Tuchtrecht | Onjuiste verklaring of rapport | ECLI:NL:TGZCTG:2016:202

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:202

Datum uitspraak: 21-04-2016

Datum publicatie: 27-05-2016

Zaaknummer(s): c2015.398

Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater dat hij 1) geen goed Pro Justitia-advies heeft uitgebracht 2) klager in het kader van het onderzoek maar 18 minuten heeft gesproken, hetgeen de vergaande maatregel van tbs met dwangverpleging niet rechtvaardigt 3) hem tijdens het onderzoek niet correct heeft bejegend door ongepaste opmerkingen te maken. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Het beroep wordt verworpen.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.398 van:

A.,verblijvende in de penitentiaire inrichting te B.,

appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., psychiater, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. I.M.I. Apperloo, als jurist verbonden aan DAS Rechtsbijstand.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 10 februari 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend.

Bij beslissing van 15 september 2015, onder nummer G2015/11 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 21 april 2016, waar is verschenen de psychiater, bijgestaan door

mr. Apperloo.

Klager is met berichtgeving niet verschenen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten.

2.1

Klager is verdachte in een strafzaak. Ten behoeve van de behandeling van die zaak heeft de Officier van Justitie verweerder opdracht gegeven klager forensisch psychiatrisch te onderzoeken, een Pro Justitia-rapportage over hem uit te brengen en daarin antwoord op een aantal specifieke vragen te geven. Op 15 mei 2014 heeft verweerder dit rapport uitgebracht.

2.2

Het rapport is tot stand gekomen na het raadplegen van het proces-verbaal van politie, het proces-verbaal Rechtbank Noord Nederland van 21 februari 2014, het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia door verweerder, van 15 juni 2013, het psychologisch onderzoek Pro-Justitia door E., van 12 juni 2013,

het trajectconsult door psychiater F., van 26 februari 2014 en het uittreksel Justitiele documentatie, van 20 februari 2014. Tevens heeft in deze zaak

drs. G. psychologisch onderzoek verricht. Verweerder heeft ten behoeve van het uit te brengen rapport viermaal met klager gesproken. Deze gesprekken vonden plaats op respectievelijk op 25 maart 2014 (waarin verweerder klager de procedure uitlegde, klager aangaf aan het onderzoek te willen meewerken en schriftelijk toestemming verleende tot het inwinnen van informatie bij met name genoemde referenten) , 3 april 2014, 8 april 2014 (waarin de verweerder zijn voorlopige conclusies met klager besprak) en 13 mei 2014 (waarin verweerder zijn conclusies met klager besprak). Voorts heeft verweerder kennis genomen van een door klager toegezonden brief met bijlagen. Daarnaast heeft verweerder onder meer met de referenten, een jurist van het H. en mederapporteur G., aan wier onderzoek klager overigens niet heeft willen meewerken, gesproken.

2.3

Het advies van verweerder inzake de aan klager op te leggen sanctie luidt: "Onderzoeker adviseert, alles overwegende, indien het hem ten laste gelegde dit rechtvaardigt, om onderzochte een maatregel van tbs met dwangverpleging op te leggen. Mocht het hem ten laste gelegde een dergelijke ultieme maatregel van tbs met dwangverpleging niet rechtvaardigen dan adviseert onderzoeker om onderzochte een ISD maatregel op te leggen."

3. De klacht

Klager verwijt verweerder dat hij:

1. geen goed Pro Justitia-advies heeft uitgebracht;

2. klager in het kader van het onderzoek maar 18 minuten heeft gesproken, hetgeen de vergaande maatregel van tbs met dwangverpleging niet rechtvaardigt;

3. hem tijdens het onderzoek niet correct heeft bejegend door ongepaste opmerkingen te maken.

Klager heeft ter zitting verklaard dat hij zich in deze weergave van zijn klacht kan vinden.

