Toespraak bij het 75-jarig bestaan van de NAK (Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaigoed en pootgoed van landbouwgewassen)

Dames en heren,
Allereerst natuurlijk: van harte gefeliciteerd met uw 75-ste verjaardag. Ik ben verheugd en vereerd dat ik op uw feestje mag komen, want de NAK heeft een grote rol gespeeld in de kwaliteitsverbetering van Nederlands zaaizaad van landbouwgewassen en voor aardappelpootgoed. En mede daardoor - durf ik gerust te beweren – bekleedt Nederland op dit gebied nu een toonaangevende positie in de wereld.

Ik heb me – ter voorbereiding op deze speech – in uw werkterrein verdiept en ik moet zeggen, u leidt bepaald geen vervelend bestaan. U ziet als NAK toe op naleving van de regelgeving op het gebied van het in de handel brengen van zaaizaad en plantgoed. Regelgeving, die niet alleen gebaseerd is op maar liefst zes Brusselse richtlijnen, maar die bovendien ook nog eens regelmatig gewijzigd of aangepast wordt aan nieuwe omstandigheden.

Zoals ik al zei: never a dull moment. Met name ook omdat u, als NAK, wel steeds de vinger aan de pols moet houden. Immers, LNV ondersteunt van harte de lijn om - waar mogelijk - de verantwoordelijkheid bij het bedrijfsleven zelf neer te leggen. Zeker wanneer het gaat om zaken die de markt zelf kan regelen. Zo vind ik het een goede zaak om bedrijven meer verantwoordelijkheid te geven als het gaat om de kwaliteitscontrole. Maar ik vind het tegelijkertijd prettig te weten dat het wakend oog van de NAK nooit slaapt en erop toeziet dat de regelgeving goed wordt nageleefd.

Regelgeving overigens, die aan verandering onderhevig is. Want terecht worden vragen gesteld als: moet er nog steeds zoveel vanuit Brussel worden geregeld? Kunnen we niet wat meer overlaten aan het bedrijfsleven?

Ook Brussel kent deze geluiden. Op 8 mei hebben we hierover gesproken in de Raad van Ministers. De Europese Commissie heeft tijdens dat gesprek aangegeven het onderwerp van vereenvoudiging en vermindering van regelgeving voortvarend te willen oppakken.

Deze herfst wordt gestart met een evaluatie van de werking van genoemde richtlijnen. En daarvoor zullen alle betrokken partijen worden benaderd.

Op basis van deze evaluatie wordt gekeken welke regels en richtlijnen moeten worden aangepast en vervolgens zal de Commissie met voorstellen komen. Daar zal de nodige tijd overheen gaan, maar de verwachting is wel dat dit over een aantal jaren tot een nieuw stelsel zal leiden. En dat is natuurlijk best spannend.

Voor Nederland - als belangrijk producent van zaaizaad en plantgoed - is het natuurlijk van groot belang dit traject goed te volgen. U kunt er dan ook verzekerd van zijn dat LNV - als vertegenwoordiger van Nederland in Brussel – over de schouder van de Commissie zal meekijken. En zal zorgen voor een duidelijke inbreng waarbij de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven in het oog worden gehouden.

Dan het project Plantkeur. Ook zo'n project in beweging. Er is brede steun voor het idee om de uitvoering van de kwaliteitskeuringen en de fytosanitaire inspecties samen te voegen. Iedereen is er eigenlijk wel van overtuigd dat dit leidt tot een betere en een efficiëntere manier van werken.

Echter, dat samengaan moet voldoen aan spelregels die in internationaal verband zijn afgesproken. En dat levert helaas aan het einde van het traject nog wat hobbels op. Toch heb ik goede hoop dat we - zonder verlies van efficiencywinst en binnen de afgesproken internationale kaders – samen tot een goede oplossing kunnen komen. Nederland heeft internationaal een goed imago. En dat moet zo blijven. En daar zal ik ook op blijven letten. Dat heb ik ook in een ander verband (het ging hier om een virusziekte in sierplanten) met de Kamer besproken.

Dat brengt me bij het laatste onderwerp dat ik hier vandaag wil aansnijden: samenwerking.

Ik moet u eerlijk zeggen dat ik bij mijn aantreden ietwat verbaasd was over het grote aantal keuringsdiensten dat onder de vleugels van LNV publieke taken uitvoert. Dat is misschien vanuit het verleden wel te verklaren, maar tijden veranderen. Het is niet voor niets dat ook in de Tweede Kamer dit onderwerp regelmatig op de agenda verschijnt. Daar moeten we dus wat mee. Want dat gaat niet weg.

Kijk ik naar het beleidsterrein van uitgangsmateriaal, dan zie ik dat er voor teeltmateriaal maar liefst drie keuringsdiensten actief zijn.

Ik ben er echter van overtuigd dat er meerwaarde kan worden bereikt als de drie organisaties meer gaan samenwerken. Met name als het gaat om het meer efficiënt uitvoeren van taken. Het beter benutten van elkaars kennis. Het terugdringen van de overhead.

Op dit moment echter, is de vraag over samengaan niet aan de orde. Toch wil ik u vragen om alvast na te denken over hoe in de toekomst de samenwerking inniger kan worden. Om daarna misschien wel op te gaan in één organisatie.

Dames en heren, ik besef dat dit niet helemaal het verjaardagscadeau is, waar u op gehoopt hebt. Laat me u dan toch – als afsluiting – een hart onder de riem steken. Bij de oprichting van de NAK bestond de organisatie nog uit twaalf regionale keuringsdiensten. In 1993 zijn al die aparte diensten opgegaan in de stichting NAK en daardoor won de organisatie aan kracht en invloed.

Die kracht en invloed heeft zich in de jaren daarna doen gelden. U bent bepalend voor de kwaliteit en het imago van het Nederlandse zaai- en pootgoed. En wat er ook staat te gebeuren in de toekomst, ik zal ervoor waken dat dat zo zal blijven.