Antwoorden op kamervragen over feitenonderzoek politiekorps Gelderland-Midden

Antwoorden op kamervragen van het kamerlid Haverkamp aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het feitenonderzoek politiekorps Gelderland-Midden (ingezonden op 22 maart 2007).

1)
Wat bedoelt u precies met uw reactie op het feitenonderzoek naar de gang van zaken in het politiekorps Gelderland-Midden: “Het is hoog tijd dat dit afgelopen is, zodat het korps en de politieleiding de blik voorwaarts richten”? 1)

Antwoord:
Met mijn reactie op het rapport ‘Feitelijk – heden’ bedoel ik dat de medewerkers en de leiding van het politiekorps Gelderland-Midden met dit rapport een streep onder het verleden moeten (kunnen) zetten. Met ‘het verleden’ bedoel ik in dit verband de – naar nu blijkt grotendeels onjuiste – ‘beelden’ die zijn beschreven in het rapport-Tragter. Het is hoog tijd dat het afgelopen is met het steeds opnieuw opduiken van die ‘beelden’, evenals met het zich voordoen van situaties van wantrouwen en intimidatie. Medewerkers en korpsleiding zouden de tijd en energie weer ten volle moeten kunnen besteden aan het verder ontwikkelen van de politie-prestaties en een open en veilig werkklimaat.

2
Deelt u de mening van de Commissaris van de Koningin in Gelderland, dat de voormalig korpschef, de heer Van Deursen, gerehabiliteerd dient te worden? Welke stappen gaat u daarvoor zetten?

Antwoord
Uit het feitenonderzoek trek ik de conclusie dat de heer Van Deursen ten aanzien van de onderzochte feiten geen verwijt gemaakt kan worden. Het is echter primair aan de korpsbeheerder om een uitspraak te doen over rehabilitatie van de heer Van Deursen en om te bepalen op welke wijze daaraan invulling wordt gegeven. Gelet op het belang van alle partijen zal ik bij de korpsbeheerder er op aandringen om hierover spoedig uitsluitsel te geven.

3
Op welke wijze kan in de toekomst voorkomen worden dat het aanzien van een heel korps geschaad wordt door het optreden van één persoon? Verdient het in dit verband aanbeveling om de aansturing van de korpsbeheerder te verbeteren?

Antwoord
In algemene zin valt niet uit de sluiten dat het aanzien van een korps wordt geschaad door het optreden van – in overdrachtelijke zin – één persoon of gebeurtenis. Het is altijd mogelijk dat individuele medewerkers van een organisatie iets doen of laten waardoor de betreffende organisatie in een kwaad daglicht komt te staan.
Met betrekking tot het korps Gelderland-Midden is het van belang dat het werkklimaat (verder) verbetert, waardoor eventuele ontevredenheid onder de medewerkers van het korps wordt teruggedrongen, dan wel voorkomen. In het rapport van de commissie Cornielje worden diverse aanbevelingen gedaan die hieraan een bijdrage kunnen leveren. De uitvoering daarvan is de verantwoordelijkheid van de korpsbeheerder. Ik zie hierin geen directe rol weggelegd voor de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.


1) De Stentor, 21 maart 2007