Behoeftestelling vervanging brugleggende tank

Ter ondersteuning van de mobiliteit van de manoeuvre-eenheden beschikt de Koninklijke landmacht onder andere over brugleggende tanks. Deze worden gebruikt op plaatsen waar (nog) geen brug is, of op plaatsen waar bestaande bruggen om tactische redenen of door vernieling niet kunnen worden gebruikt. Met deze brief informeer ik u over de behoeftestelling voor de vervanging van de brugleggende tanks van de Koninklijke landmacht (A-fase).

Huidige situatie

Thans zijn bij de Koninklijke landmacht zeventien brugleggende tanks en 34 bruggen ingedeeld. Alle brugleggende tanks zijn een afgeleide versie van de Leopard-1. Bij regulier gebruik is de brug geschikt voor voertuigen met een militaire gewichtsclassificatie van MLC 50. In uitzonderingsgevallen is een belasting tot MLC 60 toegestaan. Brugslagsystemen zijn zo specifiek dat zij niet "van de plank" kunnen worden gekocht.

Ontwikkelingen

De gevechtstank Leopard-2 ondergaat thans een programma om de gevechtswaarde te verbeteren. Over deze "Kampfwertsteigerung" (KWS) bent u reeds geïnformeerd (Kamerstuk 23 400 X, nr. 44). De verbeterde Leopard-2A5 komt door de aanpassingen in een hogere gewichtsclassificatie te vallen (MLC 70). Het KWS-programma voor het parate deel van het tankbestand wordt in 2000 afgerond. De Leopard-2A5 gevechtstank kan geen gebruik maken van de huidige bruggen, waardoor niet meer kan worden voorzien in de benodigde mobiliteitsondersteuning.

Operationele behoefte

Om de gewenste mobiliteitsondersteuning te kunnen handhaven, heeft de Koninklijke landmacht behoefte aan nieuwe brugleggende pantservoertuigen, voorzien van bruggen met een gewichtsclassificatie van minimaal MLC 70. Om deze brugslagsystemen zo flexibel mogelijk te kunnen inzetten, dienen zij uit tenminste drie delen te bestaan, waarmee zonodig ook afzonderlijke kortere afstanden kunnen worden overbrugd. De prestaties dienen te zijn afgestemd op die van de gevechtstank Leopard-2A5. Het nieuwe systeem moet kunnen worden gebruikt in alle operaties van eenheden van de Koninklijke landmacht. De totale behoefte bestaat, inclusief logistieke reserve, uit zeventien brugslagsystemen en 34 bruggen.

Internationale samenwerking

Onderzoek naar de mogelijkheden van internationale samenwerking bij dit project heeft uitgewezen dat met name Duitsland hiervoor in aanmerking komt. De operationele eisen die aan een nieuw brugslagsysteem worden gesteld, komen in beide landen vrijwel overeen. Beide landen gaan er bovendien van uit dat het gepantserde rupsonderstel van de bruglegger zal zijn afgeleid van de Leopard-2. Gelet op de samenwerking in het Duits-Nederlandse legerkorps en de standaardisatie van materieel en procedures in beide krijgsmachten streeft de Koninklijke landmacht naar samenwerking met Duitsland.

De samenwerking zal zijn gericht op de gezamenlijke verwerving van een nieuw brugslagsysteem, waardoor ook besparingen worden bereikt. Doordat het project in Nederland het DMP zal doorlopen, is voldoende ruimte voor nationale besluitvorming gewaarborgd. Dit zal contractueel met de samenwerkingspartner worden vastgelegd.

Operationeel risico

Een nieuwe brugleggende tank kan niet eerder dan in 2004 instromen, waardoor het in de tussenliggende periode ontbreekt aan een toereikende mobiliteitsondersteuning. Net als Duitsland moet Nederland dit operationele risico gedurende deze periode aanvaarden.

Personele en financiële consequenties

De vervanging van de brugleggende tanks leidt niet tot een grotere behoefte aan personeel. In de plannen van de Koninklijke landmacht is voor dit project in totaal ’ 290 miljoen gereserveerd. Hierin inbegrepen zijn de kosten voor reservedelen, documentatie en opleiding en een bedrag van ongeveer ’ 55 miljoen aan ontwikkelingkosten.

Voortzetting van het project

Ik ben voornemens, indien gewenst na overleg met u, in te stemmen met de samenwerking met Duitsland in dit project en de aanvang van de voorstudiefase. Over de uitkomsten hiervan wordt u geïnformeerd.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE,

drs. J.C. Gmelich Meijling