Uitspraak 201403816/2/R4

Tegen: de raad van de gemeente Borger-Odoorn

Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig

Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Drenthe

ECLI: ECLI:NL:RVS:2016:1353

201403816/2/R4.

Datum uitspraak: 18 mei 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de stichting "Stichting Leefbaar Noord-Oost Borger" (hierna: de SLNOB), gevestigd te Borger, gemeente Borger-Odoorn,

appellante,

en

de raad van de gemeente Borger-Odoorn,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 maart 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Hunebedcentrum" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft de SLNOB beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 april 2015, waar de SLNOB, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door N.B. Harmsen, werkzaam bij de gemeente, en door ir. D.A. Alkemade, zijn verschenen. Voorts is het Hunebedcentrum, vertegenwoordigd door H. Klompmaker, directeur, en door A.G. Liewes, bestuurslid, als partij gehoord.

Bij tussenuitspraak van 29 juli 2015 in zaak nr. 201403816/1/R4 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 13 maart 2014 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 26 november 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Hunebedcentrum" gewijzigd vastgesteld.

De SLNOB is in de gelegenheid gesteld haar zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen. De SLNOB heeft daarvan gebruik gemaakt.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 16.2 geoordeeld dat het besluit van 13 maart 2014 is genomen in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, voor zover artikel 1, lid 1.23, van de planregels niet omschrijft wat onder horeca categorie II moet worden verstaan en evenmin verwijst naar een bijlage bij de planregels waarin deze categorie horeca inrichtingen nader wordt omschreven.

2. Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak is het beroep van de SLNOB tegen het besluit van 13 maart 2014 gegrond. Het besluit van 13 maart 2014 dient wegens strijd met het rechtszekerheidsbeginsel te worden vernietigd, voor zover het artikel 1, lid 1.23, van de planregels betreft.

3. Bij besluit van 26 november 2015 heeft de raad het plan gewijzigd vastgesteld.

In artikel 1, lid 1.23, van de planregels is ondergeschikte horeca omschreven als niet-zelfstandige horeca die is of wordt gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder b, zijn de voor "Cultuur en ontspanning - Museum en kenniscentrum" aangewezen gronden mede bestemd voor ondergeschikte horeca.

Ingevolge lid 4.4, onder a, is ongeschikte horeca uitsluitend toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende criteria:

1. binnen het plangebied mogen alleen horeca-activiteiten plaatsvinden gedurende de dagperiode en de avondperiode tot 22:30 uur;

2. de horeca-activiteiten zijn gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

3. de gezamenlijke oppervlakte van de horeca-activiteiten, voor zover binnenpands, bedraagt maximaal 300 m2 dan wel maximaal 20% van het bestaande hoofdgebouw;

4. gebruik ten behoeve van feesten en partijen is niet toegestaan.

4. De SLNOB voert naar aanleiding van het besluit van 26 november 2015 aan dat in artikel 4, lid 4.4, onder a, van de planregels ten onrechte geen beperkingen zijn gesteld aan de activiteiten die in het museum kunnen plaatsvinden, anders dan dat gebruik ten behoeve van feesten en partijen niet is toegestaan.

De SLNOB betoogt voorts dat het plan ten onrechte avondopenstelling van de horeca mogelijk maakt, indien het museum 's avonds open is. De SLNOB stelt dat voorheen 's avonds vaak vergaderingen en feesten in het Hunebedcentrum werden gehouden, terwijl de sluitingstijd toen 18.00 uur was. Daartegen is niet handhavend opgetreden. De SLNOB stelt dan ook niet te verwachten dat nu wel handhavend zal worden opgetreden.

5. De Afdeling overweegt dat artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a, van de planregels niet is gewijzigd voor zover dit betrekking heeft op de avondopenstelling van de horeca. Daarover heeft de Afdeling geoordeeld in de tussenuitspraak. Voor zover de SLNOB zich keert tegen overwegingen van de tussenuitspraak, overweegt de Afdeling dat zij behoudens zeer uitzonderlijke gevallen niet kan terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een zeer uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel moet worden uitgegaan.

In artikel 4, lid 4.4, zijn beperkingen gesteld aan het gebruik ten behoeve van horeca van de gronden met de bestemming "Cultuur en ontspanning - Museum en kenniscentrum". Dit artikel beperkt de periode waarin horeca-activiteiten mogen plaatsvinden, de aard van de horeca-activiteiten en de oppervlakte van de horeca-activiteiten. In hetgeen de SLNOB heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat met artikel 4, lid 4.4, aan het gebruik van de gronden met de bestemming "Cultuur en ontspanning - Museum en kenniscentrum" ten behoeve van ondergeschikte horeca voldoende beperkingen zijn gesteld,

6. Het beroep van SLNOB tegen het besluit van 26 november 2015 is ongegrond.

7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Borger-Odoorn van 13 maart 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Hunebedcentrum" gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van gemeente Borger-Odoorn van 13 maart 2014, voor zover het artikel 1, lid 1.23, van de planregels betreft;

III. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Borger-Odoorn van 26 november 2015 ongegrond;

IV. gelast dat de raad van de gemeente Borger-Odoorn aan de stichting Stichting Leefbaar Noord-Oost-Borger het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van EUR 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, griffier.

w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Bijleveld

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2016

433.