Tuchtrecht | Geen of onvoldoende zorg | ECLI:NL:TGZRZWO:2016:75

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2016:75

Datum uitspraak: 27-07-2016

Datum publicatie: 27-07-2016

Zaaknummer(s): 249/2015

Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen: Ongegrond/afwijzing

Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater kennelijk ongegrond. Verweerder is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening in zijn reactie op het veelvuldig contact zoeken van klaagster. Het standpunt van klaagster dat haar hulpvraag is genegeerd vindt geen steun in de stukken.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 27 juli 2016 naar aanleiding van de op 23 september 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A, wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C, psychiater, (destijds) werkzaam te B,

bijgestaan door J, werkzaam bij K,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift;

- het aanvullende klaagschrift;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek met de bijlagen;

- de dupliek;

- brief van klaagster van 21 maart 2016 met bijlagen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.

Klaagster heeft tevens een klacht ingediend tegen verpleegkundige D, bekend onder kenmerk 201/2015. In de zaak 201/2015 zal bij afzonderlijke beslissing uitspraak worden gedaan.

2. FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster is sinds 1991 ingeschreven bij E dan wel een van de rechtsvoorgangers van E. Per 5 november 2012 is klaagster toegewezen aan het F. Verweerder is vanaf 1 mei 2015 als psychiater verbonden aan E en het F.

Gedurende de inschrijving bij E zijn er verschillende behandelaren betrokken geweest bij de behandeling van klaagster. Met sommigen was er sprake van een langdurige behandelrelatie. Deze werden soms tegen de zin van klaagster afgebroken vanwege het vertrek van een behandelaar naar een andere werkplek. Ook heeft klaagster enkele keren verzocht om een nieuwe behandelaar.

In de periode dat klaagster in behandeling was bij het F is er vanaf november 2014 geen overeenstemming meer tussen klaagster en het F wat de behandeldoelen voor klaagster zijn en op welke wijze daaraan vorm kan worden gegeven.

Er hebben gesprekken plaatsgevonden met behandelaars vanuit het F in aanwezigheid van de patientvertrouwenspersoon om te proberen tot overeenstemming te komen. Dit is niet gelukt.

Klaagster heeft op 27 februari 2015 klachten ingediend tegen meerdere behandelaars bij de klachtencommissie van E.

In juni 2015, toen verweerder ongeveer een maand werkzaam was bij E, is in het multidisciplinaire overleg van het F vastgesteld dat er sprake was van een behandelimpasse. Vanaf dat moment is er binnen het team minimaal op een wekelijkse basis sprake geweest van overleg over het te voeren beleid met betrekking tot klaagster.

Vanaf juli 2015 was er een toename van uitingen van onvrede van klaagster naar de medewerkers van het F door veelvuldig bellen en e-mailen. Klaagster liet zich hierin niet begrenzen. De klachtencommissie is eerst gestart met bemiddelingsgesprekken maar dit heeft niet geleid tot een oplossing. In juli heeft klaagster de klachtencommissie verzocht haar klachten tegen het volledige F te behandelen.

Bij brief van 10 augustus 2015 heeft verpleegkundige D klaagster bericht dat er sprake is van een ernstige verstoring van de behandelrelatie.

In deze brief schrijft D:

"U heeft aangegeven ontevreden te zijn over de behandeling door F en u heeft hierover verschillende klachten in gediend bij de klachtencommissie van E.

Klachtenbemiddeling door de klachtencommissie heeft hierin geen oplossing geboden en en uw huidige klachten zullen worden beoordeeld door volgens de gebruikelijke klachtenprocedure.

Naar oordeel van de behandelaars binnen F en ondergetekende is er inmiddels sprake van een ernstige verstoring van de behandelrelatie met u.

Op grond hiervan zullen wij eerst het besluit van de klachtencommissie afwachten, voordat er een vervolg gegeven wordt aan de invulling van een behandeling voor u bij E..

Concreet betekent dit voor u dat, tot aan de uitspraak van de klachtencommissie van E, er overbruggingscontacten worden aangeboden door verschillende medewerkers van het F, 1 keer per week op locatie G of een telefonisch contact, als u niet naar de locatie G wenst te komen.

De afgelopen weken hebben contacten ook op deze wijze plaatsgevonden. Ook zult u nog geen nieuwe behandelcooerdinator krijgen toegewezen in afwachting van de uitspraak van de klachtencommissie.

Afhankelijk van de uitspraak van de klachtencommissie zijn er 3 opties voor het vervolg mogelijk:

- De klachtenprocedure biedt een uitkomst waar zowel u als de behandelaars in F met gezamenlijke inspanning kunnen werken aan herstel van de behandelrelatie

- De uitkomst biedt geen mogelijkheid tot herstel van de behandelrelatie met F, maar u heeft nog wel vertrouwen in E en start met een nieuwe behandeltraject met een ander F binnen E.

