Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZCTG:2017:43
ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:43
Datum uitspraak: 19-01-2017
Datum publicatie: 20-01-2017
Zaaknummer(s): c2016.316
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beroepsgroep: Arts
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen (jeugd)arts. Klaagster heeft bij B&W van de gemeente Amsterdam een beroep op vrijstelling van de Leerplichtwet 1969 voor haar zoon ingediend, aangezien er geen passend onderwijs voor hem is en zij hem thuisonderwijs wil geven. Een GZ-psycholoog acht de zoon op psychologische gronden (zeer hoogbegaafd) ongeschikt om tot een school te worden toegelaten. De (jeugd)arts heeft een medisch advies uitgebracht ten behoeve van het verzoek tot vrijstelling van de leerplicht. Klaagster verwijt de arts (in de kern) dat zij voorbijgaat aan de verklaring van de GZ-psycholoog. HetRegionaal Tuchtcollegewijst klaagsters klacht als ongegrond af. HetCentraal Tuchtcollegeonderschrijft het oordeel van hetRegionaal Tuchtcollegeen verwerpt het beroep.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2016.316 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., arts Maatschappij en Gezondheid, thans met pensioen,
destijds werkzaam te B., verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. L. Neuschaefer-Greebe, als jurist verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 23 september 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 13 mei 2016, onder nummer 15/301, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep behandeld ter openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 13 december 2016, waar zijn verschenen klaagster, en de arts, bijgestaan door
mr. Neuschaefer-Greebe. Partijen hebben hun wederzijdse standpunten nader toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
"(...) 2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1.
Klaagster heeft op 25 juni 2015 een brief verzonden aan Burgemeester en wethouders van de gemeente B., Bureau Leerplicht. Het onderwerp van de brief luidde: vrijstelling voor het schooljaar 2015/2016 en betrof klaagsters zoon (hierna: de zoon), geboren in 2007.
Klaagster heeft beroep gedaan op een vrijstelling, van de leerplicht wegens de Leerplichtwet artikel 5, sub a, om onderwijs op een school te kunnen volgen. Klaagster heeft, gelet op het feit dat een verklaring lichamelijke of psychische gesteldheid afgegeven door een onafhankelijk arts een vereist is voor het beroep op vrijstelling, toestemming gegeven om informatie op te vragen bij D.. Klaagster heeft geen toestemming gegeven voor het opvragen van medische gegevens bij jeugdgezondheidszorg, de huisarts, specialisten, ziekenhuis of GGZ.
2.2
Op 21 augustus 2015 ontving verweerster de aanvraag om het verzoek van klaagster in behandeling te nemen.
De bij de aanvraag aangeleverde informatie van D., gedateerd 17 juli 2015, behelsde het navolgende:
"Betreft: verklaring [naam zoon, RTC]
Na (onafhankelijk) psychologisch onderzoek stel ik hierbij vast dat ik [naam zoon, RTC] [geboortedatum zoon, RTC] op psychologische gronden ongeschikt acht om tot een school te worden toegelaten. Deze verklaring geldt voor onbepaalde tijd (permanent).
Mw. E.
GZ-psycholoog"
2.3
Op 28 augustus 2015 heeft verweerster, na overleg tussen mw. E. (hierna: de psycholoog) en klaagster, een verslag van de op 15 juli 2015 afgenomen intelligentietest bij de zoon ontvangen met het door de psycholoog opgestelde verslag. Dit verslag hield, voor zover thans van belang, in:
"Doel onderzoek Niveaubepaling (intelligentie) en beoordeling in het kader van eventuele vrijstelling onderwijs
Conclusies
[naam zoon, RTC] komt uit dit onderzoek naar voren als een (zeer) hoogbegaafd kind. Hij haalt scores die `buiten de tabel' vallen. Dit betekent ook dat er op dit moment in Nederland zeer weinig tot geen kinderen zijn van zijn leeftijd die zo hoog scoren als [naam zoon, RTC].
Eerder is gesuggereerd dat er bij [naam zoon, RTC] misschien sprake zou zijn van een stoornis. Wij stellen met klem dat er geen sprake is van welke stoornis dan ook.
Passend onderwijs
Op dit moment is er in Nederland geen passend onderwijs voor een kind als [naam zoon, RTC]. Zijn moeder is bereid niet alleen de zorg maar ook het onderwijs aan haar zoon op zich te nemen. Om dit wettelijk mogelijk te maken, is het nodig dat [naam zoon, RTC] ongeschikt voor school wordt verklaard. Maar eigenlijk is het natuurlijk andersom: het onderwijs(systeem) is niet geschikt voor [naam zoon, RTC].
