Waardering van mantelzorgers

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DMO/SSO-2763508

7 mei 2007

Mantelzorg is onmisbaar in de Nederlandse samenleving. Heel veel mensen verlenen mantelzorg omdat zij zich graag in willen zetten voor een ander, omdat zij het plezierig vinden dit te doen of omdat de specifieke situatie waarin zij en de zorgvrager verkeren dit van hen vraagt. In het Coalitie Akkoord wordt in dit licht aangegeven dat de kracht en de kwaliteit van de samenleving wordt bepaald door onderlinge betrokkenheid, door meedoen; meedoen door middel van een betaalde baan, in het vrijwilligerswerk of door de zorg voor anderen. Ook u heeft bij diverse gelegenheden aangegeven de inzet van mantelzorgers belangrijk te vinden. Dat blijkt onder andere uit het aanvaarden van het amendement Van der Vlies bij het Belastingplan 2006.

Bij de behandeling van de begroting 2007 van VWS is er door u op aangedrongen nog dit jaar een landelijke regeling voor de waardering van mantelzorgers in het leven te roepen. In de brief van 5 februari 2007 zijn hiervan de hoofdlijnen geschetst. Door middel van deze brief wil ik u informeren over de stand van zaken hieromtrent. Belangrijk daarbij is dat het verstrekken van uitkeringen aan mantelzorgers in november van dit jaar, uitgangspunt is.

Een afschrift van deze brief stuur ik naar de Voorzitter van de Eerste Kamer.

A. De uitvoering van de regeling.
- de uitvoerende organisatie(s).

In de brief aan uw Kamer van 5 februari jl. getiteld “waardering mantelzorgers” kon nog niet worden aangeven wie –naast het CIZ- de regeling zal gaan uitvoeren. Op dit moment kan dat wel. De opdracht om, namens mij, de uitkering aan mantelzorgers toe te kennen, wordt verleend aan de Sociale Verzekerings Bank (SVB). Ik heb gekozen voor deze organisatie vanwege hun grote ervaring met het doen van betalingen op grote schaal, de geboden zekerheid dat de betalingen nog dit jaar plaats kunnen vinden, en op grond van de kosten die deze organisatie voor de uitvoering van de benodigde activiteiten in rekening brengt en de administratieve lasten voor de burger.
Er is een goede afstemming noodzakelijk tussen de activiteiten van het CIZ en die van de SVB. Het CIZ is belast met het aanreiken van de gegevens van de zorgvragers die aan de criteria voldoen (naam, adres, woonplaats, cliënt nummer, einddatum van de beschikking). De SVB stuurt de zorgvrager een aanvraagformulier ten behoeve van de mantelzorger, controleert de gegevens op het aanvraagformulier, stuurt een beschikking aan de mantelzorger, gaat tot betaling over en verzorgt eventuele bezwaarprocedures.

- de besteding van de middelen.
Voor de uitvoering van het amendement Van der Vlies is euro 65 mln beschikbaar. Een deel van dit bedrag zal worden bestemd voor de uitvoering van de landelijke regeling. Het gaat om een bedrag van in totaal euro 1,2 mln. Dat is beduidend minder dan het bedrag waarvan ik in de brief van 5 februari ben uitgegaan. Dat betekent dat het resterende deel van de euro 65 mln aan mantelzorgers kan worden uitgekeerd. Gezien het feit dat de regeling niet op 1 januari van dit jaar van start is kunnen gaan, zal in 2007 naar verwachting niet het gehele bedrag worden uitgekeerd. Rond de zomer hoop ik op basis van gegevens van de uitvoerders van de regeling hiervan een goed beeld te hebben. Ik zal u hierover nader informeren; daarbij zal ik tevens aangeven hoe ik met dit incidentele overschot om denk te gaan.

