Antwoorden op vragen Blom en Gillárd over het verzoek aan wielrenners van de Rabobankploeg om celmateriaal af te staan

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DS-K-U-2748934

8 maart 2007

Antwoorden van staatssecretaris Bussemaker op de vragen van de Kamerleden Blom en Gill’ard (beiden PvdA) over het verzoek aan wielrenners van de Rabobankploeg om celmateriaal af te staan (2060702030).

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van berichten dat renners van de Rabobankploeg is gevraagd celmateriaal af te staan? 1) Zo ja, wat is uw reactie hierop?

Antwoord 1
Ja.
Uit de brief van ploegleider Theo de Rooij van de Rabobankploeg aan zijn renners blijkt dat hun instemming wordt gevraagd met een bepaalde procedure voor het afstaan van een monster van weefsel en/of lichaamsvocht voor identificatiedoeleinden in situaties van (vermoeden van) gebruik van doping.
Indien het in voorkomende gevallen daadwerkelijk komt tot het verzoek om weefsel en/of lichaamsvocht af te staan, dan kan dit naar mijn mening alleen plaatsvinden met volstrekt vrijwillige medewerking van de betrokken renner en onder de voorwaarde dat aan geldende wetgeving wordt voldaan. In ons land geldt slechts in bepaalde gevallen de verplichting om mee te werken aan het afstaan van DNA-materiaal. Die verplichting geldt binnen de kaders van het strafrecht, bijvoorbeeld na een veroordeling voor een misdrijf waarvoor een gevangenisstraf van vier jaar of meer opgelegd kan worden, of in geval van nader omschreven misdrijven met een lagere gevangenisstraf. Ik benadruk hierbij dat in Nederland – evenals in vele andere landen – het strafrecht niet van toepassing is op gebruik van doping in de sport. Dat is een bewuste keuze, die onder andere voortvloeit uit het beginsel van proportionaliteit.

Vraag 2
Deelt u de mening dat het afstaan van celmateriaal op verzoek van de werkgever, nog los van de mogelijke juridische problemen, een onaanvaardbare inbreuk op de privacy is?

Antwoord 2
Neen.
Op zich is het mogelijk dat celmateriaal wordt afgestaan, ook op verzoek van de werkgever. Naast het – in dit geval – algemene beginsel van volstrekte vrijwilligheid gelden daarbij voorwaarden en regels die vooral voortvloeien uit de Wet bescherming persoonsgegevens en de Wet op de medische keuringen. Die voorwaarden en regels worden strikter naarmate de persoonsgegevens die worden verkregen meer bijzonder van aard zijn, hetgeen bij celmateriaal het geval kan zijn. Het niet voldoen aan die voorwaarden en regels, zoals het reglementair vastleggen van het doel van het gebruik van celmateriaal, de beperking van toepassingen en de exacte omschrijving van bevoegdheden, kan al gauw resulteren in een onevenredige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Het verzoek van de werkgever kan ook gegrond zijn op bepalingen uit de arbeidsovereenkomst – vergelijkbaar met het verlenen van medewerking aan dopingcontroles – doch ook in dat geval dient te worden voldaan aan die nadere regels en voorwaarden.

Vraag 3
Deelt u voorts de mening dat het onnodig is dat wielerploegen bij voorbaat renners laten instemmen met het afstaan van celmateriaal als daar in een onderzoek naar doping om wordt gevraagd, aangezien op juridische gronden al is toegestaan om sporters te vragen DNA af te geven als dit nodig is om hun onschuld te bewijzen, en omdat deze werkwijze met de nodige waarborgen omgeven is?

Antwoord 3
Ja.
Een instemming op voorhand is niet nodig, omdat in een later stadium de toestemming tot het daadwerkelijk afstaan van celmateriaal altijd gevraagd kan worden (als onderwerp van een privaatrechtelijke overeenkomst), mits voldaan wordt aan de eis van vrijwilligheid en aan geldende specifieke voorwaarden en regels.
Instemming op voorhand kan zelfs zonder betekenis zijn, indien niet duidelijk is waarop die instemming zich richt, zoals op welk materiaal de renner zou moeten afstaan, voor welk doel dat gebruikt mag worden en wie welke bevoegdheden heeft.

Vraag 4
Deelt u de opvatting dat het voor de inbreuk op de privacy er niet toe doet of de informatie wel of niet naar buiten komt? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4
Ja.
Zoals uit het antwoord op vraag 2 blijkt, kan al sprake zijn van een onevenredige inbreuk op de privacy indien het vragen van celmateriaal niet gerechtvaardigd is, bijvoorbeeld omdat niet is voldaan aan de specifieke voorwaarden en regels.

Vraag 5
Deelt u de constatering van de Nederlandse Dopingautoriteit dat het inzamelen van celmateriaal beperkt nut heeft in de strijd tegen doping? 2) Zo neen, waarom niet?

Antwoord 5
Ja.
Het inzamelen van celmateriaal als onderdeel van het opsporen van dopinggebruik in de sport kan momenteel slechts nut hebben door nog niet geïdentificeerd lichaamseigen materiaal (bijvoorbeeld in beslag genomen bloedmonsters) alsnog te identificeren door het te kunnen koppelen aan afgestaan celmateriaal.

Vraag 6
Bent u van plan de rechtsbescherming van werknemers in geval van een verzoek tot afgifte van celmateriaal van de werkgever wettelijk te regelen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 6
Neen.
Ik ben van mening dat de huidige wettelijke regelingen een adequate rechtsbescherming bieden, zoals uit de beantwoording van de vragen 1 en 2 blijkt.

1) De Telegraaf 30 januari 2007, de Volkskrant 31 januari 2007, Trouw 31 januari 2007 en Spits 31 januari 2007
2) de Volkskrant 31 januari 2007