Wij hebben geen direct onderzoek gedaan naar de begeleiding van [naam zoon, RTC] op school, maar op basis van dossieronderzoek, na gesprekken met zijn moeder en zeker naar aanleiding van dit intelligentieonderzoek moeten we tot de conclusie komen dat hij vier jaar lang ernstig tekort is gekomen. Nu [naam zoon, RTC] zo hoog blijkt te scoren, kunnen we niet anders dan concluderen dat het onderwijssysteem hier heeft gefaald, en dat [naam zoon, RTC] recht heeft op een tweede kans. Dat is in onze ogen niet nog een andere basisschool, maar een andere vorm van onderwijs. Thuisonderwijs is gebleken een zeer goed alternatief te zijn voor hoogbegaafden. Wel is het belangrijk dat men zich realiseert dat [naam zoon, RTC] nog moet herstellen van zijn (traumatische) ervaringen in het reguliere onderwijs.
Hulp
Was hier alleen sprake van hoogbegaafdheid, dan zouden wij ons geen zorgen maken, maar omdat er inmiddels meer stressfactoren zijn, is het belangrijk dat dit gezin gauw rust krijgt en gefaciliteerd wordt om op eigen kracht verder te groeien. Aan de hulpverleners die bij dit (hoogbegaafde) gezin betrokken zijn, zouden wij willen adviseren goed bij zichzelf te rade te gaan of hun hulp wel zinvol is op dit mo-ment. Naar ons idee is op dit moment vooral juridische hulp om mevrouw [naam klaagster, RTC] te steunen in haar strijd voor erkenning van haar en haar kinderen en om te streven naar herstel van basisbehoeften en -rechten. Vervolgens is alleen hulp gewenst van zorgverleners die gedegen ervaring hebben met hoofbegaafdheid."
2.5
Op 4 september 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster en verweerster. Op verzoek van klaagster was mw. F. bij het gesprek aanwezig.
2.6
Op 7 september 2015 heeft verweerster een medische advisering ten behoeve van het
verzoek tot leerplichtontheffing betreffende de zoon uitgebracht. De advisering bevat navolgende inhoud:
"Diagnostiek( door jeugdarts) :
Gesprek met moeder en inzage in het verslag van een intelligentietest afgenomen op 15-7-'15 door [naam psycholoog, RTC].
Mate van handicap en zorgbehoefte:
Zeer hoogbegaafd. Het advies van de psychologe luidt thuisonderwijs door zijn moeder nadat [naam zoon, RTC] is hersteld van zijn (traumatische) ervaringen in het reguliere onderwijs.
Toekomstperspectief:
Mevrouw [naam klaagster, RTC] wil [naam zoon, RTC] m.i.v. volgend jaar ('16-'17) plaatsen op een nog op te richten school in G., de H.-school.
Overwegingen:
Mevrouw [naam klaagster, RTC] beschouwt een beroep op art. 5 sub a. als een recht en heeft er moeite mee dat er een jeugdarts is ingeschakeld om een advies uit te brengen aan de leerplicht. Het advies van mevr. [naam, psycholoog, RTC] moet in haar ogen voldoende zijn om haar beroep te onderbouwen. Zij beschouwt een jeugdarts als onvoldoende deskundig om de problematiek van een hoofdbegaafd kind te beoordelen. Daarom weigert ze ook in te gaan op vragen naar de ontwikkeling en het gedrag van [naam zoon, RTC] tot nu toe. Het enige dat zij daarover verteld is dat [naam zoon, RTC] in 4 jaar tijd zwaar getraumatiseerd is geraakt door een verkeerde aanpak op school en miskenning van zijn problematiek. Inzage in het JGZ dossier of overleg met de huisarts wordt door haar niet toegestaan.
Om te beoordelen of de problematiek van [naam zoon, RTC] zodanig is dat alleen thuisonderwijs mogelijk is acht ik een enkele bron van informatie niet voldoende. Het is mij niet duidelijk geworden wat de onderwijsbelemmering is, m.n. of die alleen in de hoogbegaafdheid zit of dat er meer speelt. Mevr. [naam klaagster, RTC] wil ook geen antwoord geven op de vraag of er andere hulpverlening betrokken is (geweest) bij [naam zoon, RTC] omdat zij dat niet relevant vindt voor haar beroep op ontheffing.
Er zijn in B. diverse scholen die zich hebben gespecialiseerd in hoogbegaafdheid. Mevrouw stelt dat die ongeschikt zijn voor de vorm van hoogbegaafdheid die [naam zoon, RTC] heeft. In de rapportage van de genoemde psychologe verklaart die dat er op dit moment in Nederland geen passend onderwijs is voor een kind als [naam zoon, RTC] zonder nader te onderbouwen waarom hij niet geholpen zou kunnen worden op een school die zich daarop heeft gespecialiseerd en waar speciale klassen voor deze leerlingen zijn.
