Antwoorden op kamervragen van Schermers en Omzigt over schrappen productie van een hartmedicijn

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

GMT-K-U-2761275

25 april 2007

Antwoorden van minister Klink op kamervragen van de Kamerleden Schermers en Omzigt (CDA) over schrappen productie van een hartmedicijn (2060710970).Vraag 1.
Deelt u de mening dat het besluit om te stoppen met de vervaardiging van het medicijn Pronestyl 1) grote gevolgen heeft voor patiënten die vanwege hun aandoening zijn aangewezen op het gebruik van dit middel? Hoe beoordeelt u in dit licht het besluit van de farmaceut Bristol-Myers Squibb?

Vraag 2.
Welke mogelijkheden ziet u vanuit uw verantwoordelijkheid om de continuïteit van de zorg voor deze patiënten te waarborgen? Biedt het door u ingezette beleid ten aanzien van weesgeneesmiddelen wellicht een uitweg uit de ontstane situatie?

Vraag 3.
Deelt u de mening van de Stichting Hoofd, Hart en Vaten (SHHV) dat fabrikanten geen medisch noodzakelijke geneesmiddelen van de markt mogen halen indien er geen gelijkwaardige alternatieven voorhanden zijn? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat dit middel beschikbaar blijft in Nederland voor patiënten die het nodig hebben?

Antwoord 1, 2 en 3.
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik naar de beantwoording van de vragen 1 en 3 van het Lid Agema (PVV) (2060710960), die eveneens gaan over het uit de markt nemen van Pronestyl.
De Europese wetgeving met betrekking tot weesgeneesmiddelen (Verordening 141/2000) is in dit geval niet van toepassing. De Europese Commissie kan de status weesgeneesmiddel toekennen als een geneesmiddel nog niet geregistreerd is en er ook nog geen aanvraag voor registratie is ingediend. Indien dit middel voldoet aan bepaalde criteria – zoals vermeld in de Verordening – krijgt het de status van weesgeneesmiddel. Tevens kan de status van weesgeneesmiddel worden toegekend indien er voor een geregistreerd geneesmiddel een nieuwe indicatie wordt ontwikkeld als het voldoet aan de criteria uit de Verordening. In het geval van Pronestyl gaat het om een geregistreerd geneesmiddel, maar niet om een nieuwe indicatie. Bovendien is niet bekend of het zou voldoen aan de andere vereiste criteria. Vraag 4.
Bent u bereid om de Kamer in algemene zin te informeren over het spanningsveld tussen de beslisvrijheid van private geneesmiddelenfabrikanten en uw (systeem)verantwoordelijkheid voor een effectieve en efficiënte geneesmiddelenvoorziening?

Antwoord 4.
De minister van VWS is (systeem)verantwoordelijk voor een goede geneesmiddelenvoorziening in Nederland. Die verantwoordelijkheid komt tot uiting in regelgeving als de Geneesmiddelenwet, de Zorgverzekeringswet en regelgeving op het gebied van prijzen en vergoedingen. De minister van VWS stimuleert, ook in Europees verband, de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen, waaronder zogeheten weesgeneesmiddelen en geneesmiddelen voor kinderen.

De ontwikkeling, vervaardiging en het in de handel brengen van geneesmiddelen zijn echter geen overheidstaak maar behoren tot het (private) domein van de farmaceutische industrie. Bij de besluitvorming door de industrie over het ontwikkelen of uit de handel nemen van een geneesmiddel spelen economische overwegingen een belangrijke rol. De minister van VWS kan er weliswaar naar streven de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen zoveel mogelijk in een gewenste richting bij te sturen, maar zal fabrikanten er niet of nauwelijks toe kunnen bewegen een onrendabel product in de markt te houden. Wel kan er sprake zijn van een morele plicht van een fabrikant om een levensreddend geneesmiddel waarvoor geen alternatief is in de markt te houden (zie ook mijn antwoord op vraag 3 van het Kamerlid Agema over het uit de markt nemen van Pronestyl) (2060710960).

1) Algemeen Dagblad, 28 maart 2007

Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Agema (PVV), ingezonden 29 maart 2007 (vraagnummer 2060710960)