Battlefield Management Systeem

Datum: 09-12-1997 | Ondertekenaar: staatssecretaris drs. J.C. Gmelich Meijling Aan: de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal In afschrift aan: de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal nummer: S97005112; datum: 9 december 1997 Onderwerp: Battlefield Management Systeem

Inleiding

Met deze brief informeer ik u over de behoefte aan een "Battlefield Management Systeem" (BMS) voor eenheden van de Koninklijke landmacht (A-fase). Met een BMS kan door het toepassen van informatietechnologie de operationele effectiviteit worden verhoogd. Een BMS is een essentieel onderdeel van de zogeheten digitalisatie van het gevechtsveld ("digitized battlefield") voor het optreden op de lagere tactische niveau's, van enkele voertuigen en wapensystemen tot op bataljonsniveau. Het zorgt voor de automatische verwerving, verwerking, presentatie en distributie van gegevens, waardoor commandanten kunnen beschikken over actuele informatie over het gevechtsveld. Internationaal noemt men dit "situational awareness". Deze dient, vooral op de lagere niveaus, zo actueel mogelijk te zijn.

Huidige situatie

De gevechtskracht van de Koninklijke landmacht is een combinatie van manoeuvre, vuurkracht, bescherming, verzorging en commandovoering. Door de toegenomen mobiliteit en de verbetering van wapen-, sensor- en communicatiemiddelen kunnen eenheden in een steeds groter gebied optreden. Als gevolg hiervan hebben commandanten op de diverse niveaus vaak geen direct visueel contact meer met hun ondercommandanten, individuele militairen en wapensystemen. Ter ondersteuning van de commandovoering wordt bij de operationele staven op brigadeniveau en hoger het geïntegreerd staf informatie systeem (ISIS) ingevoerd. ISIS vormt met het BMS een deel van de gewenste informatie-infrastructuur en bestaat uit lokale computernetwerken die onderling zijn gekoppeld. Op bataljonsniveau en lager beschikt de Koninklijke landmacht nog niet over de middelen die voortdurend de gewenste actuele omgevingsinformatie leveren en deze op geschikte wijze presenteren. Het bijhouden van de actuele tactische situatie en het plannen van militaire acties gebeurt op deze niveaus nog steeds handmatig op stafkaarten. Informatie wordt mondeling via de radio uitgewisseld. Nadelen hiervan zijn dat door de lengte van de berichten de eigen posities worden verraden en dat commandanten niet doorlopend van de actuele situatie in het gevechtsveld op de hoogte zijn. Recente ontwikkelingen op het gebied van informatietechnologie maken het mogelijk die nadelen voor een belangrijk deel op te heffen.

Ontwikkelingen

In de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland zijn reeds operationeel bruikbare BMS-en ontwikkeld. Verwacht wordt dat deze systemen op grote schaal worden ingevoerd. In de Verenigde Staten worden al grootschalige oefeningen met een gedigitaliseerde brigade gehouden. De genoemde landen werken in het "Battlefield Interoperability Program" samen om de nationaal ontwikkelde BMS-en interoperabel te maken. De inhoud en resultaten van dit programma worden aan de overige Navo-landen bekend gesteld en zullen ook door Nederland worden gebruikt. Ook de door Navo-partners ontwikkelde componenten kunnen door Nederlandse eenheden worden gebruikt.

Het Battlefield Management Systeem

Het BMS bestaat uit een werkstation, een computer met beeldscherm, gekoppeld aan het plaatsbepalingssysteem ("global positioning system"). De BMS-en wisselen onderling informatie uit via de radiomiddelen. Het beeldscherm van het BMS geeft op een kaart alle relevante informatie weer, zoals de actuele posities van de hogere commandant, de neveneenheden, onder bevel gestelde eenheden en voertuigen en wapensystemen in de directe omgeving. Ook kunnen vijandelijke eenheden en hindernissen zoals mijnenvelden en vernielde bruggen worden aangeduid.

Het programma BMS en de operationele behoefte

De ontwikkelingen op het gebied van informatietechnologie gaan bijzonder snel. Om daarmee in de pas te kunnen blijven lopen is, mede gelet op de benodigde tijd om grotere projecten te realiseren, een beheersbare, stapsgewijze aanpak nodig. Daarom wordt het wenselijk geacht dat voor de invoering van een BMS eerst een "pilot"-project wordt uitgevoerd bij een representatieve eenheid van de Koninklijke landmacht, waarbij de gebruikers intensief worden betrokken bij het testen van de systemen. Bij eventuele aanschaf kan dan gebruik worden gemaakt van de ervaringen van de gebruikers en de laatste technologische ontwikkelingen. Het "pilot"-project bestaat uit een eerste deel met onderzoek en beproevingen op kleine schaal en een tweede deel waarin BMS-en worden ingevoerd en operationeel in gebruik zullen zijn. Om het eerste deel van het "pilot"-project uit te kunnen voeren zijn middelen nodig voor de aanschaf en integratie van apparatuur en programmatuur en het inbouwen van die apparatuur. Nader onderzoek naar de specifieke afhankelijkheid van de eigen middelen (zoals radio's) en mogelijk benodigde aanpassingen in verband met bestaande procedures is nodig. Er zal zo veel mogelijk gebruik worden gemaakt van beproefde concepten, bewezen technologie en reeds aanwezig materieel. Het eerste deel van het "pilot"-project is gepland voor de periode 1998-2000; het tweede deel voor 2001. Vanaf 2002 zal op basis van een evaluatie van het pilotproject en internationale ervaringen een begin worden gemaakt met de verwerving en installatie van een BMS voor overige eenheden. Voorzien is dat de radiodragende voertuigen van het bataljonsniveau en lager worden uitgerust met een BMS. De operationele behoefte voor het totale pilotproject bestaat uit 135 BMS-werkstations.

Interservice samenwerking

Er wordt overleg gevoerd om zeker te stellen dat de interoperabiliteit met eenheden van de Koninklijke marine en Koninklijke luchtmacht gewaarborgd blijft.

Personele en financiële consequenties

De invoering van het BMS heeft geen personele consequenties. De Koninklijke landmacht heeft in totaal f 290 miljoen voor het BMS gereserveerd, waarvan f 40 miljoen voor het pilotproject. Dit is inclusief de kosten voor reservedelen, documentatie, opleiding en onderzoek. De kosten voor het eerste deel van het pilotproject bedragen f 15 miljoen.

Voortzetting van het project

Ik ben voornemens, indien gewenst na overleg met u, de Koninklijke landmacht toestemming te geven het pilotproject voort te zetten en de financiële middelen voor het eerste deel van het project beschikbaar te stellen. Over de resultaten van dit eerste deel, het tweede deel van het pilotproject en het vervolg van het totale project zult u te zijner tijd worden geïnformeerd.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE,

drs J.C. Gmelich Meijling