Conclusie t.a.v. onderwijsparticipatie: ik acht de informatie waarover ik kan beschikken niet voldoende om [naam zoon, RTC] ongeschikt te verklaren voor het volgen van onderwijs op een in zijn problematiek gespecialiseerde school.
Aanbeveling: nader onderzoek om na te gaan of voor [naam zoon, RTC] in B. passend onderwijs beschikbaar is. Advies vragen bij het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs. Overwegen om een second opinion te laten verrichten, b.v. door de Bascule, waarbij tevens beoordeeld kan worden of hij gespecialiseerde hulp nodig heeft voor het verwerken van de opgelopen trauma's."
3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:
1. Voorbijgaat aan een reeds uitgebracht deskundig advies over de zoon;
2. Deze deskundige die het rapport over de zoon heeft opgesteld niet wil raadplegen;
3. Vier jaren van beschadiging en ernstige tekortkoming van de zoon van tafel veegt met de opmerking 'kinderen zijn flexibel';
4. Uitzonderlijke hoogbegaafdheid ziet als een 'probleem' dat even opgelost moet worden;
5. Dat zij een totaalbeeld van de ontwikkeling van de zoon nodig zou hebben door meerdere bronnen te raadplegen. Verweerster doelt op dossiers van de GGD. Een totaalbeeld van de zoon kan zij niet hebben doordat ze geen enkele kennis heeft van de specifieke thematiek en niet omdat de zoon juist in zijn ontwikkeling ernstig is gehinderd en jarenlang niet zichzelf heeft kunnen zijn, laat staan zich ontwikkelen;
6. Een aantal dingen roept zonder enige onderbouwing dan wel toelichting;
7. Het welbevinden van de zoon niet voorop heeft gesteld, en;
8. Dat zij neigt naar het volgen van instructies om koste wat het kost schoolgang als enige optie te adviseren.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1.
Ten aanzien van het eerste en twee klachtonderdeel is het college van oordeel dat verweerster met haar handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Zij heeft, gelet op de summiere informatie van D. van 17 juli 2015, nadere informatie opgevraagd en het verslag van het intelligentieonderzoek van de psycholoog ontvangen. Zij is derhalve niet aan het advies van de psycholoog voorbijgegaan en heeft aanvullende informatie opgevraagd. Dat verweerster niet dezelfde waarde wilde hechten aan het verslag van de psycholoog als klaagster kan haar niet tuchtrechtelijk verweten worden. Dat verweerster voorbijgaat aan het verslag is het college niet gebleken nu verweerster dit juist meeneemt in haar advisering.
5.2.
Ten aanzien van het derde en vierde klachtonderdeel.
Klaagster heeft kunnen lezen dat verweerster ofwel ontkent dat zij het (zo) heeft gezegd zoals klaagster stelt, ofwel een andere kleur of interpretatie geeft aan hetgeen zij aan klaagster heeft gezegd dan klaagster daaruit heeft opgemaakt. Nu alleen partijen aan die gesprekken hebben deelgenomen, is niet vast te stellen hoe het gesprek precies is verlopen. Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. Dit be-rust er niet op dat aan het woord van klaagster minder waarde wordt gehecht dan aan dat van verweerster, maar op het uitgangspunt dat het handelen dat door een klager ter toetsing aan het college wordt voorgelegd eerst met voldoende mate van zekerheid moet kunnen
worden vastgesteld, alvorens kan worden beoordeeld of dit al dan niet tuchtrechtelijk door de beugel kan.
5.3
Verweerster heeft op basis van de haar voorhanden informatie in redelijkheid kunnen
concluderen dat zij onvoldoende informatie had om te kunnen komen tot een advies. Verweerster diende gelet op de werkwijze van de gemeente B. en met inachtneming van haar eigen deskundigheid naar aanleiding van een aanvraag tot vrijstelling een onderzoek in te stellen. Gelet op de beoordeling die verweerster werd verzocht, waarin kennelijk - ook gelet op het verslag van de psycholoog van
15 juli 2015 - meer aspecten speelden dan alleen de hoogbegaafdheid van de zoon, waarbij het advies vergaande consequenties voor de zoon zou hebben, heeft verweerster in redelijkheid kunnen komen tot het advies dat een enkele bron onvoldoende was om te adviseren tot vrijstelling. Dat verweerster onvoldoende deskundige kennis had om een advies uit te brengen is het college niet gebleken. Verweerster heeft geen toestemming gekregen van klaagster om nadere informatie over de zoon in te winnen, waardoor verweerster derhalve geen zorgvuldig onderzoek heeft kunnen verrichten en ook niet tot een weging van de haar dan ter beschikking gestelde informatie kon komen.
