Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZREIN:2016:46

ECLI:NL:TGZREIN:2016:46

Datum uitspraak: 25-05-2016

Datum publicatie: 25-05-2016

Zaaknummer(s): 15125

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen: Ongegrond/afwijzing

Inhoudsindicatie: Weinig voorkomende maar bekende complicatie: perforatie bij een coloscopie. Een heftige pijnreactie wil nog niet zeggen dat er op dat moment een perforatie is opgetreden. Bij de inspectie op de terugweg en ook na de endoscopie is bij klager niets aangetroffen dat op een perforatie wees. Niet is gebleken dat er een perforatie is ontstaan door toedoen van een aan de maag- darm- en lever-arts verwijtbare fout. Juiste beslissing om de endoscopie af te breken. Niet is komen vast te staan dat verweerder te laat tot afbreken heeft besloten. Ongegrond.

-------------------

Uitspraak: 25 mei 2016

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 28 augustus 2015 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

maag- darm- en lever-arts

werkzaam te [D]

verweerder

gemachtigde mr. J.S.M. Brouwer te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift;

- het verweerschrift;

- de repliek;

- de dupliek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 13 april 2016 behandeld. Partijen waren aanwezig. De gemachtigde van verweerder was wegens een storing van het treinverkeer afwezig.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Op 29 augustus 2013 werd klager in de polikliniek Maag- Darm- en Leverziekten gezien door een collega van verweerder voor een darmonderzoek. Aan de hand van diens bevindingen werd aanvullende diagnostiek afgesproken, onder andere een coloscopie. Aan klager is informatie verstrekt, onder meer door het toezenden van een folder. Verweerder heeft op 7 oktober 2013 de coloscopie verricht. Verweerder heeft dit onderzoek voortijdig afgebroken wegens een hevige pijnreactie met fysieke onrust van klager. In het endoscopieverslag staat dat er introductie is geweest tot in het proximale colon transversum. Een poliep verdacht voor adenoom is gelist en verder zijn enkele random sigmoid biopten genomen. Verweerder heeft niet gedacht aan een complicatie. Klager is vervolgens naar de dagbehandeling gegaan, hij heeft iets gegeten, heeft een folder nabehandeling gekregen en is ontslagen met de mededeling dat hij moest bellen als er complicaties zouden optreden. Die nacht kreeg klager hevige buikpijn, waarop hij `s morgens het ziekenhuis belde en zijn pijnklachten heeft gemeld bij een doktersassistente van het Endoscopiecentrum. Ook heeft hij die dag contact gehad met een arts-assistent. Via de assistent-arts werd klager volgens het dossier geadviseerd paracetamol 1000mg te nemen en bij geen verbetering binnen 1-2 uur weer contact op te nemen. De volgende dag belde klager weer met hevige pijnklachten en werd hij uitgenodigd naar het ziekenhuis te komen, nadat een arts-assistent klager had toegezegd dat hij met verweerder zou overleggen.

Daar bleek sprake van een perforatie die een laparotomie met stoma en later een relaparotomie ter opheffing van de stoma noodzakelijk maakte, met als gevolg een litteken.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat:

a. verweerder tijdens de endoscopie een fout heeft gemaakt door een perforatie te veroorzaken, onvoldoende te reageren op de pijnscheuten en de perforatie toen niet te hebben onderkend. Verweerder had eerder met zijn endoscopie moeten stoppen en hij had de perforatie moeten ontdekken.

b. klager nadien hemel en aarde heeft moeten bewegen om terug te mogen naar het ziekenhuis.

c. klagers wond niet goed gehecht is.

Daags na de coloscopie had hij onmiddellijk het aanbod moeten krijgen naar het ziekenhuis te mogen terugkomen. Hij heeft die dag twee keer vanwege zijn pijnklachten naar het ziekenhuis gebeld. De pijn was onverdraaglijk en dat heeft klager ook gemeld. Hij kreeg geen gehoor. Eerst de volgende dag kreeg hij met veel moeite gedaan dat hij naar het ziekenhuis mocht.

4. Het standpunt van verweerder

Ad a.

Verweerder heeft de pijn van klager tijdens het onderzoek serieus genomen; hij heeft op geleide van pijn het onderzoek geprobeerd voort te zetten, maar heeft dit af moeten breken. Er bleek sprake te zijn van een perforatie, waarvan de oorzaak mogelijk ligt in de verrichte coloscopie, meest waarschijnlijk de poliepectomielocatie. Volgens verweerder is sprake van een complicatie die niet aan hem te verwijten is. Hij had geen reden om te denken aan een perforatie.

Ad b.

Verweerder besefte pas na het weekend, op 12 oktober 2013, dat er bij klager problemen waren ontstaan. Het is mogelijk dat er op 9 oktober 2013 tussen hem en de arts-assistent contact is geweest over de problemen, maar dit staat verweerder niet meer helder voor de geest.

Ad c.

Klager heeft cosmetische klachten over zijn litteken bij status na laparotomie en relaparotomie. Deze operaties zijn door een collega verricht.

5. De overwegingen van het college

Ad a.

Een perforatie bij een coloscopie, in dit geval met een poliepectomie, is een weinig voorkomende maar bekende complicatie, die - behoudens bijzondere omstandigheden - niet aan de endoscopist verwijtbaar is.

Een coloscopie is een onderzoek dat met (heftige) pijnklachten gepaard kan gaan. Een (heftige) pijnreactie wil nog niet zeggen dat er op dat moment een perforatie is opgetreden. Bij de inspectie op de terugweg is bij klager niets aangetroffen dat op een perforatie duidde. Ook na de endoscopie was er verder niets dat op een perforatie wees; op de verkoeverkamer waren geen tekenen van een complicatie. Het blijft in dit geval tot de mogelijkheden behoren dat de perforatie later manifest is geworden door een postcoagulatie-effect.

Dat er een perforatie is ontstaan door toedoen van een aan verweerder verwijtbare fout is niet gebleken.

Het was verder een juiste beslissing van verweerder om de endoscopie af te breken na het optreden van de pijnreactie vanwege de fysieke onrust bij klager; daarbij is niet komen vast te staan dat verweerder te laat tot afbreken heeft besloten.

Op grond van het bovenstaande is het college van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder van de later gebleken perforatie of van zijn handelen onmiddellijk volgend op de endoscopie een verwijt kan worden gemaakt.

Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

Ad b.

Het komt het college voor dat er na uiting van de pijnklachten onvoldoende adequaat is gereageerd. Maar de vraag is of verweerder hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Niet is komen vast te staan dat verweerder op 8 oktober 2013, toen klager minstens een keer met pijnklachten belde, betrokken is geweest. Ervan uitgaande dat verweerder op 9 oktober 2013 is geraadpleegd door de arts-assistent - wat hem niet meer helder voor ogen staat - is dit gevolgd door een uitnodiging om naar het ziekenhuis te komen.

Een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder is daardoor niet komen vast te staan.

Ad c.

Verweerder is bij de nadien plaatsgevonden hebbende operaties niet betrokken geweest.

Daarom treft hem van een mogelijke fout geen verwijt.

De conclusie moet zijn dat, hoewel het na de endoscopie niet lijkt te zijn gegaan zoals het had behoren te gaan, verweerder daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt treft. De klachtonderdelen zijn daarom ongegrond.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.J.C. Schouten als voorzitter, mr. H.P.H. van Griensven als lid-jurist, dr. P.J. Wahab, dr. P.A. Hustinx en A. de Jong als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van

mr. K. Hoebers-Provoost als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2016 in aanwezigheid van de secretaris.