Antwoorden op kamervragen van Eijsink over de wachtlijsten in de jeugdpsychiatrie

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

CZ-K-U-2755661

30 maart 2007

Antwoorden op kamervragen van het kamerlid Eijsink over de wachtlijsten in de jeugdpsychiatrie (ingezonden 6 maart 2007). (2060708670)

Vraag 1
Kent u het artikel ‘Jeugdpsychiater overbelast’?

Antwoord 1
Ja.

Vraag 2
Deelt u de conclusie in het artikel dat circa 120.000 jongeren met ernstige problemen onbehandeld blijven wegens gebrek aan capaciteit? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 2
Cijfers over de prevalentie van psychische stoornissen bij jeugdigen verschillen erg per onderzoek. De 120.000 onbehandelde jongeren uit het artikel van het AD van 28 februari jl. zijn zeer waarschijnlijk overgenomen uit de beleidsvisie van GGZ Nederland over de jeugd-ggz 'jeugd-ggz breed beschikbaar’ die weer als bron vermeldt het handboek psychiatrische epidemiologie van Verhulst (1999). Daarin wordt aangegeven dat vijf procent van de kinderen en jeugdigen (dit zijn er zo’n 200.000) in Nederland psychische problemen heeft die zo ernstig zijn dat ze daardoor disfunctioneren in het dagelijks leven. Ongeveer twee procent van alle kinderen is onder behandeling bij de jeugd-ggz (ongeveer 80.000 cliënten op een populatie van ongeveer vier miljoen kinderen en jeugdigen in de leeftijd van 0-20 jaar). Conclusie is dat er dus sprake is onderbehandeling van drie procent (120.000 kinderen en jeugdigen). Onderzoek van het Trimbos instituut (verkenningen in de kinder- en jeugdpsychiatrie 2006) geeft weer andere cijfers over een eventuele onderbehandeling van kinderen maar geeft ook aan dat er geen aanwijzingen zijn dat de psychische problemen onder kinderen in Nederland de laatste jaren zijn toegenomen.

Dat er volgens het onderzoek van Verhulst slechts twee procent van de kinderen in behandeling is bij de jeugd-ggz wil niet zeggen dat er met de overige groep van drie procent niets gebeurt. Het feit dat kinderen met psychische problemen niet of niet tijdig worden behandeld, ligt niet alleen aan een mogelijk gebrek aan capaciteit maar kan ook andere oorzaken hebben. Het komt helaas nog veel voor dat ouders slechts met moeite en na aandringen van professionals willen erkennen dat er iets met hun kind aan de hand is. Dit kost tijd en aandacht wat soms betekent dat pas als het behoorlijk uit de hand loopt, wordt ingegrepen. In veel gevallen is er ook rondom het kind al wel een vangnet en hulp georganiseerd, bijvoorbeeld door extra opvang en hulp vanuit de jeugdhulpverlening of het onderwijs.

Vraag 3
Deelt u de conclusie in het artikel dat de wachtlijsten in de kinder- en jeugdpsychiatrie met 10 tot 20 procent zullen toenemen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 3
Ik beschik op dit moment nog niet over de wachtlijstcijfers. Met GGZ Nederland en Zorgverzekeraars Nederland zijn in 2006 prestatieafspraken gemaakt. In de brief van 17 mei 2006 (TK 2005-2006, 29 815, nr.71) van de toenmalige staatssecretaris bent u hierover geïnformeerd. Het streven is om met ingang van 2008 alle kinderen binnen de Treeknormen de noodzakelijke hulp te bieden binnen de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen. De Treeknormen gelden binnen de GGZ-sector als maximaal aanvaardbare wachttijden.
Uit gegevens van het CVZ van januari 2007 blijkt dat ten opzichte van 2005 in 2006 het totaal aantal productieafspraken voor kinderen en jeugdigen met 11,5% is gestegen; de nieuwe inschrijvingen zijn in totaal met 15,2% gegroeid en de intakecontacten met 18,5%.

