Tuchtrecht | Geen of onvoldoende zorg | ECLI:NL:TGZCTG:2016:254

ECLI:NL:TGZCTG:2016:254

Datum uitspraak: 21-07-2016

Datum publicatie: 21-07-2016

Zaaknummer(s): c2015.196

Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen een dermatoloog. Klager verwijt de dermatoloog dat hij, toen klager hem tijdens het spreekuur op 13 augustus 2013 vroeg om naar zijn perianale wratten te kijken, niet een bevredigend antwoord heeft gegeven. De dermatoloog heeft klager willens en wetens met veel pijn en bloedverlies laten lopen. Hij heeft een second opinion proberen tegen te houden en hij is niet verschenen toen klager een klacht had ingediend bij de klachtenfunctionaris. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Het beroep wordt verworpen.

------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.196 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., dermatoloog, werkzaam te B., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. L. Fedder, verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 25 augustus 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. - hierna de dermatoloog - een klacht ingediend. Bij beslissing van 20 april 2015, onder nummer 14168, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De dermatoloog heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 28 juni 2016, waar zijn verschenen klager en de dermatoloog, bijgestaan door mr. Fedder.

Partijen hebben hun standpunten toegelicht.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerder en klager hadden al vanaf voor 2001 een behandelrelatie met voornamelijk (pre)maligne huidafwijkingen. In 2007 had klager, na nierdialyse, een niertransplantatie ondergaan met blijvend immunosuppressivagebruik. Het contact verliep al die jaren zonder problemen.

Op 31 januari 2013 werd klager naar verweerder verwezen door de nefroloog ter follow-up bij immunosuppressivagebruik. Klager bezocht verweerder op 6 februari 2013. Bij dit bezoek bleken aan de huid oncologisch geen bijzonderheden, wel waren er (reeds langer bekende en door verweerder behandelde) (peri)anale afwijkingen met vlakke papels klinisch passend bij mildactieve Condylomata accuminata; er was geen aanwijzing voor bowenoide papulosis/AIN. Verweerder schreef Wartec voor, met mogelijkheid van verlenging. Er werd een (huid)oncologische controleafspraak bepaald op een half jaar. Voor de controle van de perianale afwijkingen werd geen controleafspraak gemaakt, gelet op de beperkte klachten.

Op 13 augustus 2013 verscheen klager voor een oncologiecontrole van de (hoofd)huid. Er werd een verdachte afwijking op de rechterslaap geconstateerd. Tijdens dit consult vroeg klager aan verweerder ook te kijken naar zijn perianale afwijkingen. Verweerder heeft dit verzoek niet gehonoreerd, omdat naar zijn mening het oncologisch spreekuur zich daarvoor niet leende, de outillage ongeschikt is en de tijd daarvoor ontbrak. Klager nam daarmee geen genoegen en merkte op dan maar naar de chirurg te gaan, waarop verweerder reageerde dat deze klager waarschijnlijk weer naar hem terug zou sturen.

Op 22 augustus 2013 heeft telefonisch contact tussen klager en verweerder plaatsgevonden over de huidbioptie van het gelaat van klager; over de perianale klachten is toen geen woord gewisseld. Op 17 september 2013 is klager na telefonische consultatie door de huisarts verwezen naar een plastisch chirurg, die klager op 29 oktober 2013 heeft geopereerd aan zijn perianale afwijkingen.

In oktober 2013 heeft klager een klacht ingediend over verweerder bij de instelling waar verweerder werkzaam is. In overleg tussen de klachtenfunctionaris en verweerder is de keus gemaakt om klager eerst alleen, dus zonder aanwezigheid van verweerder, uit te nodigen voor een gesprek. Deze klacht heeft tot niets geleid, waarop klager de onderhavige klacht bij het tuchtcollege heeft ingediend.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Toen klager verweerder tijdens het spreekuur op 13 augustus 2013 vroeg om naar zijn perianale wratten te kijken, heeft verweerder hem een niet bevredigend antwoord gegeven; het was een virus dat je moest aanstippen, maar weghalen had geen zin. Toen klager zei dat hij dan wel naar de chirurg zou gaan, zei verweerder dat de chirurg klager dan wel weer naar hem, verweerder, zou terugsturen. Verweerder heeft klager willens en wetens met veel pijn en bloedverlies laten lopen. Hij heeft een second opinion proberen tegen te houden. Hij is niet verschenen toen klager een klacht had ingediend bij de klachtenfunctionaris.

