Tuchtrecht | Onjuiste verklaring of rapport | ECLI:NL:TGZRSGR:2016:55

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2016:55

Datum uitspraak: 17-05-2016

Datum publicatie: 17-05-2016

Zaaknummer(s): 2015-064

Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen een bedrijfsarts. Het advies/de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) onzorgvuldig voorbereid. Zonder medisch onderzoek, zonder de medische gegevens van klaagster op te vragen en zonder de behandelaren te raadplegen en zonder de vragen van de FML-lijst met klaagster te bespreken. Het advies/de FML is ook onjuist. Gegrond. De arts heeft met de FML een prognose willen geven en niet de op dat moment bestaande belastbaarheid. Dit had hij expliciet in het advies moeten kenbaar maken. De arts heeft klaagster niet onderzocht en beschikte niet over (voldoende) actuele medische informatie en onduidelijk is dan ook op welke gronden de arts heeft vastgesteld dat klaagster mogelijkheden had of zou krijgen. Waarschuwing.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Datum uitspraak: 17 mei 2016

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C,arts arbeid en gezondheid - bedrijfsgeneeskunde,

wonende te D,

verweerder.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlage, ontvangen op 16 maart 2015

- het verweerschrift

- de repliek

- de brief van 24 februari 2016 van klaagster.

1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 22 maart 2016. De heer E is verschenen als gemachtigde van klaagster en voorts is verweerder verschenen. Zij hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

2. De feiten

2.1 Klaagster is spina bifida patient. Zij heeft zich op 3 februari 2014 ziek gemeld bij haar werkgever.

2.2 Verweerder is werkzaam voor F, de arbodienst van de werkgever van klaagster. Hij heeft klaagster twee keer gezien in het kader van de verzuim- en re-integratiebegeleiding, onder andere op 27 januari 2015. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder een advies opgesteld (hierna: het advies).

In het advies staat onder meer:

"(..)

Huidige stand van zaken

Uw medewerkster, [klaagster] heeft medisch gezien op dit moment geen tot marginaal benutbare mogelijkheden

ADVIES

- voorlopig arbeidsongeschikt;

(...)

Toelichting geen benutbare mogelijkheden om te werken

[Klaagster] is nog niet in staat om enige vorm van werk te verrichten. Er is intensieve behandeling gaande vanwege de (gezondheids)klachten. Vanwege de intensiteit van de behandeling is enige vorm van arbeid (nog) niet mogelijk.

(...)

Prognose einddoel re-integratie

Blijvend ongeschikt voor het eigen werk, geschikt voor passend werk.

- Een FML (functionele mogelijkheden lijst) is opgemaakt, waarin de belastbaarheid is weergegeven.

(...)"

De in het advies genoemde functionele mogelijkheden lijst (hierna: de FML) is bij het advies gevoegd. In de FML staat onder meer:

"(...)

IV.18 Lopen

(...)

2 beperkt kan ongeveer een kwartier achtereen lopen (naar de brievenbus)

(...)

IV.20 Trappen lopen

(...)

3 sterk beperkt kan in een keer slechts een bordestrapje op- of aflopen tenminste 5 keer p.u.

(...)

IV.22 Knielen of hurken

(...)

1 beperkt kan niet of nauwelijks knielend of hurkend met de handen de grond bereiken

(...)

V.2 Zitten tijdens het werk

(...)

2 beperkt kan zo nodig gedurende de helft van de werkdag zitten (ongeveer 4 uren)

(...)

VI WERKTIJDEN

Normaal functioneren

(...)."

Verweerder heeft het advies en de FML naar klaagster en naar haar werkgever verzonden.

