Rijkswaterstaat start met zandsuppleties

Binnenkort begint Rijkswaterstaat met de uitvoering van het suppletieprogramma 2007, dat onlangs is vastgesteld door Tineke Huizinga, staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. De zandsuppleties bestrijden de erosie van de Nederlandse kust en vinden zowel op het strand als op de vooroever (onder water) plaats. Dit jaar zijn er twee bijzondere suppleties: op de kust van Westenschouwen (Zeeland) en voor de kust van Den Helder en Texel (Noord-Holland).

Jaarlijks stelt Rijkswaterstaat op basis van metingen een onderhoudsprogramma voor de Noordzeekust op. Dit resulteert in een voorstel aan de Provinciaal Overlegorganen Kust (POK’s) Hierin zijn per provincie alle belanghebbenden in de kustzone, zoals provincie, Rijkswaterstaat, waterschappen, kustgemeenten en natuurbeherende organisaties vertegenwoordigd. Zij adviseren de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat over het voorstel van Rijkswaterstaat. De staatssecretaris stelt vervolgens het suppletieprogramma vast.

Het suppletieprogramma ziet er als volgt uit: (zie bijlage1.pdf onderaan de pagina)

Efficiënte Methode
Suppleties zijn een efficiënte methode om de structurele kusterosie te bestrijden. Dit gebeurt door het handhaven van zandvoorraden in het kustfundament zodat het fundament mee groeit met de stijgende zeespiegel. In 2000 is de totaal benodigde hoeveelheid zand voor het op peil houden van de kust berekend op gemiddeld twaalf miljoen m3 zand per jaar. In het kustbeleid heeft het dynamisch handhaven van de kustlijn van 1990 -de basiskustlijn- de hoogste prioriteit. Deze basiskustlijn is gerelateerd aan een volume zand in een strook tussen NAP +3 m en NAP –5 m. Voor handhaving van de basiskustlijn is dit jaar ruim vijf miljoen m3 zand nodig. Het zand dat niet direct nodig is voor het in stand houden van de basiskustlijn wordt daar toegevoegd waar het kustsysteem de grootste tekorten kent.

Bijzondere suppleties
Dit jaar maken twee bijzondere suppleties deel uit van het jaarprogramma. Het betreft een suppletie voor de kust van Den Helder en Texel en een strandsuppletie op de kust van Westenschouwen. De suppletie voor de kust van Den Helder en Texel is bijzonder vanwege de hoeveelheid van zeven miljoen m3 zand die hiermee gemoeid is. Deze suppletie is nodig om het zandtekort in het waddengebied te bestrijden. Op het strand van Westenschouwen vindt een bijzondere suppletie van ongeveer 170.000 m3 zand plaats om historische restanten met een hoge archeologische waarde te beschermen. Hoewel Rijkswaterstaat niet de plicht heeft om deze archeologische waarde vanuit kustlijnhandhaving te beschermen is besloten dit vanuit cultuurhistorisch oogpunt wel te doen.

Strand- of vooroeversuppletie
Sinds 1997 suppleert Rijkswaterstaat niet alleen op het strand maar ook op de vooroever (onder water). Uitgangspunt hierbij is: ‘waar het moet op het strand waar het kan onder water’. Strandsuppleties hebben als voordeel dat ze direct effect hebben. Zodra zand op het strand is gestort, is het strand hoger en breder. Vooroeversuppleties gaan echter langer mee, zijn goedkoper en hebben gedurende een langere tijd een positief effect op de kust. Daarnaast kan een suppletie onder water in principe het hele jaar door plaatsvinden en veroorzaakt deze geen overlast voor de gebruikers van het strand. Het resultaat van een vooroeversuppletie is minder zichtbaar, maar in veel gevallen levert het toch binnen een jaar al een positief resultaat op.

Bij een strandsuppletie pompt een sleephopperzuiger het zand naar het strand via een op de zeebodem en het strand neergelegde pijpleiding, waarna het zand over het strand wordt verdeeld door shovels. Bij een vooroeversuppletie stort een sleephopperzuiger een lading zand direct op de zeebodem, vlak voor de kust. De aangebrachte zandbank heeft twee functies. Het dient als golfbreker waardoor golven veel energie verliezen voordat ze het strand bereiken. Ook fungeert de zandbank als een zandbuffer die er voor zorgt dat er meer zand op het strand terecht komt.