Tuchtrecht | Schending beroepsgeheim | ECLI:NL:TGZRZWO:2016:59

ECLI:NL:TGZRZWO:2016:59

Datum uitspraak: 20-05-2016

Datum publicatie: 20-05-2016

Zaaknummer(s): 286/2015

Onderwerp: Schending beroepsgeheim

Beroepsgroep: Fysiotherapeut

Beslissingen: Ongegrond/afwijzing

Inhoudsindicatie: Klacht tegen fysiotherapeut kennelijk ongegrond. Verweerder heeft een niet medisch onderzoek gedaan en een stoeladvies uitgebracht. In het advies is niet meer informatie opgenomen dat aan verweerder door klager werkgever is gemeld. Geen schending privacy klager. Geen inzage aan klager gegeven voor advies leidt evenmin tot gegrond tuchtrechtelijk verwijt, klager kwam geen blokkeringsrecht toe.

-------------------

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 20 mei 2016 naar aanleiding van de op 27 november 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A, wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C, fysiotherapeut, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. drs. M.C. Hoogendam, werkzaam bij ARAG,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek met de bijlagen;

- de dupliek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.

2. FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1970, is werkzaam als buschauffeur bij E (hierna: de werkgever). Verweerder is als fysiotherapeut in loondienst bij F. De werkgever van klager heeft een opdracht gegeven aan de werkgever van verweerder tot het verrichten van een stoelonderzoek.

Op 25 juni 2015 heeft de bedrijfsarts G gesproken met klager. De bedrijfsarts noteerde, voor zover thans van belang:

"Hij gaat uitproberen om weer alle diesnten te draaien om te kijken of dit beter uitwerkt op zijn aandoening.

Daarnaast is het zinvol dat hij een zittingsinstructie krijgt.

Indien dit een goed effect geeft is een vervolg contact niet meer nodig, mocht het niet goed verlopen dan wel een nieuwe afspraak bij mij inplannen."

Op 14 juli 2015 heeft H, rayonmanager bij de werkgever van klager, telefonisch een verzoek voor een stoeladvies (zittingsinstructie) gedaan aan verweerder.

Daarbij heeft de rayonmanager als hulpvraag gesteld, blijkens de brief van 28 december 2015:

"Sinds 9 jaar werkzaam als buschauffeur en heel veel last van spierspanningshoofdpijn en nekpijn. In overleg wil hij graag een stoeladvies. Al jaren bekend met veel spanning in de privesfeer."

Verweerder heeft het navolgende advies uitgebracht:

"Hulpvraag werkgever:

Stoeladvies

Sinds 9 jaar werkzaam als buschauffeur en heeft erg veel last van spierspanningshoofdpijn en nekpijn. In overleg wil hij graag een stoeladvies. Al jaren bekend met veel spanning in de privesfeer.

Conclusie / Advies:

0M Uitleg op het gebied van zitgedrag. Vaker micro-pauzes nemen van 10sec tot

enkele minuten indien mogelijk.

0M Stoeladvies:

o Stoel werd erg `liggend' afgesteld. Voor de rug is dat niet eens een

probleem behalve dat je hierdoor met je nek moet compenseren wat

nekklachten in de hand kan werken zodat zij hoofd beter tussen zijn

schouders kan balanceren.

o Onderrug meer ondersteunen met lumbaal-functie van stoel. Op dit

moment gebruikt meneer de functie niet.

Client is op de hoogte van de inhoud van de brief en geeft toestemming deze informatie te delen."

Verweerder heeft dit advies aan de werkgever verzonden per e-mail, waarbij het advies in een PDF-bestand is meegestuurd aan de rayonmanager van de werkgever van klager.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden, door het opgemaakte advies zonder toestemming van klager aan de werkgever te zenden, terwijl daar medische gegevens in staan. Klager is niet op de hoogte geweest van de inhoud van de brief aan de werkgever en de werkgever heeft de informatie tegen klager gebruikt.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij met zijn handelen binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Verweerder heeft mondeling aan klager verteld wat er in het advies kwam te staan dat aan de werkgever werd toegestuurd. Klager kwam geen blokkeringsrecht toe voor het afgeven van het stoeladvies, waarbij overigens geen medische gegevens over klager aan de werkgever zijn meegedeeld.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college overweegt het volgende.

