Antwoorden op kamervragen over de rechten en plichten van (voormalige) politici

Vragen van het lid Brinkman (PVV) over de rechten en plichten van (voormalige) politici.

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het artikel “36 politici in de aanbieding”? 1)

Antwoord 1
Ja.

Vraag 2
Deelt u de mening dat politieke ambtsdragers, na het verlaten van de politiek, aan dezelfde rechten en plichten zouden moeten voldoen als ieder andere burger van dit land? Zo neen, waarom niet?

Vraag 3
Bent u bereid er onmiddellijk voor te zorgen dat afgetreden politieke ambtsdragers een sollicitatieplicht krijgen en dat hun uitkering qua duur en hoogte gelijk is aan die van ieder ander burger van dit land (WW-niveau)? Zo neen, waarom niet?

Antwoorden 2 en 3
In de notitie rechtspositie van politieke ambtsdragers van 21 juli 2002 is uitvoerig ingegaan op de kenmerken van politieke ambten en de rechtspositie[2] Bij de rechtspositieregelingen van de politieke ambtsdragers wordt in zijn algemeenheid reeds aansluiting gezocht bij de voor het rijkspersoneel sector Rijk geldende regelingen en arbeidsvoorwaarden. Politieke functies zijn echter veelal functies die men tijdelijk – enige jaren – vervult. Of men na de benoemingsperiode in aanmerking komt voor een nieuwe periode is afhankelijk ook van externe factoren zoals bijvoorbeeld de vaststelling van een kandidatenlijst, de onderhandelingen over collegevorming en uiteraard de uitslag van verkiezingen. Politieke functies brengen een bepaalde onzekerheid met zich mee, ook wel aangeduid als het politieke risico. Aan een politieke functie kan abrupt en onverwacht een einde komen. Er is geen ontslagbescherming. Het onzekere aspect van de functies betekent dat drempels om een politieke functie te aanvaarden, waar mogelijk beperkt moeten worden en ook dat er voldoende aandacht moet worden besteed aan de positie van gewezen ambtsdragers.

Aan de hand van deze vraagstelling heeft de adviescommissie beloning rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur (commissie Dijkstal) een advies uitgebracht over de rechtspositie van politieke ambtsdragers en een aantal aan­bevelingen gedaan. Deze aanbevelingen hebben tot vier wetsvoorstellen geleid. Eén van de voorstellen ziet op een wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa), waarin de uitkeringen zijn geregeld. Met het wetsvoorstel wordt een sollicitatieplicht ingevoerd en de wachtgeldregeling versoberd. Het wetsvoorstel is bij de Tweede Kamer aanhangig (TK 2005-2006, 30 424).

Vraag 4
Deelt u de mening dat het salaris van een Tweede Kamerlid een alleszins redelijk salaris is? Kunt u in dat licht aangeven waarom een ex-minister bij aanvaarding van het ambt als Tweede Kamerlid, recht zou moeten hebben op aanvulling van dit salaris tot het salaris van een minister voor de duur van een ambtstermijn? Zo ja, bent u bereid ook deze regeling te schrappen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4
De uitkeringsvoorziening ingevolge de Appa heeft als gezegd kenmerken die verband houden met het politieke ambt. De Appa-uitkering heeft het karakter van een tijdelijke financiële overbrugging naar de situatie waarin men elders een inkomen verwerft. De Appa geeft recht op de wachtgelduitkering ook als men aansluitend een andere functie heeft en men dus niet werkloos is. Dit is derhalve anders dan bij de WW die alleen een uitkering toekent indien en voorzover men werkloos is. Bij de Appa geldt een anti-cumulatie-regeling waarbij nieuwe inkomsten in mindering worden gebracht op de Appa-uitkering. Indien het nieuwe inkomen hoger is dan het inkomen uit de politieke functie vindt er in het geheel geen uitkering meer plaats.

Ik zie geen aanleiding deze systematiek ten principale ter discussie te stellen. Er zijn wel gronden een aantal versoberingen en wijzigingen aan te brengen. Daarvoor wil ik verwijzen naar het bovengenoemde wetsvoorstel.

1) Dagblad De Pers, 18 april 2007

[2]

Kamerstukken II, 2001–2002, 28 479, nr. 1.