Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZREIN:2016:40

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2016:40

Datum uitspraak: 18-05-2016

Datum publicatie: 18-05-2016

Zaaknummer(s): 15182

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen: Gegrond, waarschuwing

Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder, huisarts, dat hij haar eerder had moeten doorverwijzen naar een oogarts. Door dit niet te doen heeft klaagster blijvend visusverlies door een bacteriele infectie in haar oog. Het college is van oordeel dat verweerder betere controle-afspraken had moeten maken.Klacht deels gegrond.Waarschuwing.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Uitspraak: 18 mei 2016

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 20 november 2015 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

gemachtigde mr. S. Kragt te Assen

tegen:

[C]

huisarts

werkzaam te [B]

verweerder

gemachtigde mr. S.J. Berkhoff-Muntinga te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift

- aanvullende informatie klaagster en CD-rom

- de brief van de gemachtigde van klaagster met bijlagen van 7 maart 2016

- het medisch dossier oogziekenhuis

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 4 april 2016 behandeld. Partijen waren aanwezig, beide partijen bijgestaan door hun gemachtigden.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Verweerder is als huisarts werkzaam in een HOED-praktijk. Klaagster is als patiente ingeschreven bij een van de andere artsen van de praktijk. Verweerder zag klaagster op 12 augustus 2015 in verband met de afwezigheid van zijn collega, omdat zij last had van een pijnlijk en rood linkeroog. Gevraagd naar de mogelijke oorzaak daarvan, vertelde zij dat ze drie dagen tevoren per ongeluk oordruppels in plaats van oogdruppels had gedruppeld, waarna ze wel haar oog direct gespoeld had met water, omdat het nogal prikte. Verder vertelde ze dat haar dochtertje die nacht naast haar had gelegen en mogelijk met een vinger in haar oog had geprikt. Bij onderzoek zag verweerder, zoals hij ook bij de letter O in het dossier vermeldde, een flink rood oog en recht voor de pupil op het hoornvlies, uitlopend naar de bovenzijde, een forse erosie. De visus was 0,16. Bij de letter E vermeldde verweerder in het dossier: ulcus corneae. Verweerder heeft het oog met kleurstof onderzocht. Vervolgens heeft hij klaagster behandeld met een oogverband met chlooramfenicolzalf en sprak hij een controle af voor de volgende dag.

Aan het einde van de middag op 12 augustus 2015 belde klaagster met de assistente van de praktijk (verweerder was niet aanwezig) dat ze veel pijn had. Verweerder heeft advies gegeven om extra zalf in het oog te doen en twee tabletten van 500 mg paracetamol te nemen.

Toen klaagster de volgende dag, op 13 augustus 2015, bij hem kwam, noteerde verweerder:

S geen verbetering

O nog flinke erosie

E ulcus cornea

Verweerder heeft tijdens dat consult de oogarts in het ziekenhuis telefonisch geraadpleegd. Over dit overleg staat in het dossier: "zo doorgaan, goed drukkend verband aanleggen". Klaagster had bij dit consult haar zalf niet bij zich. Het ten behoeve van het onderzoek eerst verwijderde verband heeft verweerder opnieuw aangebracht met enkele extra gazen om de druk te vergroten en met het advies om thuis de zalf erop te doen. Verweerder heeft gezegd dat klaagster zo nodig terug moest komen voor controle en dat de klachten van het oog wel binnen drie dagen verbeterd moesten zijn.

Verweerder is daarna niet meer bij de behandeling betrokken geweest. Klaagster heeft in de daaropvolgende dagen de huisartsenpost en de oogarts bezocht, die haar naar het oogziekenhuis verwees. Daar werd klaagster opgenomen met een vastgestelde bacteriele infectie. Het gezichtsvermogen van klaagster is blijvend aangetast.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Bij het eerste bezoek had verweerder de klachten op de juiste waarde moeten schatten en klaagster al moeten doorverwijzen. Zij is toen niet serieus genomen. Toen zij later op die dag belde, is zij afgescheept en bij het derde contact is zij zonder vervolgafspraak met een pijnlijk oog waarmee zij niets zag naar huis gestuurd en moest zij zichzelf maar zien te redden. Zij heeft thuis wel een schoon verband aangebracht, maar geen zalf, omdat dit erg pijnlijk was.