4. Het verweer

Het Openbaar Ministerie heeft verweerder opgedragen een rapportage over de geestvermogens van klager op te stellen. Klager heeft vrijwillig geantwoord op de persoonlijke vragen die verweerder hem in verband met het onderzoek moest stellen. Verweerder heeft ten behoeve van de rapportage driemaal uitgebreid met klager gesproken. Bij het derde gesprek bestond voor klager de gelegenheid aan te geven of er sprake was van feitelijke onjuistheden in de rapportage. Bij het vierde gesprek heeft klager gezegd dat verweerder de enige psychiater is die de moeite heeft genomen om een aantal uren met hem te praten. Verweerder heeft die uitspraak in zijn conclusie van het rapport opgenomen. Klager heeft geen gebruik gemaakt van het inzage- en correctierecht, waar verweerder hem wel op had gewezen. (onder hoofdstuk X van het rapport zijn het commentaar en aanvullingen op het rapport van de klager opgenomen) Verweerder heeft in het laatste gesprek de eindconclusie met klager besproken. Deskundigenrapportages worden soms door de Officier van Justitie bij de tenlastelegging aan de rechter overgelegd als hulpmiddel bij het bepalen van de strafmaat. Het advies in die rapportage hoeft niet te worden overgenomen.

5. Beoordeling van de klacht

5.1 Toetsingskader

Het College wijst erop dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsbeoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2 Geen goed rapport

Ingevolge de jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege (CTG 2012.100) moet een rapport als door verweerder uitgebracht voldoen aan de volgende criteria:

1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust.

2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden.

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen.

4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen.

5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het College toetst ten volle of het onderzoek uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Het College is van oordeel dat het onderzoek van verweerder de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan, nu het College op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de rapportage op alle punten aan bovengenoemde criteria

voldoet en dat verweerder binnen de grenzen van zijn deskundigheid is gebleven.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.3 Kort gesprek met klager rechtvaardigt geen tbs

Klager heeft ter zitting verklaard dat hij tijdens de gesprekken met verweerder in totaal gedurende slechts 18 minuten over zichzelf heeft kunnen praten en dat verweerder voor het overige aan het woord was dan wel testen bij hem uitvoerde.

Het College is van oordeel dat het - gezien de uitgebreidheid van de in de rapportage opgenomen informatie omtrent de persoon van klager en de opmerking van klager dat verweerder de enige psychiater is die de moeite heeft genomen om een aantal uren met hem te praten - niet in de rede ligt dat de duur van de gesprekken van verweerder met klager, waarin eerstgenoemde informatie over de persoon van klager heeft vergaard, inderdaad tot maximaal 18 minuten beperkt is geweest. Ten aanzien van de conclusie geldt een marginale toets: beoordeeld wordt of verweerder in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen. Het College is van oordeel dat in het licht van de door verweerder geraadpleegde stukken en de door hem met klager en anderen gevoerde gesprekken, zoals daarvan uit het rapport, de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken, ook aan dit criterium is voldaan.

De omstandigheid dat klager zich inhoudelijk niet in het rapport en met name de conclusie kan vinden, doet daar niet aan af. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.4 Geen correcte bejegening

De verklaringen van klager en verweerder over de gesprekken in het kader van het onderzoek lopen zeer uiteen en er zijn geen derden bij aanwezig geweest. Het College kan dan ook niet uitmaken wie van beiden daarin gelijk heeft, omdat aan het woord van de een niet meer geloof gehecht kan worden dan aan het woord van de ander.

Het is vaste tuchtrechtspraak in gevallen als deze, waarbij de lezingen van beide partijen uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld wat de feitelijke gang van zaken is geweest, dat het verwijt van de klager op het desbetreffende onderdeel niet gegrond kan worden bevonden. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het College dus hier niet vaststellen.

Dit klachtonderdeel leidt dan ook niet tot een gegrondverklaring.

6. Slotsom

Nu de klacht in alle onderdelen faalt, zal deze ongegrond worden verklaard."

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 In beroep heeft klager zijn klacht (schriftelijk) herhaald en nader toegelicht.

4.2 De psychiater heeft verzocht om het in eerste aanleg bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gevoerde verweer in beroep als volledig herhaald en ingelast aan te merken en het beroep te verwerpen.

4.3 De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck en mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en drs. A.C.L. Allertz en

mr. drs. R.H. Zuiderhoudt, leden-beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 april 2016.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.