Op grond van deze cijfers kan geconcludeerd worden dat met de extra beschikbare middelen ook daadwerkelijk extra hulpverleningscontacten zijn geleverd. Het is op dit moment nog niet bekend welk effect dit heeft op de wachttijden. De definitieve wachtlijstgegevens over 2006 worden naar verwachting in april 2007 door GGZ-Nederland aangeleverd.

Vraag 4
Welke maatregelen bent u van zins te nemen om tot een effectievere opvang en behandeling van jongeren met psychische problemen te komen?

Antwoord 4
De kwaliteit van zorg van jongeren met psychische problemen is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de beroepsgroep zelf. Met GGZ Nederland heb ik hier regelmatig overleg over. GGZ Nederland geeft in haar beleidsvisie ‘jeugd-ggz breed beschikbaar’ aan dat zij ambities heeft meer cliënten effectiever en sneller te helpen. Ten behoeve van het terugdringen van de wachtlijsten jeugd-ggz is per jaar in 2006 en 2007 euro 14 miljoen uitgetrokken. Daarnaast zijn in 2006 extra middelen (euro17 miljoen) beschikbaar gesteld om de verwachte groei in de jeugd-GGZ op te vangen. Ten behoeve van de verwachte groei in 2007 wordt euro 34 miljoen beschikbaar gesteld. Dit laatste bedrag is ook vanaf 2007 structureel beschikbaar. GGZ Nederland heeft aangegeven dat met de extra middelen geschikt personeel zal worden geworven en opgeleid. Nieuwe interventies worden beoordeeld op effectiviteit en doelmatigheid, voordat ze worden opgenomen in de richtlijnen en breed worden toegepast.

Vraag 5
Welke maatregelen bent u zins te nemen om tot een afdoende capaciteit voor de opvang en behandeling van jongeren met psychische problemen te komen?

Antwoord 5
Wachtlijsten ontstaan niet alleen door een gebrek aan behandelplaatsen maar kunnen ook andere oorzaken hebben, bijvoorbeeld een gebrek aan personeel.
Aan het gebrek aan capaciteit doe ik het volgende: met het extra geld dat beschikbaar is gekomen voor de jeugd-ggz in 2006 en 2007 is een stevige impuls gegeven om de wachtlijsten voor jeugdigen met psychische problemen weg te werken (zie verder vraag 4). Een gebrek aan capaciteit speelt met name bij specifieke doelgroepen in de jeugd-ggz met daardoor een specifieke hulpvraag. Een voorbeeld hiervan zijn jongeren met ernstige psychische- en gedragsstoornissen (orthopsychiatrie). Het orthopsychiatrische aanbod voor deze jongeren wordt de komende jaren met 178 intramurale plaatsen uitgebreid.

Het gebrek aan personeel speelt met name bij de kinder- en jeugdpsychiaters. Het tekort aan kinder- en jeugdpsychiaters is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de beroepsgroep zelf. Samen met de beroepsgroep werk ik nu een voorstel uit om de opleiding voor kinder- en jeugdpsychiater te veranderen. In het nieuwe opleidingsplan is de opleiding tot kinder- en jeugdpsychiater als aandachtsgebied geïncorporeerd. Dit betekent dat de nieuwe 4,5 jaar durende opleiding, niet alleen psychiaters voor de volwassenenzorg, maar ook voor de ouderenzorg en kinder- en jeugdpsychiaters aflevert. Met de nieuwe eisen wordt de opleiding tot kinder- en jeugdpsychiater dus verkort. De verwachting is dat dit zal leiden tot meer kinder- en jeugdpsychiaters. Er is daarnaast geen tekort aan GZ-psychologen en/of psychotherapeuten. Deze zijn ook inzetbaar bij het behandelen van jeugdigen met psychische stoornissen.