Onderwijsraad steunt voorstel Dekker meer ruimte nieuwe scholen

De Onderwijsraad steunt het principe van het wetsvoorstel van staatssecretaris Dekker om de procedure van het starten van scholen te moderniseren, maar vindt dat dit zorgvuldig en behoedzaam moet gebeuren. Dit staat in het advies over het `Wetsvoorstel meer ruimte voor nieuwe scholen' dat de Onderwijsraad op 17 juni heeft gepubliceerd.

De raad sluit aan bij de zienswijze van de staatssecretaris dat `richting' geen criterium meer hoort te zijn bij het besluit om een school te bekostigen en dat bij het starten van een nieuwe school naar de verwachte onderwijskwaliteit en het verwachte leerlingenaantal wordt gekeken. Wel roept de raad de staatssecretaris op om goed naar de uitwerking van het voorstel te kijken.

Op dit moment kunnen alleen nieuwe (bijzondere) scholen worden gestart die behoren tot een richting: een godsdienstige of levensbeschouwelijke stroming die voldoende is ingebed in de Nederlandse samenleving. Het wetsvoorstel introduceert een nieuwe procedure voor het starten van scholen in het basis- en voortgezet onderwijs, waarbij alleen wordt gekeken naar het te verwachten aantal leerlingen en de verwachte onderwijskwaliteit. Hiermee wil de staatssecretaris het aanbod van scholen beter laten aansluiten op de vraag van ouders. De raad ondersteunt het schrappen van richting als criterium voor de bekostiging van scholen. Zij is van mening dat het starten van scholen ook mogelijk moet zijn op basis van een pedagogische visie, een didactisch concept of vanuit nieuwe of kleine geestelijke stromingen.

Betekenis vrijheid van richting

De staatssecretaris stelt voor om voortaan uit te gaan van een open richtingbegrip, dat wil zeggen dat richting niet langer beperkt zal zijn tot godsdiensten en levensbeschouwingen. Een andere invulling van het begrip richting heeft mogelijk gevolgen voor de grondwettelijk vastgestelde vrijheid van richting en de positie van de wetgever. De raad is voorstander van een open richtingbegrip, maar wijst op mogelijke onwenselijke en onbedoelde gevolgen van de toepassing ervan, bijvoorbeeld bij ontheffing van de leerplicht.

Monitoring effecten

De raad adviseert de effecten van de voorgestelde wijziging op bestaande scholen te monitoren en waar nodig bij te sturen. In het bijzonder wijst de raad op mogelijke gevolgen voor bestaande scholen, mogelijke versnippering van het onderwijsaanbod en risico's voor sociale samenhang. Zo is er een spanning tussen meer ruimte voor nieuwe scholen enerzijds en een beweging naar meer samenwerking binnen het onderwijs anderzijds. Dit is vooral aan de orde in gebieden met dalende leerlingaantallen. Ook moet gekeken worden of het segregatie versterkt en hoe dit voorkomen kan worden. Het moet duidelijk worden wie de financiele risico's en frictiekosten van de komst van nieuwe scholen draagt. De beslissingsruimte van de minister om een school al dan niet te bekostigen dient in de wet nader genormeerd te worden. Op basis van het voorstel is nu onduidelijk op welke gronden de minister een aanvraag voor een nieuwe school mag afwijzen. Ook behoeft de rol van de gemeente in de bekostigingsprocedure heroverweging. Het is raadzaam gemeenten al in een vroeg stadium te betrekken bij een initiatief tot het starten van een nieuwe school. Ook de belangstellingsmeting, de ex ante kwaliteitstoets en de werkwijze van de inspectie dienen volgens de raad meer uitgewerkt te worden.

Het advies is op 3 juni 2016 aan de staatssecretaris verzonden en op 17 juni 2016 door de Onderwijsraad openbaar gemaakt. De staatssecretaris zal op dit advies reageren in de memorie van toelichting bij het wetsontwerp.