Wetsvoorstel 30463 over periodieke registratie

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG

MEVA/BO-2772163

23 mei 2007

In mijn brief met kenmerk MEVA-CB-U-2735680 heb ik u voorgesteld een voordracht te doen voor een Algemene Maatregel van Bestuur gebaseerd op artikel 94 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG). Deze Algemene Maatregel van Bestuur zal bepalen dat personen van wie de registratie in het BIG-register is doorgehaald vanwege het niet voldoen aan de eisen van periodieke registratie, hun gewezen titel onder de toevoeging van “niet praktiserend” mogen blijven gebruiken.

De door uw commissie naar voren gebrachte zorgen begrijp ik. Het voornemen is dan ook om in de nota van toelichting bij het toegezegde uitvoeringsbesluit op te nemen, dat als een arts niet meer voldoet aan de eisen van periodieke registratie en daarom is doorgehaald in het BIG-register, hij of zij als “arts niet praktiserend” niet bevoegd is tot het verrichten van voorbehouden handelingen als bedoeld in artikel 36 van de Wet BIG, noch tot het verrichten van andere handelingen die verbonden zijn aan het mogen voeren van de artsentitel. Artsen niet praktiserend zijn dus ook niet langer bevoegd tot het voorschrijven van medicijnen.

Met betrekking tot het mogen blijven gebruiken van de gewezen artsentitel zou ik willen opmerken dat ik eraan hecht om in de bovengenoemde Algemene Maatregel van Bestuur op te nemen dat zij die ingeschreven hebben gestaan in het BIG-register en daaruit niet zijn verwijderd op grond van een tucht- of strafrechtelijke maatregel de gewezen titel arts alleen kunnen blijven gebruiken onder vermelding van de toevoeging “niet praktiserend“. Als er in de praktijk afkortingen voor ”niet praktiserend” worden gebruikt is dat alleen acceptabel zolang dat niet tot misverstanden leidt met betrekking tot de deskundigheid en de bevoegdheden.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink