In hoger beroep eisen van 9 en 4 jaar voor onder andere woningoverva..


23 augustus 2016 - Ressortsparket

De advocaat-generaal (OM) in Amsterdam heeft in hoger beroep tegen twee mannen respectievelijk negen en vier jaar cel geeist. Beiden (A. en S.) worden verdacht van onder meer een aantal woninginbraken en pogingen daartoe in Alkmaar. Daarnaast worden zij ook verdacht van een nachtelijke
woningoverval waarbij op de bewoonster (88) dusdanig geweld is toegepast dat zij onder meer ernstig schedelletsel heeft opgelopen. De vrouw overleed zeven maanden nadien.

De rechtbank veroordeelde A. tot een gevangenisstraf van 7 jaar en S. tot 36 maanden. In beide zaken hebben zowel het OM als de verdachten hoger beroep aangetekend.

Verdachte A. brak in de nacht van 4 op 5 maart 2014 in de woning van het hoogbejaarde slachtoffer in Alkmaar. De vrouw was op dat moment thuis. Dat moet de verdachte geweten hebben, oordeelt het OM. Enkele uren voor de inbraak hebben beide verdachten een voorverkenning bij de woning gedaan. Er
brandde toen licht. Bovendien heeft verdachte A. op het moment dat hij zich met geweld toegang tot de woning verschafte de vrouw horen roepen dat hij weg moest gaan. Desalniettemin is hij de woning binnengegaan.

Eenmaal binnen heeft verdachte A. zwaar geweld op de weerloze vrouw toegepast. Hij sloeg haar met zijn vuisten in het gezicht. Naast het hersenletsel liep de vrouw onder meer een gebroken neus en een gebroken oogkas op. A. doorzocht vervolgens het huis liet de vrouw in hulpeloze toestand
achter, toen hij met een minimale buit vertrok.

Het slachtoffer belandde in kritieke toestand in een ziekenhuis en kon nadien niet meer zelfstandig wonen. Zij was, in de woorden van de advocaat-generaal, van ,,een behoorlijk zelfredzame vrouw'' veranderd in ,,een kasplantje, volledig afhankelijk van hulp van anderen.'' De vrouw overleed op
10 oktober 2014 in een verpleeghuis.

A. en S. kwamen als snel als verdachten in beeld en zijn na intensief onderzoek aangehouden. Zij hadden telkens dezelfde werkwijze. S. trad op als organiserend brein achter de inbraken, A. was de feitelijk uitvoerder.

In de zaak rond het later overleden slachtoffer (het zwaartepunt op de tenlastelegging) is de centrale vraag of er een oorzakelijk verband bestaat tussen het op de vrouw uitgeoefende geweld en haar dood. De patholoog-anatoom heeft gerapporteerd dat de vrouw vermoedelijk is overleden aan een
hartafwijking. Diverse deskundigen hebben uiteenlopende conclusies getrokken over de vraag of er een verband bestaat tussen het ernstige geweld en het overlijden van de vrouw.

Volgens de rechtbank is onvoldoende komen vast te staan dat het door A. uitgeoefende geweld de oorzaak van de dood van de vrouw is geweest. Ook is niet gebleken dat de hartafwijking hierdoor is veroorzaakt of verergerd. De rechtbank sprak verdachte A. daarom vrij van de gekwalificeerde
doodslag, zoals hem die was tenlastegelegd. Ook de advocaat-generaal vindt het bewijs daarvoor uiteindelijk niet geleverd.

De rechtbank heeft de verdachte A. met betrekking tot dit feit veroordeeld voor diefstal met geweld, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg. Organisator S. is daarbij - in de visie van het OM terecht - als medepleger van de woninginbraak aangemerkt. Voor de geweldsaspecten kan hij niet
verantwoordelijk worden gehouden.

De advocaat-generaal acht - anders dan de rechtbank, die de verdachte A. ook hiervan heeft vrijgesproken - het bewijs voor poging tot gekwalificeerde doodslag geleverd. Verdachte A. heeft niet het vol opzet gehad op de dood van het slachtoffer, maar er is wel sprake van voorwaardelijk opzet:
de verdachte wist dat de bewoonster van het pand bejaard was; hij heeft de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij haar met zijn harde vuistslagen in het gezicht dodelijk zou verwonden. Ook uit het feit dat hij haar na het geweld ernstig gewond heeft achtergelaten blijkt dat hij de kans op de dood
van het slachtoffer voor lief heeft genomen.

De verdachten hebben ,,een spoor van ellende achtergelaten'', aldus de advocaat-generaal. De verdachten hebben ook andere bejaarden slachtoffer gemaakt van hun criminele praktijken.

Het gevaar voor herhaling wordt bij beiden als hoog ingeschat. Beide verdachten zijn eerder veroordeeld, beiden liepen nog in een proeftijd van een eerdere veroordeling.

Het hof doet naar verwachting uitspraak over twee weken.

Deel dit op

*