Verweerder heeft aangegeven dat het doel van een werkplekonderzoek, zoals door verweerder uitgevoerd, is om werkgever en werknemer te adviseren op ergonomisch gebied. Dit onderzoek is niet medisch van aard. Er wordt gekeken of de huidige stoel voldoende afstelmogelijkheden heeft voor de werknemer. Eventueel wordt geadviseerd aan de werkgever om ergonomische aanpassingen te doen in de bus. Een werkplekonderzoek wordt altijd aangevraagd door de leidinggevende, vaak na vragen of klachten van de werknemer. Het gaat in deze niet om een behandeling of een therapie maar om een ergonomisch advies voor de werknemer (bijvoorbeeld een stoelinstelling) of voor de werkgever (bijvoorbeeld een stoelaanpassing). Een bedrijfsarts kan eveneens een werkplekonderzoek adviseren aan de leidinggevende.

In de onderhavige casus is door de bedrijfsarts geadviseerd tot een zitinstructie. De rayonmanager van de werkgever van klager heeft vervolgens een telefonisch verzoek ingediend voor een stoeladvies.

Vervolgens heeft verweerder het werkplekonderzoek uitgevoerd.

De informatie die gaat over de privesituatie van klager is uit de door verweerder in het advies opgenomen hulpvraag afkomstig. Deze informatie is door de werkgever aan verweerder verstrekt en het leidt derhalve niet tot een tuchtrechtelijk verwijt nu verweerder deze hulpvraag letterlijk heeft overgenomen uit de hulpvraag in zijn schriftelijk advies omdat dit voor klager kenbaar was. Verweerder heeft daarmee geen medische informatie gedeeld met de werkgever, die niet afkomstig was van de werkgever.

Klagers stelling dat de woorden `rug', `nek', `nekklachten', `zijn hoofd' en `zijn schouders niet in het advies hadden mogen worden opgenomen deelt het college niet. Verweerder ontving een verzoek tot een stoeladvies van de werkgever en heeft de mogelijke consequenties van het zitgedrag van klager in het advies aan de werkgever opgenomen. Van specifieke overige privacygevoelige informatie betreffende voornoemde woorden is het college niet gebleken. Verweerder heeft enkel benamingen van lichaamsdelen genoemd die bij het advies relevant waren. Verweerder heeft in zijn advies, gelet op zijn deskundigheid als fysiotherapeut en het verzochte advies, zich mogen uitlaten over de afstelling van de stoel door klager en het mogelijke gebruik van de lumbaal-functie van de stoel. Klager is ermee akkoord gegaan dat de werkgever advies vroeg en moest er dus ook op rekenen dat het advies naar de werkgever zou gaan.

Verweerder heeft, zoals hij zelf ook heeft aangegeven, weliswaar het advies aan de werkgever niet ter inzage aan klager gegeven zoals de laatste zin van het advies doet vermoeden, maar dat levert geen tuchtrechtelijk verwijt op. Het had verweerder gesierd als hij het advies aan klager had voorgelegd nu dat in het advies is opgenomen, maar verweerder was hiertoe niet gehouden. Gelet voorts op de gebruikelijke werkwijze van verweerder zoals hij die in deze procedure heeft weergegeven, dat hij de betrokkene informeert over zijn bevindingen en meedeelt dat deze aan de werkgever zullen worden meegedeeld, behoefde de advisering aan de werkgever niet als een verrassing te komen voor klager. Klager had overigens geen blokkeringsrecht met betrekking tot het sturen van het advies aan de werkgever en verweerder mocht de aanvrager van het stoeladvies informeren over de uitkomst.

Gelet op het voorgaande is het college van oordeel dat verweerder met de aan de werkgever verstrekte informatie binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsuitoefening is gebleven.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, S.E Dekker en J.M Uijen, leden-fysiotherapeuten, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2016 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.