In hoger beroep celstraffen van 4 jaar geeist tegen `jihadechtpaar'


9 juni 2016 - Ressortsparket

"Je kunt je afvragen wat als ernstiger vergrijp zou moeten worden gezien: zelf afreizen naar het strijdgebied of iemand anders zo gek proberen te krijgen. Het OM tilt in elk geval zwaar aan het laatste."

Dat betoogde de advocaat-generaal in hoger beroep in de zaak tegen de inmiddels 22-jarige Shukri F. uit Zoetermeer. In de visie van het OM heeft zij beide activiteiten verricht. Het OM eiste tegen haar een celstraf van vier jaar wegens het ronselen van vijf mensen, onder wie haar eigen man en
een ex-man, voor de gewapende strijd en voor opruiing. Haar man, de 22-jarige Maher H., eveneens uit Zoetermeer, hoorde ook vier jaar tegen zich eisen; echter bij hem deels voorwaardelijk (twee jaar) met een proeftijd van vijf jaar. In de visie van het OM is hij actief en bewapend lid geweest
van een strijdgroep in Syrie en heeft hij terroristische misdrijven voorbereid en bevorderd. Ook heeft hij zich getraind in het kunnen gaan plegen van terroristische misdrijven. Daarnaast heeft hij bij terugkomst in Nederland opruiend materiaal verspreid.

De man en vrouw zijn islamitisch getrouwd en verbleven van juli/augustus 2013 tot medio januari 2014 in Syrie. De zaak staat ook bekend als Context 1.

De zaak tegen Shukri F.
Het ronselen of rekruteren van personen voor de gewapende strijd is sinds een aantal jaar strafbaar. Het desbetreffende artikel in het Wetboek van Strafrecht beoogt rekruteringsactiviteiten strafbaar te stellen die betrekking hebben op het werven van personen met het oog op hun rechtstreekse
inzet voor onder meer de islamitische of een anderszins gewapende en gewelddadige strijd. Het maakt overigens voor de strafbaarheid van ronselen niet uit of iemand daar wel of niet op in gaat.

De rechtbank sprak F. vrij van het ronselen van de vrouwen omdat deze niet zelf aan het front zouden gaan strijden hetgeen volgens de rechtbank nodig is om tot een veroordeling te komen. Ten aanzien van de mannen oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs is waaruit blijkt dat F. hen
heeft geprobeerd te beinvloeden. Het enkel steunen in hun voornemen om te gaan strijden, is geen werven, aldus de rechtbank. Ook werd F. vrijgesproken van opruiing. Het OM was het met de vrijspraken niet eens en stelde hoger beroep in.

De advocaat-generaal vindt dat de rechtbank de lat te hoog legt voor wat betreft het ronselen. In de visie van het OM is elk ronselen voor de gewapende strijd strafbaar, ook als die personen bijvoorbeeld voor de logistieke ondersteuning van de jihadstrijders ingezet worden. Geen strijd zonder
logistieke ondersteuning. En daarvoor is in het dossier voldoende bewijs aanwezig, eveneens om te stellen dat de vrouw haar twee echtgenoten heeft geronseld om daar te vechten. Het bewijs bestaat vooral uit de verklaringen van de geronselden, van mensen uit haar directe omgeving en uit
berichtenverkeer/chats. De verdachte was erg actief in het uitdragen van haar gedachtegoed. Volgens meerdere getuigen deed ze dit niet alleen overtuigend, maar ook dwingend. Ook haar huwelijken met de twee mannen was onderdeel van "het ideologisch rijp maken". Daarnaast probeerde ze andere
jonge vrouwen te beinvloeden ook met een strijder te trouwen. "Het was niet voldoende dat zij zelf naar het strijdgebied in Syrie zou gaan, nee, zij moest en zou zo veel mogelijk mannen en vrouwen zo ver krijgen dat zij ook zouden afreizen naar dat gebied. Zieltjes winnen voor de gewapende
strijd op het pad van Allah, dat was de missie van deze vastberaden, dominante en manipulerende vrouw", aldus de advocaat-generaal.

De zaak tegen Maher H.
Uit het dossier blijkt volgens het OM dat de man voor zijn vertrek naar Syrie op internet diverse websites heeft bezocht met betrekking tot de aanschaf van outdoor kleding en websites met het onderwerp "Jihad", "Syrie" en "Taliban".Ook heeft hij gezocht naar websites met betrekking tot
terroristische aanslagen. Daarnaast werden er diverse chats gevonden waarin hij de jihad bespreekt en trof de politie bij zijn aanhouding foto's van hem aan in strijdgebied met een Kalasjnikov. Verder werden in zijn telefoon en computer berichten aangetroffen waaruit blijkt dat hij diverse
gewelddadige filmpjes heeft verspreid. Ook zijn er sms'jes en chatgesprekken waar uit de inhoud blijkt dat hij heeft deelgenomen aan de gewapende strijd. Na zijn terugkomst heeft hij zich ook nog schuldig gemaakt aan het verspreiden van materiaal dat tot het plegen van terroristische
misdrijven opruit.

H. werd door de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, veroordeeld tot drie jaar cel.

Celstraffen van aanzienlijke duur zijn in beide zaken op zijn plaats, zo stelde de advocaat-generaal. "Verdachten hebben elk op hun eigen wijze beoogd een bijdrage te leveren aan de gewapende strijd in Syrie. Verdachten waren bijzonder goed geinformeerd over de situatie in Syrie. Het was een
thema waar beide verdachten dagelijks mee bezig waren. Ze besloten uiteindelijk hun leven eraan ondergeschikt te maken en probeerden anderen ook zover te krijgen. Hun loyaliteit lijkt in het geheel niet bij onze samenleving te liggen. Het jihadi-salafistische gedachtegoed wordt nog door beiden
stevig omarmd, ook na het in aanraking komen met politie en justitie. F. reisde na haar eerste aanhouding prompt af naar Syrie. H. gaf in hoger beroep nog een keer aan wat zijn gedachtegoed is en waar zijn loyaliteiten liggen. Hij is het eens met de doelstellingen van IS en vindt geweld
gerechtvaardigd om de, in zijn ogen, ware islam te vestigen. Het OM is er allerminst gerust op dat het nog goed gaat komen met deze verdachten. De samenleving, hier en elders ter wereld, moet worden beschermd tegen beide verdachten."

Het voorwaardelijk deel van de straf bij H. is gerelateerd aan zijn persoonlijke omstandigheden. Bij hem is sprake van een nog altijd aanwezige jihadi-salafistische attitude die "erg verontrustend is", zo vindt de advocaat-generaal. Een veel langere proeftijd dan gebruikelijk is daarom passend
en geboden om gedurende deze proeftijd met een aantal voorwaarden te bezien of en in hoeverre verdachte op een ander spoor kan worden gebracht. Een voorwaardelijk deel is bij F. niet aan de orde. Er is van haar geen recente reclasseringsrapportage opgemaakt en daarmee beperkt zicht op haar
actuele persoonlijke omstandigheden en attitude. Het stellen van eventuele bijzondere voorwaarden in haar geval kan te zijner tijd gekoppeld worden aan de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Deel dit op

*