B. Wetswijziging.
- het wettelijk kader.
In de brief van 5 februari is aangegeven dat mantelzorg een prestatieveld is onder de Wmo. Daarmee is het de bevoegdheid van de gemeente geworden om beleid op dit terrein te voeren. In bedoelde brief heb ik aangegeven waarom ik desondanks heb gekozen voor een landelijke regeling, uit te voeren door een landelijke organisatie. Deze aanpak vereist een wijziging van de Wmo. Ik streef ernaar u op zo kort mogelijke termijn een wetsvoorstel te doen toekomen. In dat wetsvoorstel wordt tevens een voorstel gedaan voor wijziging van de Wet werk en bijstand. Om de waardering ook tot zijn recht te laten komen bij mantelzorgers die voor de voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan zijn aangewezen op bijstand, dient de vorenbedoelde uitkering niet tot de middelen van de belanghebbende te worden gerekend.

Procedures rond het formuleren, beoordelen en behandelen van wetsvoorstellen kosten tijd. Hoewel ik er naar streef hierbij een zodanig traject te volgen dat behandeling van het wetsvoorstel nog dit jaar in Eerste en Tweede Kamer plaats zou kunnen vinden, bestaat altijd de mogelijkheid dat dat niet lukt. Omdat bij de behandeling van de begroting van VWS 2007 door de Kamer nadrukkelijk is aangegeven dat al in 2007 de uitkeringen moeten worden verstrekt, kan zich de situatie voordoen dat de uitkeringen zijn verstrekt voordat de daartoe strekkende wijziging van de Wmo door beide kamers is aanvaard en in het Staatsblad gepubliceerd. Er doet zich hier een mogelijk dilemma voor. De eerste mogelijkheid is de betalingen in november te verrichten en de wetswijziging later wordt vastgesteld; de tweede mogelijkheid is het uitstellen van de betalingen tot het moment dat de wijziging van de Wmo daadwerkelijk door de Staten-Generaal is aanvaard. Gezien de waarde die u kamerbreed hecht aan uitbetaling in 2007, geef ik de voorkeur aan de eerste benadering. Ik vertrouw erop dat u –voor het geval deze situatie zich voordoet- hiermee kunt instemmen.

- doelgroep van de regeling.
Op basis van de wet wordt een regeling geformuleerd waarin de details van de waardering van mantelzorgers wordt neergelegd. In de regeling wordt de doelgroep afgebakend. Dit zal zijn in lijn met de brief van 5 februari waarin wordt aangegeven dat mantelzorgers in aanmerking kunnen komen voor een uitkering van maximaal euro 250 indien zij iemand verzorgen die over een indicatie beschikt voor extramurale AWBZ-zorg; deze indicatie moet een geldigheidsduur hebben van tenminste 6 maanden. Het CIZ speelt hierbij als steller van deze indicaties een belangrijke rol. Ik heb het voornemen om in 2008 de uitvoering van de regeling tussentijds te evalueren. De afbakening van de doelgroep kan dan opnieuw worden bezien. Een en ander zal echter plaats dienen te vinden binnen het financiële kader van euro 65 mln.

Omdat het CIZ vanaf 1 april in staat is om vast te stellen of er in individuele gevallen sprake is van mantelzorg, van hoeveel mantelzorg en ook in staat is te registreren wanneer er sprake is van een indicatie met een geldigheidsduur van tenminste 6 maanden, zal 1 april met terugwerkende kracht als startdatum voor de landelijke regeling worden gebruikt. Dat betekent dat het CIZ vanaf die datum periodiek een overzicht zal maken van de zorgvragers wier mantelzorger in aanmerking kan komen voor een uitkering. De uiteindelijke betaling vindt ten tijde van de Dag van de mantelzorg plaats.

C. Evaluatie.
Na drie jaar zal er een evaluatie van de regeling plaatsvinden. Bij deze evaluatie zal onder meer de mogelijkheid worden onderzocht om de regeling op te doen laten gaan in de integratie-uitkering Wmo. Verder zal bij de evaluatie worden bezien wat de eventuele effecten zijn op andere regelingen, zoals de AWBZ.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

mw. dr. J. Bussemaker