Antwoorden op kamervragen van Zijlstra over de bouw van de turnhal in Den Bosch

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

S-K-U-2750958

28 maart 2007

Antwoorden van staatssecretaris Bussemaker op vragen van het Kamerlid Zijlstra over de bouw van de turnhal in Den Bosch (2060707700).

Vraag 1
Op welke wijze was/bent u betrokken bij de plannen voor de bouw van een internationale topturnhal in Den Bosch?

Antwoord 1
Ik ben op de hoogte van de plannen voor de bouw van een turnhal in Den Bosch.

Vraag 2
Bent u op de hoogte van de ophef die is ontstaan rond de uitblijvende rijksbijdrage van euro 1,5 miljoen voor deze topturnhal?

Antwoord 2
Ik heb vernomen via het Brabants Dagblad dat er in Den Bosch discussie is ontstaan over een uitblijvende rijksbijdrage voor de turnhal.

Vraag 3
Kunt u aangeven of er vanuit het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op enigerlei wijze is gecommuniceerd dat de Rijksoverheid euro 1,5 miljoen zou willen bijdragen aan deze topturnhal?

Vraag 4
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de burgemeester van Den Bosch,
de heer Rombouts, dat de ‘staatssecretaris en hoogste ambtenaren alles op alles zetten om een oplossing te vinden’1) en van zijn uitspraak dat ‘de top van het ministerie heeft mij verzekerd alles te doen om een oplossing te vinden’2)? Heeft u, of één van uw hoogste ambtenaren, inderdaad beloftes gedaan waaruit de gemeente Den Bosch kon afleiden dat het Rijk een bijdrage van euro 1,5 miljoen zou verstrekken voor de bouw van de topturnhal? Zo ja, wanneer denkt u deze gedane beloftes waar te maken?

Vraag 5
Indien dergelijke beloftes niet zijn gedaan, hoe verklaart u dan de uitspraken van de burgemeester van Den Bosch?

Vraag 6
Kunt u aangeven op welke wijze u bereid bent om (alsnog) bij te dragen aan de realisatie van deze topturnhal in Den Bosch, waarbij de doelstelling om te komen tot een hal van nationale en internationale betekenis overeind gehouden wordt?

Antwoorden 3, 4, 5 en 6
Over de aanvraag van de gemeente Den Bosch is tussen vertegenwoordigers van deze gemeente en van mijn departement overleg gevoerd. Er is gedegen uitgezocht of er voor de aanvraag subsidiegronden waren. De aanvraag is getoetst aan de vigerende subsidie-regelingen. Dat was in de eerste plaats de regeling voor de ondersteuning van topsport-accommodaties. Aan die regeling voldoet de aanvraag niet omdat de betreffende accommodatie geen onderdeel uitmaakt van het topsportbeleidsplan van de betreffende landelijke sportorganisatie (Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie). De aanwijzing van topsportaccommodaties is aan de sportsector zelf. Hier mengt de overheid zich niet in.

Vervolgens is de aanvraag getoetst aan de regeling “stimulering aanpassing huisvesting brede scholen en aanpassing sportaccommodaties in verband met multifunctioneel gebruik”. De regeling is vervolgens vele malen overvraagd. Er is in totaal voor ruim euro 80 miljoen aan aanvragen binnengekomen voor de aanpassing van sportaccommodaties, waar euro 10 miljoen beschikbaar was. Het meest zwaarwegende criterium waarop is getoetst, is de mate van cofinanciering door gemeenten en anderen, uitgedrukt in een percentage. Op grond hiervan is de aanvraag van de gemeente Den Bosch - net zoals vele andere aanvragen - afgewezen.
In verband met de waardevolle opzet en de innovatieve waarde van dit plan is namens mijn ambtsvoorganger toegezegd te bezien of er nog eventuele andere mogelijkheden voor steun zijn. Vanzelfsprekend is daarbij benadrukt dat daaraan geen verwachtingen mogen worden ontleend, temeer daar voor de hand liggende oplossingen niet voorhanden zijn. Een definitief oordeel is echter nog niet gevormd.