- De uitkomst biedt geen mogelijkheid tot herstel van de behandelrelatie met F en u heeft geen vertrouwen meer in E. U wordt uitgeschreven bij E en kunt een andere aanbieder zoeken buiten E voor behandeling."

Verweerder heeft klaagster op 6 oktober 2015 een e-mailbericht met navolgende inhoud gestuurd:

"Graag wil ik u nog eens het volgende onder de aandacht brengen.

U heeft van ons vernomen dat wij momenteel bezig zijn u een zo goed mogelijk alternatief te bieden voor de behandeling bij H en I. Een voortgezet contact met hen is, zoals u heeft begrepen niet meer mogelijk.

Ondanks dat wij u hiervan op de hoogte brengen blijft u elke dag diverse hulpverleners benaderen met vele brieven, mails, telefoontjes, voice-mailberichten en tot voor kort bezoeken aan het kantoor op de G. Dat is voor de betreffende hulpverleners erg ontwrichtend, maar voor u moet dit ook erg belastend zijn. Wij gaan er van uit dat u dit niet te begrenzen gedrag zelf ook niet verkiest en u vanuit uw ervaren wanhoop geen andere mogelijkheid ziet dan deze aanhoudende stroom aan eenzijdige communicatie.

Graag willen wij voorkomen dat wij u telkens alleen maar meer moeten begrenzen en dit u alleen maar wanhopiger maakt. Graag willen wij voorkomen dat wij de politie moeten inschakelen in verband met stalking aktiviteiten. Als psychiater kan ik alleen nog bedenken dat het gebruik van een lage dosering van risperidon u mogelijk iets zou kunnen helpen in enige demping van de ervaren emoties. Van dit medicijn, zo begreep ik van collega's, heeft u in het verleden enige tijd baat gehad. Ik realiseer mij heel goed, dat ook dit goedbedoelde advies bij u verkeerd gaat worden opgepakt, maar ik wilde het advies toch graag aan u voorleggen.

Graag verneem ik uw reactie.

Wellicht ten overvloede; ik ben alleen op de twee dagen per week bereikbaar op dit emailadres. Telefoontjes of mails op dagen waarop ik niet voor E werk en die gekoppeld zijn aan mijn eigen praktijk beantwoord ik niet."

Klaagster heeft diezelfde dag geantwoord per e-mail op het bovenstaande e-mailbericht, inhoudende:

"ik mwil niet eens in gesprekMET U en ik wordt uitgemaakt voorstalker!!!!!!!!!!!!!! V DAT EEN VAN HUN MET ONS INGESPREK GAAT!EN MNIJ HELE VERWAARLOOSDE TOESTAND ERNSTIG NEEMT U HEEFT ZO VEEL ONDESKUNDIGE FOUTEN GEMAAKT NAAR MIJ TOE DAT IK GEEN BEHANDELRELATIE WIL MET U.D0NDER OP IK MOET HELEDAGEN OVERLEVEN EN DAT HOU IK ALLANG NIET MEER VOL NIET MEER VOLEN E HEEFT HEEL MIJN LEVEN ONTWRICHT!!!! ZO IS DE SITUATIE.EN DAAR BENT U HELEMAAL DEBET AAN.MET U ACTIES NAAR MIJ EN SAMEN MET U COLLEGAS DEZE REACTIE IS TE LAAT. IK WIL DATU DEZE PRAKTIJKEN EN UITLATINGEN STOPTOMDATIKZEALS ONJUIST EN ONTERECHT EN KWETSEND ERVAAR MIJN BRIEVEN EN EMAILS ETC ZIJN OP

ALLEMANIEREN NIET GERESPECTEERD. OF INGEWILLIGD. WIJ ZIJN DEZE ONTERECHTE UITLATOINGEN EN VALSE MELDINGEN EN DREIGEMENT ZAT IK WIL OOK DAT U EXCUUSES HIER VOOR MAAKT !!!!!!!!!!"

D heeft klaagster in oktober 2015 een brief gestuurd met een contactverbod en een terreinverbod en twee maal een gesprek aangeboden.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- het volgende.

Verweerder heeft klaagster toegang tot de crisisdienst ontzegd en geen opname voor haar geregeld. Verweerder heeft gedreigd met politie en beticht van stalking, terwijl klaagster dringend hulp nodig heeft. Verweerder heeft klaagsters hulpvraag genegeerd.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- het volgende aan.

Verweerder is betrokken geweest bij de behandeling van klaagster vanaf 10 juli 2015. In de periode daarvoor (vanaf 1 mei 2015) werd verweerder tijdens het ochtendoverleg geinformeerd over de geldende situatie van klaagster. Klaagster werd dagelijks besproken in die periode.