4. Het standpunt van verweerder

Op 13 augustus 2013 verscheen klager op het oncologisch spreekuur voor controle van de huid. Er werd een verdachte afwijking op de slaap rechts geconstateerd. Tijdens het consult verzocht klager om ook te kijken naar zijn anale afwijkingen. Verweerder heeft deze vraag niet gehonoreerd op dat moment omdat het soort spreekuur zich daartoe niet leent, de tijd daarvoor niet is gereserveerd en de outillage ongeschikt is. Los van de benodigde tijd heeft verweerder voor het onderzoeken en behandelen van perianale en intra-anale afwijkingen een setting met een proctologische stoel en apparatuur nodig. Deze setting is bij klager bekend, omdat hij daarin eerder is behandeld. Klager heeft niet over pijnklachten gesproken. Klager nam met het niet honoreren van zijn verzoek geen genoegen. Hij zei dan naar de chirurg te gaan. Daarop heeft verweerder gezegd dat de chirurg klager waarschijnlijk weer naar hem zou terugsturen. Achteraf had verweerder klager direct een afspraak op het proctologiespreekuur op korte termijn moeten geven. Op 22 augustus 2013 vond telefonisch contact plaats. Daarin is niet gesproken over de perianale klachten.

Wat de klacht tegen verweerder bij de instelling betreft, is in overleg tussen de klachtbehandelaar en verweerder besloten om eerst klager bij de klachtbehandelaar uit te nodigen. Het is niet meer tot een gesprek tussen verweerder en klager gekomen. Verweerder heeft er ook niets meer op gehoord.

5. De overwegingen van het college

Naar het college ter zitting heeft begrepen ligt het zwaartepunt van de klacht bij het niet bevredigend reageren van verweerder op het verzoek van klager om op 13 augustus 2013 naar zijn perianale wratten te kijken. Het college acht dit onder de gegeven omstandigheden en gelet op de door verweerder voor deze beslissing gegeven motivering verdedigbaar en daarom niet tuchtrechtelijk aan verweerder toe te rekenen.

In dit verband merkt het college nog op dat niet is komen vast te staan of aannemelijk geworden is dat klager hevige (perianale) pijnklachten heeft gehad en/of aangegeven. Over pijnklachten staat in het dossier niets vermeld. Verder betrof het consult niet de perianale afwijkingen maar een op een termijn van een half jaar gestelde oncologische controleafspraak. Verder geeft de door klager bij repliek overgelegde foto van de anus ook geen aanwijzingen voor spoedeisende (hevige) pijnklachten. Het feit dat klager eerst op 17 september 2013 via zijn huisarts een verwijzing kreeg naar een chirurg duidt ook niet op tot haast nopende spoed of een ernstige klacht. Er is geen enkele ondersteunende aanwijzing voor klagers stelling dat verweerder hem willens en wetens met veel pijn en bloedverlies heeft laten lopen.

Wel had verweerder zijn op zich verdedigbare beslissing om op 13 augustus 2013 niet naar de perianale wratten te kijken duidelijker met klager kunnen en ook moeten communiceren door hem expliciet een afspraak aan te bieden. Aan te nemen valt dat deze klacht daarmee zou zijn voorkomen. Het college wil echter opmerken dat ook klager debet is geweest aan de tekortschietende communicatie door onmiddellijk te reageren met de mededeling dat hij dan naar een chirurg zou gaan en, zoals ter zitting bleek, meteen heeft afgezien van voortzetting van de behandeling van zijn perianale klachten door verweerder, zonder van deze beslissing aan verweerder mededeling te doen.

Het college acht, alles bijeen genomen, het (door verweerder erkende) tekortschieten in de communicatie niet van een zodanig gewicht dat een tuchtrechtelijke reactie gerechtvaardigd is.

Wat betreft de overige klachten overweegt het college dat niet kan worden gesteld dat verweerder een second opinion heeft tegengehouden. Er is niet met zoveel woorden om een second opinion gevraagd. En het enkele uitdragen van de mening dat het waarschijnlijk niet veel zin zou hebben om naar de chirurg te gaan, levert onvoldoende grond op om tot het oordeel te komen dat verweerder een second opinion heeft tegengehouden.

Dat, ten slotte, verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld in het kader van de klachtbehandeling bij de instelling is evenmin komen vast te staan.

De klachten zijn, op grond van bovenstaande overwegingen, ongegrond."

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht. De dermatoloog heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.2 De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, prof. mr. J. Legemaate en mr. R.A. van der Pol, leden-juristen en dr. R.T. Ottow en prof. dr. R. Willemze, leden- beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

21 juli 2016. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.