Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZCTG:2016:197

ECLI:NL:TGZCTG:2016:197

Datum uitspraak: 21-04-2016

Datum publicatie: 26-05-2016

Zaaknummer(s): c2015.243

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen een arts/psychiater in opleiding. Klager verwijt de arts dat deze tijdens zijn opname zijn vrijheden opzettelijk en structureel heeft ontnomen en zijn verzoeken daartoe zonder opgaaf van reden heeft geweigerd. Daarnaast wordt de arts verweten dat hij gedurende de opname van klager zware medicatie verplicht heeft gesteld. Tot slot beklaagt klager zich over het feit dat de kwaliteitscoordinator van het KCAP zijn klacht over zijn vrijheidsbeperking niet in behandeling heeft genomen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen.De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Het beroep wordt verworpen.

------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.243 van:

A.,wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., arts, werkzaam te B., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. K.T.B. Salomons, advocaat te Den Haag.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 30 april 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 mei 2015, onder nummer 2014-114 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 21 april 216, waar is verschenen de arts, bijgestaan door mr. Salomons.

Klager is niet verschenen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2. De feiten

2.1 Klager die bekend is met een bipolaire 1 stoornis, cannabis afhankelijkheid, amfetamine misbruik en ADHD, was gedurende lange tijd in behandeling bij D. te B. (verder: de instelling).

2.2 Op 15 augustus 2012 is klager via tussenkomst van de crisisdienst wegens een manisch psychotisch toestandsbeeld vrijwillig opgenomen op de gesloten afdeling van het E. (E.) van de instelling.

2.3 Verweerder, destijds als psychiater in opleiding werkzaam bij de instelling, heeft klager op 16 augustus 2012 herbeoordeeld onder supervisie van een psychiater, eveneens werkzaam bij de instelling. Vanwege de kans op agressief gedrag buiten de instelling zijn op die datum nog geen vrijheden verleend aan klager.

2.4 Klager is medicamenteus behandeld volgens de richtlijn bipolaire stoornissen. Eenmalig is noodmedicatie voorgeschreven, bestaande uit 5 mg haldol en 50 mg promethazine.

2.5 Van 18 augustus tot en met 28 augustus 2012 hebben nog diverse contacten plaatsgevonden tussen klager en zijn behandelaren, onder wie verweerder. In die periode gaf het klinisch beeld van klager de behandelend arts(en) geen aanleiding om het beleid ten aanzien van eventuele vrijheden te herzien.

2.6 Na voormelde periode heeft klager via de e-mail aan zijn ambulante behandelaar kenbaar gemaakt vrijheden te willen. De ambulante behandelaar heeft verweerder van deze e-mails op de hoogte gesteld.

2.7 Op 30 augustus 2012 is door verweerder en zijn supervisor besloten klager drie maal daags 30 minuten vrijheden toe te kennen.

3. De klacht

Klager verwijt verweerder dat deze tijdens zijn opname zijn vrijheden opzettelijk en structureel heeft ontnomen en zijn verzoeken daartoe zonder opgaaf van reden heeft geweigerd. Voorts wordt verweerder verweten dat hij gedurende de opname van klager zware medicatie verplicht heeft gesteld. Tot slot beklaagt klager zich over het feit dat de kwaliteitscooerdinator van het E. zijn klacht over zijn vrijheidsbeperking niet in behandeling heeft genomen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Van het weigeren van vrijheden zonder opgaaf van reden en het verplicht stellen van medicatie is het College niet gebleken. Uit het gemotiveerde verweer en overige stukken, waaronder een relevant deel van het medisch dossier, valt op te maken dat klager op 15 augustus 2012 met behandeling binnen de kliniek met inperking van vrijheden heeft ingestemd, zodat de opname op vrijwillige basis plaats kon vinden. Omdat was vastgesteld dat er voldoende externe gevaarscriteria waren (agressie), zou bij een eventuele - niet te aanvaarden wens - wens tot vrijheden of ontslag een inbewaringstelling (IBS) worden aangevraagd. De keren dat klager om vrijheden vroeg, is de eerder gemaakte afspraak met hem besproken, heeft evaluatie plaatsgevonden en is uitgelegd waarom het (nog) niet verantwoord was om hem vrijheden te geven. Telkens is klager daarmee akkoord gegaan, althans heeft hij zich daarbij neergelegd. Op 30 augustus 2012 is aan klager met zijn instemming op beperkte schaal vrijheden toegekend. Klager is voorts akkoord gegaan met de medicamenteuze behandeling. Ook het eenmalig toedienen van noodmedicatie is geschied met instemming van klager. Er kan dan ook niet gezegd worden dat verweerder (tuchtrechtelijk) verwijtbaar heeft gehandeld.

5.2 Dat de kwaliteitscoordinator van het E. de klacht van klager over zijn vrijheidsbeperking niet in behandeling heeft genomen, valt verweerder niet aan te rekenen. Met deze beoordeling volgt het College verweerder in zijn verweer.

5.3 Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen."

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 In beroep heeft klager zijn klacht (schriftelijk) herhaald en nader toegelicht.

4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en het Centraal Tuchtcollege verzocht klager niet in zijn beroep te ontvangen, althans dit beroep ongegrond te verklaren.

4.3 De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck en mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden juristen en drs. A.C.L. Allertz en drs. M. Drost, leden beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting

van 21 april 2016. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.