Verweerder heeft geen handschoenen aangehad toen hij het verband verwijderde en heeft ook geen schoon verband gebruikt. Klaagster is van mening dat het overleg tussen verweerder en de oogarts onvoldoende is geweest. Het bevatte maar halve informatie, want de pus in het oog van klaagster en het slechte zien heeft verweerder niet vermeld.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft gezien dat er een beschadiging aan het oog was met behulp van fluorescine. Die beschadiging was gewoon helder. De tweede dag was de beschadiging niet veranderd en nog steeds helder. Verweerder had gehoopt op verbetering en dat was niet het geval. Verweerder wilde de oogarts vragen of hij op de goede weg zat, en als dit niet zo was wilde hij hem vragen mee te kijken. Verweerder heeft de oogarts ook geraadpleegd omdat hij de volgende dag, een vrijdag, met aansluitend daarop een weekend, niet aanwezig was.

De oogarts zei dat hij hetzelfde gedaan zou hebben, hij zou alleen nog wat meer druk op het oog geven met watten. Het zou wel binnen drie dagen beter moeten zijn. Hij bood aan om klaagster te zien, maar hij zei erbij dat hij niets anders zou doen dan verweerder gedaan had.

Erosie is een meer juiste term voor het geconstateerde. Verweerder heeft het woord cornea in het systeem getypt, waarop er automatisch ulcus cornea kwam te staan, omdat het systeem automatisch een diagnose vermeldt. Verweerder gebruikt de woorden erosie en ulcus door elkaar. Verweerder weet niet meer welke term hij jegens de oogarts heeft gebruikt, maar denkt dat hij beschadiging heeft gezegd. Verweerder heeft geen pus gezien. Het was niet nodig handschoenen aan te doen bij het behandelen.

5. De overwegingen van het college

De beschrijving door verweerder van de onderzoeken op 12 en 13 augustus 2015 duidt op het zien van een flinke erosie. Verweerder diagnosticeert weliswaar beide keren een ulcus, maar nu uit de beschrijving volgt dat hij geen ulcus heeft gezien, gaat het college ervan uit dat hij, zoals hij ook zelf ter zitting stelde, de begrippen erosie en ulcus door elkaar haalt.

Het college oordeelt aan de hand van het dossier dat, uitgaande van het vaststellen van een grote erosie, verweerders anamnese, onderzoek en vervolgbeleid op 12 augustus 2015 voldoende zijn geweest. Het was weliswaar onzorgvuldig op te schrijven dat er een ulcus was, maar nu duidelijk is wat wordt bedoeld - een erosie - levert dit wel een slordigheid, maar geen tuchtrechtelijk verwijt op.

Ook is verweerder geen verwijt te maken van zijn handelen toen klaagster hem diezelfde dag terugbelde. Het was in de gegeven omstandigheden verantwoord om, nu er voor de volgende ochtend een afspraak stond, deze af te wachten.

Toen verweerder op 13 augustus 2015 constateerde dat er geen verbetering was, had hij echter alerter moeten zijn. Alertheid was op zijn plaats omdat, naast het gegeven dat er geen verbetering was, het een flinke erosie betrof en omdat de oorzaak van de erosie onduidelijk was. In een dergelijk geval is het onvoldoende om "zo nodig" een controle af te spreken, vooral in de situatie dat verweerder gedurende de volgende drie dagen afwezig zou zijn. Verweerder heeft er weliswaar goed aan gedaan om bij die gelegenheid de oogarts te raadplegen, maar over de inhoud van de door verweerder aan de oogarts verstrekte informatie, die klaagster onvoldoende noemt, staat (te) weinig in het dossier. Het college kan daardoor niet vaststellen dat verweerder op het advies van de oogarts mocht vertrouwen. In zoverre is de klacht gegrond.

Verder valt verweerder niets te verwijten. Door niet een nieuw verband aan te brengen en door geen handschoenen te gebruiken heeft hij niet onhygienisch gehandeld. In dit kader merkt het college nog op dat niet vaststaat dat zich pus in het oog van patiente bevond.

Wat betreft de op te leggen maatregel overweegt het college het volgende.

Het college zal verweerder de maatregel van waarschuwing opleggen. Deze maatregel is passend, nu geen sprake is van een dermate verwijtbaar handelen dat een berisping gerechtvaardigd zou zijn.

6. De beslissing

Het college:

- verklaart de klacht gegrond als in de rechtsoverwegingen omschreven;

- legt daarvoor op de maatregel van waarschuwing;

- wijst de klacht voor het overige af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. E.J.M. Walstock-Krens als lid-jurist, E.J.G.M. van Oosterhout, B.C.A.M. van Casteren-van Gils en M.Ch. Doorakkers als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M.E.B. Morsink als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2016 in aanwezigheid van de secretaris.