2.3 Klaagster is thans volledig en duurzaam arbeidsongeschikt.

3. De klacht

Klaagster verwijt verweerder, samengevat weergegeven, dat hij het advies/de FML onzorgvuldig heeft voorbereid omdat hij geen medisch onderzoek heeft verricht, geen medische gegevens heeft opgevraagd, de vragen niet met klaagster heeft besproken en evenmin behandelaren van klaagster heeft geraadpleegd. Het advies/de FML is ook onjuist. Volgens klaagster zijn de in de FML opgenomen functionele mogelijkheden onrealistisch, zoals onder meer de in de FML genoemde mogelijkheid om: een kwartier te lopen en staan; vijf keer per uur een bordestrapje op- of af te lopen; vier uur te zitten gedurende de werkdag, en de mogelijkheid om beperkt te hurken of knielen. Voorts is de vermelding in de FML dat "Normaal functioneren" mogelijk is, onbegrijpelijk. Deze vermelding strookt ook niet met de in de FML opgenomen beperkingen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 In het advies van verweerder is vermeld dat klaagster nog niet in staat is om enige vorm van werk te verrichten en dat zij voorlopig arbeidsongeschikt is. Het College constateert dat de door verweerder opgestelde FML niet op alle onderdelen strookt met het advies, nu uit de FML kan worden afgeleid dat klaagster weliswaar beperkingen had maar niet volledig arbeidsongeschikt was. Zo staat in de FML onder meer dat klaagster in staat moet worden geacht om gedurende de helft van de werkdag te zitten (ongeveer vier uren). Voorts is onder het kopje "werktijden" vermeld: "normaal functioneren". Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat hij de FML heeft gebruikt als hulpmiddel om de mogelijkheden in het kader van een toekomstig re-integratietraject te onderzoeken, als `doorkijkje naar de toekomst'. Hij heeft klaagster daarmee willen helpen; klaagster was op het moment van het uitbrengen van het advies weliswaar volledig arbeidsongeschikt, maar verweerder wilde dat niet in de FML tot uitdrukking brengen zodat er voldoende ruimte bleef voor re-integratie in de toekomst. Hij hoopte daarmee te bereiken dat de werkgever van klaagster voorzieningen op het werk zou treffen zodat klaagster, ondanks haar ziekte, mogelijk toch werkzaam zou kunnen blijven bij haar werkgever.

5.2 Het College begrijpt uit de hiervoor weergegeven toelichting van verweerder dat hij met de FML een prognose heeft willen geven voor de toekomstige belastbaarheid van klaagster en dat daarin niet, zoals te doen gebruikelijk, de op dat moment bestaande belastbaarheid is weergegeven. Naar het oordeel van het College had verweerder expliciet in het advies of in de FML tot uitdrukking moeten brengen dat de FML geen momentopname betrof maar een prognose voor de toekomst, teneinde te voorkomen dat de FML verkeerd zou worden begrepen. Verweerder heeft dat echter nagelaten en daarmee onzorgvuldig gehandeld; hij heeft bij klaagster en mogelijk ook bij haar werkgever ten onrechte de indruk gewekt dat klaagster toch beperkt belastbaar was. Verweerder heeft tijdens het consult op 27 januari 2015 aan klaagster evenmin toegelicht wat hij als functie van de FML zag, ondanks het feit dat klaagster toen uitdrukkelijk haar zorg heeft geuit over zijn voornemen zonder nadere informatie de FML in te vullen. Dat heeft onrust en onbegrip bij klaagster teweeggebracht, de goede bedoelingen van verweerder ten spijt.

Aan het voorgaande doet niet af dat klaagster na ontvangst van de FML opheldering aan verweerder had kunnen vragen alvorens een klacht in te dienen, zoals verweerder heeft aangevoerd.

5.3 Ook los van het voorgaande ontmoet de wijze waarop verweerder de FML heeft ingevuld, bezwaren bij het College. Verweerder diende zich een oordeel te vormen over de mogelijkheden en beperkingen van klaagster aan de hand van eigen onderzoek en/of recente medische informatie van de behandelaren van klaagster. Vast staat dat verweerder klaagster niet heeft onderzocht en dat hij niet beschikte over (voldoende) actuele medische informatie. Onduidelijk is op welke gronden verweerder destijds tot de conclusie is gekomen dat klaagster de in de FML weergegeven mogelijkheden had of in de nabije toekomst zou krijgen. Verweerder heeft dat niet inzichtelijk kunnen maken.

5.4 De conclusie is dat verweerder een verwijt treft zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de Wet BIG en dat de klacht gegrond is. Het College acht de maatregel van een waarschuwing passend. Daarbij is er rekening mee gehouden dat verweerder met het opstellen van de FML op zichzelf goede bedoelingen heeft gehad en dat hij in het advies zelf wel tot uitdrukking heeft gebracht dat hij klaagster volledig arbeidsongeschikt achtte.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

legt op de maatregel van waarschuwing.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.E.B. ter Heide, voorzitter, M.E. Honee, lid-jurist,

dr. J.H.A.M. Tuerlings, dr. B. van Ek en R.P. van Straaten, leden-artsen, bijgestaan door

mr. G.G.M.L. Huntjens, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2016.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klaagster en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.