Toespraak van minister mr. J.P.H. Donner op het symposium over het WRR-rapport Investeren in werkzekerheid op woensdag 4 april 2007 in Den Haag.

Dank voor dit rapport dat ik zojuist heb ontvangen. Ik betreur het dat ik onmiddellijk weg moet. Zorg in de Kamer over één van de zekerheden, die wezenlijk is voor het functioneren van de arbeidsmarkt, roept mij naar ginds; zorg dat de Belgen een aantrekkelijker pensioen hebben ontwikkeld.

“Dit rapport is geen rapport over ontslagprocedures.” Zo presenteerde prof. dr. Jules Theeuwes het. Dit is een rapport over het functioneren van de arbeidsmarkt en over het investeren in mensen en in hun werkzekerheid. Dat lijkt mij een wenselijke en wijze verbreding van het debat. Want er valt wel wat te verbeteren aan het functioneren van die arbeidsmarkt. Over de vraag naar arbeid mogen we niet klagen. We hebben bijna de laagste werkloosheid van de Europese Unie en we hebben meer dan 225.000 vacatures. Wie werken wil, kan werken; zou je zeggen. Maar nu de andere kant. We hebben meer dan anderhalf miljoen mensen met een uitkering. We worden vanaf nu geconfronteerd met grote cohorten ouderen die de arbeidsmarkt verlaten, met al hun kennis en ervaring. We hebben een beroepsonderwijssysteem dat school en leerling laat bepalen voor welke beroepen wordt opgeleid, maar niet zeker stelt of er ook vraag is naar die beroepen. En binnen de arbeidsmarkt hebben we fricties ingebouwd die maken dat mensen niet op de plaats komen waar ze met hun talenten en wensen tot hun recht zouden kunnen komen,

‘Blijf zitten waar je zit en verroer je niet’ is een aardige tactiek voor kinderen die verstoppertje spelen, maar niet voor werknemers die verder willen in een dynamische arbeidsmarkt. En het is ook niet de methode om als samenleving om te gaan met de knelpunten van die arbeidsmarkt. ‘Blijven zitten waar je zit’; het is steeds meer een illusie dat er banen voor het leven zijn. Het is nooit echt werkelijkheid geweest en is dat steeds minder in de internationalisatie van markten en de voortgang van de techniek. Je zou het ook niet moeten willen; een levenlang hetzelfde doen in een wereld die steeds sneller verandert. Het voorliggend rapport bevestigt dit; gemeten over álle werknemers blijft de gemiddelde werknemer iets meer dan negen jaar bij een werkgever. En dat is niet alleen door de jongeren onder de 25 jaar. Ook van de werkende 55-plussers is één op de tien korter dan vijf jaar in dienst. Ook ouderen willen een nieuwe start maken. Jaarlijks wisselen ongeveer een miljoen werknemers van baan. Niet alleen als het conjunctureel goed gaat; in de achterliggende jaren ook toen het conjunctureel minder ging, veranderde nog altijd 1 op de 8 werknemers van baan, tegen bijna 1 op de 6 in goede jaren.

Het gaat bij het vervullen van de vacatures in de arbeidsmarkt echter om meer dan werkgelegenheid. Iedere baan die niet vervuld wordt, is werk dat blijft liggen en is verlies voor wie wellicht op die plaats beter tot zijn recht zou komen. Het is daarmee groei die niet wordt gerealiseerd, welzijn dat niet wordt vervuld en uiteindelijk ook mensen die in een uitkeringssituatie blijven zitten; en dat is bij 200.000 vacatures heel veel van dat alles.

Het kabinet streeft naar verdere arbeidsparticipatie. Meer mensen aan het werk. De bonden hebben in een zeven-punten-plan aangeduid wat zij zich daarbij voorstellen: 80% arbeidsparticipatie in 2025. Ik onderschrijf die doelstelling; we zullen die doelstelling zelfs al eerder moeten bereiken. Het betekent dat we honderdduizenden mensen extra aan het werk zullen moeten helpen. Niet alleen mensen die nu een bijstandsuitkering ontvangen of door een arbeidshandicap niet aan de slag komen. Ook ouderen die vóór hun vijfenzestigste willen stoppen met werken en vrouwen die een betaalde baan van enkele uren hebben. Uiteindelijk is er, op een manchet uitgerekend, behoefte aan 500.000 banen extra om te bereiken dat 80 procent van de beroepsbevolking een betaalde baan heeft. Een half miljoen banen, dat is ongeveer gelijk aan vijf procent extra economische groei.

Een half miljoen banen meer; dat gaat niet vanzelf en het gaat al helemaal niet als we vast blijven houden aan oude zekerheden en nee blijven zeggen tegen iedere verandering. Nee tegen open grenzen. Nee tegen de inschakeling van mensen die langdurig buiten de arbeidsmarkt staan. Nee tegen veranderingen in de wijze waarop de arbeidsovereenkomst kan worden beëindigd. Nee tegen internationale ontwikkelingen op de product- en arbeidsmarkten.

We bevinden ons in een nieuwe fase van ontwikkeling. We kunnen het ons niet veroorloven om onwrikbaar vast te houden aan bestaande systemen en stelsels die langzaam maar zeker aan kracht en betekenis verliezen. Als er niets verandert, dan hebben we binnen twee tot drie jaar een schaarste op de arbeidsmarkt, die tot een stijging van de lonen leidt, waardoor we onszelf uit de markt prijzen. Stilstand is achteruitgang.

We zullen op zoek moeten naar een nieuwe balans tussen dynamiek en zekerheid. Het uitgangspunt van het kabinet is daarbij dat iedereen een eerlijke kans moet krijgen om mee te doen én dat mensen langer door zullen moeten werken. Dat vraagt om investeringen in mensen en werkzekerheid. Door werkgevers en werknemers de ruimte te geven. Werknemers de ruimte om zich te ontplooien. Werkgevers de ruimte voor ondernemerschap. Dat betekent dus investeren in de inzetbaarheid van mensen die nu langs de kant staan én investeren in de toekomstmogelijkheden van werknemers die later van baan willen of moeten veranderen.

Voor de omslag die nodig is, wil ik tot slot nog eens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid citeren. “In het besef dat baanzekerheid in de huidige maatschappij niet meer te geven is, dienen burgers zichzelf door werkhouding, scholing en, meer in het algemeen, veranderingsbereidheid breed inzetbaar te houden. Werk en maatschappelijke participatie zijn geen rechten die men bij de overheid kan afdwingen; het zijn zaken die men door eigen inzet moet zien te realiseren.”

Voor de mensen die nu gaan bladeren om te vinden wáár dat in het rapport staat, zeg ik er maar gauw bij dat het komt uit een éérder rapport van de WRR. Het rapport ‘Van verdelen naar verdienen’. De WRR-voorzitter die het rapport precies tien jaar geleden naar de minister-president stuurde, is daarna zelf enkele malen van baan veranderd en heeft nu een baan, waarvan hij zeker weet dat het geen baan voor het leven is.

Wie die voorzitter was?

Het is de spreker die u nu dankt voor u aandacht en veel succes wenst met dit symposium over investeren in werkzekerheid.