Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZRAMS:2016:30

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2016:30

Datum uitspraak: 24-05-2016

Datum publicatie: 24-05-2016

Zaaknummer(s): 2015/250

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen: Ongegrond/afwijzing

Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder, een psychiater, dat hij onjuiste informatie heeft doorgegeven aan het UWV. Het UWV heeft een onderzoek ingesteld naar verweerder. Naar aanleiding daarvan is klager door een andere psychiater onderzocht. Die is tot de conclusie gekomen dat klager niet lijdt of heeft geleden aan een schizo-actieve stoornis zoals door verweerder was vastgesteld. De WIA-toekenning aan klager is daarna met terugwerkende kracht ongedaan gemaakt en van klager teruggevorderd. Klager stelt dat hij door het handelen van verweerder (het stellen van een verkeerde diagnose) ernstig is benadeeld. Verweerder reageert verder niet op pogingen van klager om hierover contact te krijgen.Ongegrond/afwijzing.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 20 augustus 2015 via tuchtcollege Den Haag binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

gemachtigde: mr. M.H. Klijnstra, advocaat te Amsterdam,

tegen

C,

psychiater,

zonder bekende woon- of verblijfplaats,

destijds werkzaam te D,

v e r w e e r d e r.

1. De procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift;

- het verweerschrift;

- de repliek met de bijlagen;

- de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

- de op 7 april 2016 binnengekomen brief van de gemachtigde van verweerder dat hij niet langer de raadsman is van verweerder.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is op de openbare zitting van 12 april 2016 behandeld.

Partijen waren niet aanwezig.

Klager werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde voornoemd.

2. De feiten

2.1 Verweerder is werkzaam geweest als psychiater en psychotherapeut. Klager heeft zich eind 2007 onder behandeling gesteld van verweerder. Hij is via via met verweerder in contact gekomen en heeft zich bij zijn bezoeken aan verweerder steeds doen vergezellen door een begeleider.

2.2 Klager heeft zich op 28 juni 2008 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld bij het UWV.

2.3 De verzekeringsarts van het UWV heeft in maart 2010 medische informatie over klager opgevraagd bij verweerder. Verweerder heeft het UWV bij brief van 29 april 2010 geschreven, voor zover relevant:

"Patient is sinds enkele jaren, vanaf eind 2007, bekend op onze praktijk en onder behandeling, aanvankelijk wegens depressieve stoornis, met vitale kenmerken, en gaandeweg met prepsychotische en melancholische symptomatologie prominenter.

De behandeling volgens de behandelrichtlijnen mochten baten maar voor enkel ter voorkoming van ergere exacerbaties en escalaties tot psychotische decompensaties, suicidaliteit en ernstige verwaarlozing; maar van een herstel is geen sprake.

Derhalve valt de aandoening onder de groep chronische en therapieresistente , met vanzelfsprekend pessimistische prognose.

De DSM-IV- classificatiesysteem luidt de diagnose als volgt:

ASI : 295.70 Schizoaffectieve stoornis, depressief

As II : 799.9 Uitgestelde diagnose

(...)

Gelet op de chronische beloop en magere therapeutische reactie tot op heden luidt de prognose -wederom- ongunstig."

2.4 Verweerder is in januari 2011 aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij grootscheepse fraude met sociale uitkeringen. Daarbij zijn medische dossiers, waaronder dat van klager, in beslag genomen.

2.5 Klager is op verzoek van het UWV tijdens een klinische opname onderzocht door de psychiater E, die over klager heeft gerapporteerd:

"De diagnostische opname vond plaats op maandag 22 augustus tot en met vrijdag 26 augustus 2011. (...)

III K Psychiatrisch onderzoek

Ik zie een matig verzorgde, niet zieke man van 46 jaar. (...) het bewustzijn is helder. Betrokkene suggereert dat het vernauwd is, hetgeen mij niet overtuigt.

De orientatie is op bizarre wijze gestoord. Betrokkene kiest namelijk altijd, dus niet de helft van de tijd de verkeerde richting. Dit past in `faking crazy'.

Er zijn geen aanwijzingen voor stoornissen in waarneming.

