Brief aan de Tweede Kamer over de tussenstand met betrekking tot het onderzoek naar de verdragen en wetgeving en de consequenties daarvan op het milieubeleid en handhaving op de eilanden van de Nederlandse Antillen

Bij de begrotingsbehandeling Koninkrijksrelaties (H IV) heeft de toenmalige minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties u toegezegd te zullen rapporteren over de tussenstand met betrekking tot het onderzoek naar de verdragen en wetgeving en de consequenties daarvan op het milieubeleid en handhaving op de eilanden van de Nederlandse Antillen.

In het verlengde hiervan zijn door SP-fractie op 20 december jl. nog een zestal aanvullende vragen gesteld met het verzoek deze in het onderzoek te betrekken. Deze vragen luiden als volgt:

1. Als Antillen status van gemeenten krijgen, gelden dan ook dezelfde Nederlandse wet en regelgeving als voor gemeenten hier in Nederland als het gaat om Milieu en Ruimtelijke Ordening?

2. Betekent de status van gemeente dat de Antillen moeten gaan voldoen aan vertalingen Nederlandse wetgeving van Europese regelgeving op het gebied van natuur en milieuwetgeving?

3. Als Antillen status van gemeenten krijgen, krijgen ze dan ook dezelfde wettelijke taken en verplichtingen als de Nederlandse gemeenten als het gaat om Milieu en Ruimtelijke Ordening. Hoe gaat dat georganiseerd en gefinancierd worden?

4. Betekent de status van gemeente ook dat het verbod op asbest gaat gelden op de Antillen?

5. Betekent dat, dat productie, tussenhandel en verkoop van asbest verboden wordt op de Antillen. Op welke wijze gaat de sanering van asbest in gebouwen en bodem op de Antillen vorm krijgen. Op wie worden de kosten dan gehaald?

6. Betekent de status van gemeente ook dat de Antillen moeten gaan voldoen aan het Kyoto Protocol dat door Nederland is geratificeerd. Zo ja, gaan de bedrijven op de Antillen dan meedraaien in de handel van CO2 emissierechten. Zo ja, wat zijn de consequenties voor het halen van de doelstellingen door Nederland.

Huidige situatie
Milieuwet- en regelgeving is een autonome aangelegenheid van de Nederlandse Antillen. De Nederlandse milieuwetgeving is niet van toepassing op de eilanden van de Nederlandse Antillen. De rol van Nederland blijft in deze beperkt tot het aangaan van de dialoog met de overheid van de Nederlandse Antillen over natuur- en milieukwesties en het bieden van ondersteuning en advies.

Ten aanzien van milieuverdragen kunnen de Nederlandse Antillen zelf bepalen of zij medegelding van die verdragen wensen en zijn zij zelf verantwoordelijk voor de implementatie en handhaving van de betreffende uitvoeringswetgeving. Zo is met betrekking tot het Kyoto-protocol in de brief van 8 november 2006 van de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2006 - 2007, 28 240 en 28 982, nr. 63) medegedeeld dat de Nederlandse Antillen medegelding van het protocol wenselijk achten en dat er een Landsverordening Milieubeheer ter dekking van onder meer dat protocol in voorbereiding is.

Nieuwe staatkundige verhoudingen
Het proces van de nieuwe staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk is momenteel in volle gang. De Nederlandse Antillen houden als land op te bestaan. Voor de zgn. BES eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) betekent dit dat het streven is dat zij per 15 december 2008 de status van openbaar lichaam krijgen. Sint Maarten en Curaçao (wanneer laatstgenoemde besluit zich weer aan te sluiten bij het proces) krijgen op die datum de status als autonoom land binnen het Koninkrijk. Dit uiteraard mits aan alle voorwaarden, zoals bepaald in de verschillende akkoorden, is voldaan.

Het voorgaande houdt in dat voor de BES eilanden in eerste instantie de Antilliaanse wetgeving nog van toepassing is. Daarna wordt voor zover mogelijk en wenselijk overgegaan naar de Nederlandse wetgeving. Dit wordt momenteel nader onderzocht en uitgewerkt.

Voor Sint Maarten en Curaçao geldt dat milieuwetgeving, net als bij de Nederlandse Antillen op dit moment, een autonome landsaangelegenheid zal worden. In het stappenplan, dat zal resulteren in de nieuwe staatkundige verhoudingen, is ook de analyse van de huidige verdragen opgenomen. Ook het Kyoto-protocol zal hierin aandacht krijgen. De huidige planning gaat uit van afronding van de inventarisatiefase in juli van dit jaar.

De milieuverdragen waarbij Nederland thans partij is, zullen binnen de kaders van de terzake gemaakte afspraken ook gaan gelden voor de BES eilanden. Wel zal één en ander afhankelijk zijn van het tijdstip waarop de Antilliaanse wetgeving op die eilanden overgaat in de Nederlandse wetgeving.

De milieuverdragen die reeds voor de Nederlandse Antillen gelden en door dat land zijn geïmplementeerd zullen van toepassing blijven in Curaçao en Sint Maarten.

Wat betreft EU regelgeving zullen de BES eilanden vooralsnog niet de status van UPG (Ultraperifeer Gebied) krijgen. Zij behouden op grond van het EG-verdrag de status van LGO (Landen en Gebieden Overzee). Dit houdt in dat vanuit Europeesrechtelijke optiek bij implementatie van wetgeving op de drie eilanden in beginsel alleen rekening dient te worden gehouden met de (bestaande) verplichtingen op grond van de LGO-status.

Zoals gezegd zullen alle hiervoor genoemde kwesties aan de orde komen bij het doorlopen van het stappenplan om te komen tot nieuwe staatkundige verhoudingen. Op dit moment wordt volop gewerkt aan de uitvoering van dit stappenplan. Ik zal de Kamer regelmatig over de voortgang van dit proces informeren.

DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,

drs. A.Th. B. Bijleveld-Schouten