Tuchtrecht | Onjuiste verklaring of rapport | ECLI:NL:TGZCTG:2016:297

ECLI:NL:TGZCTG:2016:297

Datum uitspraak: 08-09-2016

Datum publicatie: 08-09-2016

Zaaknummer(s): c2016.049

Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport

Beroepsgroep: Arts

Inhoudsindicatie: Klacht tegen een plastisch chirurg. Klager verwijt de plastisch chirurg (samengevat) dat deze zich een oordeel over klager heeft gevormd, ingegeven door gekleurde informatie van de behandelend internist, zonder klager zelf te zien. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Gezien de stukken en gehoord de nadere toelichting van partijen tijdens de zitting op 28 juni 2016 concludeert het Centraal Tuchtcollege dat door de behandelend internist aan de plastisch chirurg een enkele concrete vraag in algemene zin is voorgehouden. In dat geval kan niet gesproken worden van een formeel intercollegiaal consult. Een dergelijke vorm van intercollegiaal overleg komt in de dagelijkse praktijk veel voor. Het is aan de behandelend arts/vragensteller om het verkregen antwoord op waarde te schatten en te gebruiken in de behandeling van zijn patient. Of het verkregen antwoord aanleiding geeft om een formeel collegiaal consult aan te vragen is ter beoordeling aan de behandeld arts/vragensteller. De plastisch chirurg treft in deze geen tuchtrechtelijk verwijt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft in gelijke zin geoordeeld. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.049 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. M.G. Blokziel, advocaat te Almere,

tegen

J., (destijds) plastisch chirurg, voorheen werkzaam te B.,

verweerder beide instanties.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 4 november 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen J. - hierna de plastisch chirurg - een klacht ingediend. Bij beslissing van 27 oktober 2015, onder nummer 2014-280d, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De plastisch chirurg heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken met nummers C2016.047 en C2016.048 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 28 juni 2016, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door

mr. Blokziel, en de plastisch chirurg.

Partijen hebben hun standpunten toegelicht, mr. Blokziel aan de hand van een pleitnota die zij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overhandigd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2. De feiten

2.1 Klager is sinds 1999 bekend met een persisterend huiddefect tussen de billen. Hij is hiervoor in meerdere ziekenhuizen in de regio B. onder behandeling geweest.

2.2 In april 2007 is klager via de spoedeisende hulp met ernstige bloedarmoede als gevolg van het huiddefect opgenomen op de afdeling interne geneeskunde van het H.-ziekenhuis, althans het B.-Zuid (hierna: het H.-ziekenhuis). De behandelend internist heeft de bloedarmoede behandeld. De wond is behandeld door een van de dermatologen van het H.-ziekenhuis.

2.3 Op enig moment heeft de behandelend internist telefonisch verweerder, op dat moment werkzaam als plastisch chirurg in het H.-ziekenhuis, geraadpleegd. Hierbij is aan verweerder in grote lijnen de ziektegeschiedenis en het ziektebeeld van klager anoniem beschreven en vervolgens de vraag voorgehouden of het huiddefect tussen de billen bij klager opgelost zou kunnen worden door een huidtransplantatie. Verweerder heeft dit afgeraden, gelet op de hem voorgehouden lokalisatie op het lichaam, het aan hem beschreven aspect van jeuk- en krabeffecten, waartegen een transplantaat slecht bestand zou zijn, en de verwachting van een onregelmatig, lastig schoon te houden littekengebied. Vervolgens heeft verweerder aan de behandelend internist voorgehouden dat een oplossing mogelijk wel zou kunnen liggen in lokale verplaatsing van doorbloede huid met onderliggend weefsel. Verweerder heeft bovengenoemd advies gegeven zonder klager zelf als patient te zien.

3. De klacht

Klager verwijt verweerder - zakelijk weergegeven en tegen de achtergrond van hetgeen hierboven onder de feiten is weergegeven - dat hij een oordeel over klager heeft gevormd, ingegeven door gekleurde informatie van de behandelend internist, zonder klager zelf als plastisch chirurg te zien en zonder het verhaal van klager aan te horen. Dit terwijl uiteindelijk een tweetal andere chirurgen, nota bene in hetzelfde ziekenhuis, wel bereid is geweest tot transplantatie over te gaan, waardoor klager alsnog van zijn medische klachten af is gekomen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Aan verweerder is door de behandelend internist met betrekking tot een specifieke ziektegeschiedenis een enkele concrete vraag in algemene zin voorgehouden. Niet meer is komen vast te staan dan dat het ziektebeeld en de ziektegeschiedenis hierbij in grote lijnen zijn beschreven. Van een formeel intercollegiaal consult is geen sprake geweest. Verweerder heeft op de hem gestelde vraag dan ook slechts een antwoord in algemene zin gegeven.

5.2 Een dergelijke vorm van informele intercollegiale raadpleging komt in de dagelijkse praktijk veelvuldig voor. Het kan verweerder niet verweten worden dat hij een antwoord heeft gegeven op de hem gestelde vraag zonder klager zelf te zien als patient. Het is in dit soort situaties aan de behandelend arts/vraagsteller om het antwoord op zijn vraag op waarde te schatten en te gebruiken in de behandeling van zijn patient, en om in te schatten of het verkregen antwoord in het specifieke geval van de betreffende patient aanleiding geeft om een formeel intercollegiaal consult aan te vragen. De collega aan wie in eerste instantie informeel om advies is gevraagd kan hiervoor niet verantwoordelijk worden gehouden.

5.3 Op grond van het voorgaande oordeelt Het College dat verweerder niet kan worden verweten dat hij heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ten opzichte van klager behoorde te betrachten zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De klacht zal daarom zonder verder onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen. Gelet op het voorgaande zal Het College zich niet meer uitspreken over de vraag of klager ontvankelijk is in zijn klacht tegen verweerder."

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 Blijkens het beroepschrift en de nadere toelichting daarop door (de gemachtigde van) klager tijdens de zitting op 28 juni 2016 legt klager zijn klacht opnieuw en in volle omvang ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor. Klager verwijt de plastisch chirurg (samengevat) dat deze zich een oordeel over klager heeft gevormd, ingegeven door gekleurde informatie van de behandelend internist, zonder klager zelf te zien. De plastisch chirurg had een eigen initiatief moeten ontplooien om klager te zien voordat hij een negatief advies gaf over een huidtransplantatie, aldus klager.

4.2 De plastisch chirurg heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 Gezien de stukken en gelet op het behandelde ter zitting in beroep concludeert het Centraal Tuchtcollege dat door de behandelend internist aan de plastisch chirurg een enkele concrete vraag in algemene zin is voorgehouden. In dat geval kan niet gesproken worden van een formeel intercollegiaal consult. Het is aan de behandelend arts/vragensteller om het verkregen antwoord op waarde te schatten en te gebruiken in de behandeling van zijn patient. Of het verkregen antwoord aanleiding geeft om een formeel collegiaal consult aan te vragen staat ter beoordeling van de behandeld arts/vragensteller. De plastisch chirurg treft in deze geen tuchtrechtelijk verwijt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft in gelijke zin geoordeeld.

4.4 Het hiervoor overwogene leidt ertoe dat het beroep dient te worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, prof. mr. J. Legemaate en mr. R.A. van der Pol, leden-juristen en dr. R.T. Ottow en prof. dr. R. Willemze, leden- beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

8 september 2016. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.