijkse bezigheden (ze is leesmoeder) en ze vindt het erg dat dat niet lukt.

Wil wel graag hulp maar kan niet zeggen hoe dit er uit zou moeten zien. Wil wel nadenken over een evt opname.

(...)

Conclusie (...) het betreft een 39-jarige vrouw bekend met een bipolaire 1 stoornis, nu een manische episode waarbij psychotische kenmerken.

Patiente vertoont levensgevaarlijk gedrag (dreigt uit het raam op de 2^e verdieping te springen) en is toenemend chaotisch in gedachten. Daar zij de ernst van de situatie inziet, wil zij zich graag vrijwillig laten opnemen.

(...)"

2.4 In de periode van 12 juni 2013 tot en met 22 juli 2013 was klaagster onder behandeling van het Intensief behandelteam Thuis (IBT).

Op 20 juni 2013 heeft een eerste huisbezoek plaatsgevonden waarbij zowel klaagster, haar echtgenoot als haar beide kinderen aanwezig waren.

2.5. Op 9 juli [het CTG leest:] 2013 heeft een huisbezoek plaatsgevonden waarbij klaagster en (onder meer) verweerster aanwezig waren. Het door verweerster daarvan opgemaakte verslag luidt - voor zover thans van belang - als volgt:

"Pte [klaagster, RTG] gesproken over medicatie.

Ze blijft eigenlijk herhalen dat ze geen medicatie meer wil, ze denkt het niet nodig te hebben en wil niet jaren in een cocon rondlopen en dan alsnog psychotisch worden. Ze heeft ook niet het idee dat medicatie haar gaat helpen, Ze heeft juist meer behoefte aan relatie therapie en individuele psychotherapeutische gesprekken.

Ondanks uitleg en motivatie van onze kant verandert dat niet.

Ze geeft aan dat als wij niet meer komen, ze de medicatie ook niet meer zal gaan gebruiken. Ons en haar afgevraagd of we dan per vandaag meteen moeten stoppen of nog door moeten gaan (...).

Uiteindelijk gekozen om de komende weken gewoon nog dagelijks op huisbezoek te gaan en haar de medicatie aan te bieden (...)"

2.6. Het verslag van een huisbezoek op 11 juli 2013 waarbij een betrokken psycholoog en een sociaal psychiatrisch geneeskundige aanwezig waren luidt - voor zover thans van belang - als volgt:

"Gesprek HB met oudste twee kinderen(...). De grote kinderen gaan aan tafel zitten en praten heel serieus. (...) Over de kopp groepen verteld, ze hebben hier wel oren naar, vooral het contact met leeftijdgenoten. Verteld dat we hun vader gaan vragen of hij een gesprek wil bij in geest waarna hij hen kan aanmelden.

Dit ook nog even teruggekoppeld aan pte die aan het eind naar beneden kwam.(...)"

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in (i) dat verweerster klaagster ten onrechte op een gesloten afdeling heeft laten opnemen met medicatieverhoging, (ii) dat verweerster klaagster onheus heeft bejegend tijdens een huisbezoek, (iii) dat ten onrechte gesprekken zijn gevoerd door verweerster met de kinderen van klaagster zonder aanwezigheid van de ouders.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1 Het college wijst er bij de inhoudelijke beoordeling allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Het gaat daarbij om persoonlijke verwijtbaarheid van de beroepsbeoefenaar.

5.2 Het college zal de klacht per klachtonderdeel beoordelen, waarbij wordt opgemerkt dat voor zover klaagster in haar reactie op het proces-verbaal van vooronderzoek nieuwe klachten naar voren heeft gebracht, deze nieuwe klachten buiten beschouwing zullen worden gelaten, nu daarvoor in dat stadium geen ruimte bestond.

Ad (i)

5.3 Naar het oordeel van het college heeft verweerster voldoende gemotiveerd uiteengezet wat haar beweegredenen zijn geweest om in te stemmen met de beslissing van de betrokken arts-assistent om klaagster op 3 oktober 2011 te laten opnemen op de gesloten afdeling van de H.. Bovendien blijkt uit het dossier dat klaagster op dat moment ook zelf in zag dat opname noodzakelijk was en was de opname klaarblijkelijk vrijwillig, waarbij het college opmerkt dat ook indien de opname niet vrijwillig zou hebben plaatsgevonden, dit in de gegeven omstandigheden eveneens gerechtvaardigd zou zijn geweest. Met betrekking tot de gestelde omstandigheden waaronder klaagster zich tijdens de opname bevond, heeft te gelden dat verweerster daar niet bij betrokken is geweest, maar zij heeft desondanks de gestelde misstanden gemotiveerd weerlegd. Aldus is dit onderdeel van de klacht ongegrond.