Op 10 juli 2015 heeft een poliklinisch contact plaatsgevonden. Verweerder heeft met klaagster en haar partner gesproken over het geheel aan klachten die zij ervoer over het functioneren van twee collega's van verweerder. De psychiatrische klachten van klaagster zijn niet besproken en een hulpvraag ontbrak. Op 10 september 2015 heeft verweerder klaagster nog een keer gezien tijdens een consult in verband met een suicide-inschatting en opnameverzoek. Daarnaast heeft e-mailverkeer plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder op 6 oktober 2015. Klaagster nam dagelijks contact op met verweerder. Het telefoonnummer van verweerder dat niet in gebruik is voor werkzaamheden voor E, is door klaagster achterhaald en dagelijks, soms meerdere keren, gebeld. Dit geldt ook voor het e-mailadres van verweerder. In weekenden en 's avonds werd de voicemail van verweerders prive-telefoonnummer ingesproken.

De toegang tot de crisisdienst verloopt via de huisarts. De crisisdienst is in juli 2015 door verweerder op de hoogte gebracht van de op dat moment geldende situatie voor klaagster, waarbij vooraanmeldingen zijn gedaan. Vervolgens heeft contact plaatsgevonden tussen de crisisdienst en klaagster.

In september 2015 werd klaagster gezien door verweerder. Op dat moment waren er geen beschikbare opnameplekken binnen E. Verweerder heeft klaagster, waarbij haar klachten al enkele maanden bestonden, uitgelegd dat er geen indicatie tot opname was. Nadat klaagster de ruimte had verlaten heeft verweerder daarna 40 minuten telefonisch contact gehad met klaagster. Verweerder heeft een reguliere opnameplek aan klaagster aangeboden, die zij weigerde. Klaagster kon geen opnamedoelen formuleren.

Verweerder heeft klaagster herhaaldelijk aangegeven dat hij alleen contact met klaagster kon hebben op de dagen dat hij daadwerkelijk werkzaam is voor het F. Ondanks dit verzoek bleef klaagster verweerder onophoudelijk benaderen via telefoon en een e-mailadres die niet verbonden waren aan de werkzaamheden van F. De bereikbaarheid van F liep gevaar door klaagsters onophoudelijke en dagelijkse zoeken van telefonisch contact en e-mailberichten. Verweerder heeft op 6 oktober 2015 een e-mail verzonden naar klaagster met het aanbod tot medicamenteuze ondersteuning teneinde haar lijdensdruk te helpen verminderen.

Dat de hulp en inzet van verweerder niet overeenkomt met datgene wat klaagster van hem vraagt wordt door verweerder betreurd maar hij kan zich niet vinden in de klacht de hulpvraag van klaagster te negeren.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Verweerder heeft aangegeven dat hij in juli 2015 - in overleg met het F - diverse vooraanmeldingen gedaan heeft bij de crisisdienst betreffende klaagster.

Klaagster heeft ondanks herhaald verzoek daartoe van de secretaris geen machtiging willen afgeven aan het tuchtcollege om haar medisch dossier op te vragen. De visie van klaagster wordt niet, althans onvoldoende, ondersteund door de stukken, en het standpunt van verweer staat daar tegenover. De feiten, waarop de klacht is gebaseerd, staan - bij verschillende lezingen die niet ondersteund worden door stukken - niet vast en dat brengt mee dat het college niet deugdelijk kan beoordelen hoe de feitelijke gang van zaken is geweest omtrent de vooraanmeldingen en het verdere beloop daarvan bij de crisisdienst en verweerders aandeel daarin.

5.3

Gelet op de door verweerder overgelegde inhoud van zijn e-mailbericht en klaagster reactie daarop van 6 oktober 2015 is het college van oordeel dat verweerder binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven met zijn bewoordingen. Dat verweerder daarin heeft opgenomen dat hij hoopt te voorkomen dat melding moet worden gedaan bij de politie in verband met stalkingsactiviteiten is juist zorgvuldig te noemen en - hoewel door klaagster kennelijk anders opgevat - daarin ziet het college niet een dreiging door verweerder.

5.4

Dat verweerder klaagsters hulpvraag heeft genegeerd is het college niet gebleken gelet op de zich in het dossier bevindende stukken. Klaagster heeft - zoals al eerder genoemd - ondanks herhaald verzoek daartoe van de secretaris geen machtiging willen afgeven aan het tuchtcollege om haar medisch dossier op te vragen. Het standpunt van klaagster dat haar hulpvraag is genegeerd wordt niet door de processtukken ondersteund. Alleen al uit de inhoud van het door verweerder verzonden e-mailbericht blijkt dat verweerder klaagster wel hulp heeft aangeboden. In dit e-mailbericht heeft verweerder immers opgenomen dat een lage dosering medicatie klaagsters lijdensdruk wellicht helpt verminderen. Klaagster heeft in haar antwoord daarop overigens aangegeven dat zij geen behandelrelatie wenst met verweerder. Dat de hulp en inzet van verweerder niet overeenkomt met datgene wat klaagster van hem verlangt kan niet tot een ander oordeel leiden.

5.3

Gelet op het voorgaan is de klacht kennelijk ongegrond en dient als hieronder te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. F. van der Maden, voorzitter, dr. R.J. Verkes en A.A.G. van den Ende, leden-artsen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2016 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.