Antwoorden op kamervragen over het substitutie-effect van hoge grafprijzen

Antwoorden op kamervragen van het lid Anker (ChristenUnie) over het substitutie-effect van hoge grafprijzen.

1 . Vraag
Hebt u kennisgenomen van het onderzoek van DELA naar de ontwikkeling van grafkosten in de afgelopen jaren?1)

1. Antwoord
Ja

2. Vraag
Hebt u kennisgenomen van de conclusie van DELA dat vijftien procent van de Nederlanders die kiezen voor crematie, dit heeft gedaan wegens de lage kosten en dat van diegenen die kiezen voor begraven, tien procent overweegt zich te laten cremeren als de grafkosten verder stijgen?

2. Antwoord
Ja

3. Vraag
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat mensen die liever begraven willen worden, kiezen voor een crematie wegens de hoge kosten van begraven? 2) Zo ja, wat gaat u doen om dit substitutie-effect te voorkomen?

3. Antwoord
Vanzelfsprekend ben ik de mening toegedaan dat wie kiest voor begraven, in principe ook begraven moet kunnen worden. Burgers hebben echter een eigen verantwoordelijkheid om daar bij leven een financiële voorziening voor te treffen, bijvoorbeeld in de vorm van een uitvaartverzekering. Begraven brengt hogere kosten dan cremeren met zich, ondermeer omdat graven beslag op grond leggen, die een financiële waarde vertegenwoordigt. Ik zie in de gegeven omstandigheden geen aanleiding tot het nemen van specifieke maatregelen.

4. Vraag
Deelt u de conclusie van DELA dat de openheid van gemeenten met betrekking tot de opbouw van de grafkosten onvoldoende is en de democratische controle door de gemeenteraad mede daardoor te wensen overlaat? Zo ja, bent u bereid het belang van grotere transparantie en inzichtelijkheid in de opbouw van grafkosten in een overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) aan de orde te stellen?

4. Antwoord
De conclusie dat de openheid van gemeenten met betrekking tot de opbouw van grafkosten onvoldoende is en de democratische controle door de gemeenteraad mede daardoor te wensen overlaat, is voor rekening van Dela. Grafrechten zijn een vorm van leges. Het is de gemeenten toegestaan te streven naar kostendekkende leges (artikel 229b Gemeentewet). De belastingrechter kan in een beroepsprocedure tegen een aanslag voor grafrechten beoordelen of het tarief dat in de belastingverordening staat niet te hoog is vastgesteld. Dat geeft de burger dus aanzienlijke rechtsbescherming. Ik hecht er aan te benadrukken dat de gemeenten bij het vaststellen van het tarief over een zekere beleidsvrijheid beschikken. De democratische controle vindt plaats door de raad, bij het vaststellen van de verordening op de grafrechten. Publieke verantwoording dient dan ook primair langs die weg gestalte te krijgen. Dat neemt niet weg dat gemeenten ook naar mijn oordeel transparantie en inzichtelijkheid in de opbouw van grafrechten zouden moeten nastreven. In dat verband kan gewezen worden op de mogelijkheden die het benchmark-programma van de VNG biedt (www.watdoetjegemeente.nl). Om een grotere mate van transparantie en uniformiteit te bewerken, brengt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dit voorjaar de “richtlijn kostendragers” uit. Dat is een leidraad voor het vaststellen van tarieven die maximaal kostendekkend mogen zijn.

1) Bodemprijzen, uiteenlopende aspecten van de grafkostenproblematiek. Eindhoven: 26 april 2007

2) Zie beantwoording vragen van het lid Slob, vergaderjaar 2005-2006, aanhangsel 727, ingezonden 15 december 2005