Ad (ii)

5.4 Klaagster steltdat verweerster haar onheus heeft bejegend tijdens een huisbezoek, waarin verweerster heeft getracht klaagster haar beslissing om te stoppen met haar medicatie te laten heroverwegen. Verweerster heeft de omstandigheden waaronder dit bezoek heeft plaatsgevonden uitgebreid toegelicht. Verweerster is daarbij niet te ver gegaan. Daarvoor zijn geen aanwijzingen te vinden. Voor zover klaagster verweerster verwijt dat verweerster haar zou hebben geadviseerd slaapmedicatie in combinatie met alcohol te gebruiken, is hiervoor evenmin een aanwijzing in het dossier te vinden. Verweerster heeft gemotiveerd toegelicht wat de medicatievoorschriften waren. Daarnaast heeft kennelijk een incident plaatsgevonden op 20 juli 2011, waarbij de echtgenoot en een vriendin van klaagster contact hebben gezocht met de spoedeisende psychiatrie omdat zij zich ernstige zorgen maakten over klaagster, maar daarbij is verweerster niet betrokken geweest, zodat haar reeds om die reden geen verwijt kan worden gemaakt.

Ad (iii)

5.5 Ten aanzien van het klachtonderdeel inhoudendedat ten onrechte gesprekken zijn gevoerd door verweerster met de kinderen van klaagster zonder aanwezigheid van de ouders overweegt het college dat uit het dossier blijkt dat de ouders bij het eerste gesprek met de kinderen aanwezig waren. Voor zover klaagster doelt op het gesprek van 11 juli 2013 heeft te gelden dat verweerster daaraan geen deel nam. Bovendien was klaagster wel in huis en aan het einde van het gesprek is zij nog op de hoogte gesteld van wat is besproken, zo blijkt uit het dossier. Hieruit is op geen enkele wijze een gegrond verwijt jegens verweerster af te leiden, waarbij nog wordt opgemerkt dat het in overeenstemming met de professionele standaard is om dit soort gesprekken met familieleden van patienten te voeren, bij wie over het algemeen ook een grote behoefte bestaat aan contact met de betrokken behandelaars.

5.6 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt."

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Aanhoudingsverzoek

4.1 Klaagster heeft zich kort voor de aanvang van de terechtzittingbij de gerechtsbode gemeld met de mededeling dat zij zich plotseling niet lekker voelde. Zij heeft via de bode om aanhouding van de behandeling ter terechtzitting verzocht en is vervolgens terstond vertrokken.

4.2 Gelet op enerzijds het belang van klaagster bij aanhouding van de zaak teneinde bij de terechtzitting aanwezig te kunnen zijn en anderzijds het belang van de psychiater bij een voortvarende behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege beslist dat de behandeling van de zaak doorgang diende te vinden, nu zonder nadere onderbouwing onvoldoende is gebleken dat klaagster, die kort voor aanvang van de terechtzitting wel in het gerechtsgebouw aanwezig was, de zitting niet bij kon wonen.

5. Beoordeling van het beroep

5.1 In hoger beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht. Het Centraal Tuchtcollege laat buiten beschouwing de klacht over - kort gezegd - het negeren door de psychiater van de mishandeling van klaagster. Terecht heeft de psychiater opgemerkt dat dit klachtonderdeel in eerste aanleg niet aan de orde is geweest. Nu het hoger beroep ertoe strekt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over klachten of bepaalde onderdelen daarvan ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen, valt dit nieuwe klachtonderdeel buiten het bereik van dit beroep.

5.2 De psychiater heeft in beroep verweer gevoerd en - impliciet - geconcludeerd

tot verwerping van het beroep.

5.3 Voor wat betreft het derde klachtonderdeel, dat er ten onrechte gesprekken zijn gevoerd met de kinderen van klaagster buiten aanwezigheid van de ouders, overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt. Ter zitting in beroep heeft de psychiater gesteld dat daar waar door hulpverleners met de kinderen van klaagster is gesproken deze gesprekken altijd met klaagster en haar partner zijn voorbesproken en aan hen zijn teruggekoppeld. Desgevraagd heeft de getuige deze lezing ter terechtzitting bevestigd.

5.4 Voor het overige heeft de behandeling van de zaak in beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

6. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, mr. J.P. Balkema en

mr. A.R.O. Mooy, leden-juristen en drs. A.C.L. Allertz en mr. drs. R. Zuijderhoudt, leden- beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 april 2016. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.