Verweerster heeft naar het oordeel van het college zorgvuldig gehandeld door - op basis van enkel het verslag van de intelligentietest - te concluderen dat zij niet tot het advies kon komen dat de zoon ongeschikt diende te worden verklaard voor het volgen van onderwijs op een in zijn problematiek gespecialiseerde school.
5.4
Het zesde is door klaagster niet onderbouwd. Voor zover klaagster tijdens het vooronderzoek heeft verklaard dat verweerster een ongefundeerde mening over thuisonderzoek heeft en negatieve waarde toekent aan thuisonderwijs is het college van oordeel dat daarvan niet blijkt uit de medische advisering door verweerster.
5.5
Ten aanzien van het zevende klachtonderdeel. Verweerster heeft terecht oog gehad voor de vergaande consequenties die een eventuele vrijstelling van de leerplicht zou hebben voor de zoon. Verweerster had geen toestemming van klaagster om nadere informatie, waaruit bijvoorbeeld de (traumatische) ervaringen van de zoon in het reguliere onderwijs zouden kunnen blijken, op te vragen. Het college kan daaruit niet afleiden - hoewel het college begrijpt dat klaagster dat anders ziet - dat verweerster het welbevinden van de zoon niet voor ogen heeft gehad.
5.6
Het achtste klachtonderdeel mist feitelijke grondslag nu verweerster heeft
geconcludeerd dat zij op basis van de beschikbare gegevens niet voldoende informatie heeft om de zoon ongeschikt te verklaren voor het volgen van een in zijn problematiek gespecialiseerde school. Dat verweerster daarmee koste wat het kost school adviseert kan het college daaruit niet afleiden. Verweerster geeft juist de aanbeveling om nader onderzoek te doen of passend onderwijs beschikbaar is en heeft daarnaast terecht oog voor de vraag of de zoon ook gespecialiseerde hulp nodig heeft voor het verwerken van de opgelopen trauma's, waar het onderzoek bij de psycholoog niet op was gericht.
5.7
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.
Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt. (...)".
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg onder het kopje "2.De feiten", welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden, met dien verstande dat overweging 2.1 van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege zo moet worden gelezen dat klaagster een beroep heeft gedaan op de in artikel 5 onder a van de Leerplichtwet 1969 opgenomen grond voor vrijstelling en dat een dergelijk beroep slechts kan worden gedaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 van de Leerplichtwet 1969.
Laatstgenoemd artikel luidt:
"Een beroep op vrijstelling op grond van artikel 5 onder a kan slechts worden gedaan, indien bij de kennisgeving een verklaring van een door burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jongere als ingezetene met een adres in de basisregistratie personen is ingeschreven, aangewezen arts - niet zijnde de behandelende arts - of van een door hen aangewezen academisch gevormde of daarmede bij ministeriele regeling gelijkgestelde pedagoog of psycholoog is overgelegd, waaruit blijkt, dat deze de jongere niet geschikt achten om tot een school onderscheidenlijk een instelling te worden toegelaten. Deze verklaring mag niet ouder zijn dan drie maanden."
Voorts overweegt het Centraal Tuchtcollege dat uit de laatste twee zinnen van overweging 2.1 zou kunnen worden afgeleid dat de toestemming van klaagster voor het opvragen van medische gegevens van haar zoon een wettelijk vereiste vormt voor een succesvol beroep op bedoelde vrijstelling. Dat is niet het geval.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 In beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht. Het beroep strekt ertoe dat de klacht alsnog gegrond wordt verklaard.
4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Klaagster verwijt de arts (in de kern) dat zij is voorbijgegaan aan de eerder gegeven verklaring van GZ-psycholoog mevrouw E. naar aanleiding van haar psychologisch onderzoek betreffende de zoon van klaagster, inhoudende dat zij de zoon van klaagster op psychologische gronden ongeschikt acht om tot een school te worden toegelaten. Daarbij verwijt klaagster de arts dat zij naar aanleiding van het verslag van dat psychologisch onderzoek geen contact heeft opgenomen met genoemde GZ-psycholoog.
Op grond van de stukken en hetgeen over en weer ter zitting in beroep door partijen nog naar voren is gebracht is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege klaagsters klacht terecht in alle onderdelen ongegrond heeft verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verenigt zich met de overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege en maakt deze tot de zijne.
Het Centraal Tuchtcollege beschikt niet over andere aanwijzingen dat de arts met betrekking tot de klacht een verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. Het beroep moet daarom worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,
mr. Y.A.J.M. van Kuijck en mr. A. Smeeing-van Hees, leden-juristen, drs. H.S. Boersma en mr. drs. M.J. Kelder, leden-beroepsgenoten, en mr. J.S. Heidstra, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 januari 2017.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.