Het denken is formeel in tact. Ik heb geen aanwijzingen voor wanen.

Betrokkene is niet vrolijk. Ik heb geen aanwijzingen voor een pathologisch depressieve stemming. Het affect is licht geagiteerd.

Eventuele angstverschijnselen zijn niet betrouwbaar in te schatten.

De vitale energie en het willen zijn niet betrouwbaar in te schatten. Betrokkene maakt regelmatig een vermoeide indruk.

III L Classificatie DSM IV TR

As I V65.2 Simulatie.

As II 799.9 Persoonlijkheidsdiagnose uitgesteld

(...)

IV Overwegingen

(...)

Ten derdeis onze stellige indruk dat hier sprake is van `acting crazy'. Voor vele voorbeelden verwijs ik naar de diverse observaties. (...)

Ik vind bij betrokkene geen argumenten voor een schizoaffectieve stoornis. Ik vind ook geen argumenten voor andere grande psychiatrie, met name niet voor een psychotische stoornis, een stemmingsstoornis of een angststoornis.

Het nadeel van simulatie/aggravatie is dat er `onder' de gesimuleerde stoornis wellicht wel een andere, `lichtere' stoornis aanwezig is. Het risico hiervan lijkt mij bij de simulant te liggen. (...)

V Conclusie

(...)

1. Ik acht de diagnose schizoaffectieve stoornis, zoals gesteld door collega C(...) niet houdbaar.

(...)

3. Hier is zeker sprake van malingering.

4. Hier is evident sprake van `acting crazy'. (...)

2.6 Bij besluit van 29 november 2011 heeft het UWV aan klager meegedeeld dat hij in de periode van 21 oktober 2009 tot en met 30 november 2011 geen recht had op een WIA-uitkering en toeslag, waardoor klager EUR 35.176,05 onverschuldigd heeft ontvangen, welk bedrag wordt teruggevorderd.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in het verleden ten onrechte de

diagnose schizoaffectieve stoornis heeft gesteld.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1. Aan het college is ter beantwoording voorgelegd de vraag of verweerder ten onrechte de diagnose schizoaffectieve stoornis bij klager heeft gesteld. Het college kan evenwel niet vaststellen dat deze bij klager door verweerder gestelde diagnose bij het stellen daarvan onjuist is geweest. Daartoe is het volgende redengevend.

5.2 Klager, noch verweerder is ter zitting verschenen om aan het college een toelichting te geven over de totstandkoming van de diagnose , terwijl ook het medisch dossier van klager dat onder verweerder in beslag is genomen niet ter beschikking van het college is gekomen. De gemachtigde van klager heeft ter zitting verklaard dat klager meende dat hij ziek was en dat zijn begeleider tegen hem heeft gezegd dat hij zich op een bepaalde manier moest gedragen, teneinde als `ziek' gediagnosticeerd te worden en een uitkering te krijgen. Klager zou echt ziek zijn geweest, aldus de gemachtigde. Uit het rapport van de psychiater E blijkt dat klager tijdens zijn onderzoek bij opname gedrag vertoonde dat is aangeduid als "malingering" en "acting crazy". Welk gedrag klager bij verweerder heeft getoond, kan het college niet vaststellen. Wat wel vastgesteld kan worden is dat het gedrag van klager er niet toe heeft bijgedragen dat een juiste diagnose kon worden gesteld. De stelling van klager komt er op neer dat verweerder onafhankelijk van het gedrag van klager, een andere, juiste diagnose had moeten stellen en niet de door verweerder gestelde diagnose. Die stelling houdt evenwel geen stand. Niet kan worden uitgesloten dat klager bij verweerder zodanig gedrag heeft vertoond dat verweerder op goede gronden tot de door hem gestelde diagnose heeft kunnen komen.

5.3 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht op de voorliggende feiten ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist op 12 april 2016 door:

mr. A.A.A.M. Schreuder,

dr. C.M. Sonnenberg, dr. T. Kuipers en J.C. van der Molen, leden-artsen

mr. A.M. Koene, lid-jurist,

bijgestaan door mr. S. van Gijn als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter zitting van 24 mei 2016 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. secretaris w.g. voorzitter