Kabinet akkoord over pardonregeling

De ministerraad heeft op voorstel van staatssecretaris Albayrak van Justitie ingestemd met de regeling afwikkeling nalatenschap oude vreemdelingenwet (pardonregeling). In de pardonregeling wordt onder voorwaarden een verblijfsvergunning verleend aan vreemdelingen die onder de oude vreemdelingenwet (voor 1 april 2001) een asielaanvraag hebben ingediend en nog altijd in Nederland zijn. De pardonregeling komt voort uit de afspraken in het Coalitieakkoord en volgt op het bestuurlijk akkoord met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).

Doelgroep

De pardonregeling staat in beginsel alsnog verblijf toe aan de vreemdeling die aan elk van de volgende objectief toetsbare criteria voldoet:

  • de vreemdeling heeft vóór 1 april 2001 een eerste asielaanvraag gedaan of zich vóór 1 april 2001 gemeld bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) of de Vreemdelingenpolitie voor het indienen voor een eerste asielaanvraag;
  • de vreemdeling heeft sinds 1 april 2001 ononderbroken in Nederland verbleven, zoals bekend bij de IND en de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) of aangetoond door de verklaring van de burgemeester;
  • de vreemdeling heeft vooraf schriftelijk aangegeven dat hij zijn lopende procedures onvoorwaardelijk intrekt bij verblijfsaanvaarding op grond van de regeling.

Procedure

De IND toetst ambtshalve of er een verblijfsvergunning kan worden verleend aan vreemdelingen die voor de IND of DT&V direct traceerbaar zijn. Hiermee kan direct na de start van de pardonregeling mee worden aangevangen. Vreemdelingen die niet direct traceerbaar zijn voor de IND, maar wel bekend zijn in een gemeente, worden aangemeld door een verklaring van de burgemeester waaruit blijkt dat de vreemdeling geheel 2006 in Nederland heeft verbleven. De IND beslist vervolgens mede aan de hand van contra-indicaties of de vreemdeling in aanmerking komt voor verblijf. Voor vreemdelingen is het niet zinvol zelf een aanvraag in te dienen om een beroep te doen op de pardonregeling.

De vreemdeling krijgt na een voor hem positief oordeel een verblijfsvergunning, waarbij hij vrij is op de arbeidsmarkt en geen tewerkstellingsvergunning nodig is. De verblijfsvergunning geldt voor de duur van een jaar en wordt verleend met ingang van de datum waarop de pardonregeling van kracht gaat. Na een jaar wordt de vergunning – behoudens contra-indicaties – omgezet in een vergunning voor voortgezet verblijf.

Gezinsleden

Voor gezinsleden van een vreemdeling, die op grond van de pardonregeling een verblijfsvergunning krijgt, geldt dat zij onder voorwaarden ook een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging kunnen krijgen. Zo moeten zij uiterlijk op 13 december 2006 Nederland zijn ingereisd en bestond de gezinsband met de hoofdpersoon al voor zijn komst naar Nederland. Deze voorwaarden gelden ook voor in Nederland geboren kinderen van wie de ouder(s) op grond van de regeling verblijf wordt toegestaan.

Personen die op of voor 13 december 2006 een gezin hebben gevormd met een vreemdeling die verblijf krijgt op grond van de regeling kunnen op reguliere wijze verblijf aanvragen bij die persoon (gezinsvorming). Daarbij worden zij vrijgesteld van het mvv-vereiste (machtiging tot voorlopig verblijf), de inkomenseis en de verplichting tot het betalen van leges. De overige vereisten, waaronder de leeftijdseis van 21 jaar, worden onverkort gehandhaafd.

Openbare orde en veiligheid

De verblijfsvergunning wordt niet verleend indien er sprake is van contra-indicaties. Geen vergunning krijgt de vreemdeling die een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Dit is het geval wanneer:

  • wegens een misdrijf een veroordeling tot een gevangenisstraf heeft plaatsgevonden of een vrijheidsbenemende maatregel is opgelegd en het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf of maatregel ten minste één maand bedraagt;
  • aan de vreemdeling of een van zijn gezinsleden bij beschikking artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag (misdaden tegen de menselijkheid) is tegengeworpen; of
  • concrete aanwijzingen bestaan dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de nationale veiligheid op basis van een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) of in voorkomende gevallen andere (buitenlandse) ministeries of inlichtingendiensten.

In het geval een vreemdeling is veroordeeld tot een taakstraf wegens drugs-, zeden- of geweldsmisdrijven wordt de duur van de door de rechter bepaalde vervangende hechtenis als uitgangspunt genomen bij de beoordeling. Bij de berekening of er sprake is van een straf of maatregel van ten minste één maand worden meerdere veroordelingen bij elkaar opgeteld. Een eens gepleegd misdrijf wordt conform het staande beleid inzake eerste toelating niet blijvend tegengeworpen. De gebruikelijke verjaringstermijnen van vijf en tien jaren worden gehanteerd voor relatief lichtere, respectievelijk zwaardere delicten.

Identiteit en nationaliteit

Aan vreemdelingen die in verschillende procedures verschillende identiteiten of nationaliteiten hebben opgegeven waarvan in rechte is vastgesteld dat hieraan geen geloof kan worden gehecht, wordt geen verblijf op grond van de regeling verleend. In de overige gevallen waarin er twijfel bestaat over de daadwerkelijke identiteit of nationaliteit wordt de vreemdeling gedurende twee maanden de gelegenheid gesteld alsnog de juiste identiteitsgegevens naar voren te brengen door het overleggen van documenten. Als de vreemdeling daar niet in slaagt, kan hij een verklaring afleggen, die schriftelijke dient te worden vastgelegd en ondertekend. Als op enig moment blijkt dat de door de vreemdeling naar voren gebrachte identiteit of nationaliteit niet juist is, kan dit leiden tot intrekking of het niet verlengen van de verleende verblijfsvergunning.

Terugkeer

Vreemdelingen ten aanzien van wie de IND ambtshalve heeft geoordeeld dat zij niet in aanmerking komen voor een vergunning op grond van de regeling en die ook niet op andere manier in aanmerking voor verblijf, dienen Nederland te verlaten. Met de uitvoering van de pardonregeling zal de DT&V het vertrek van deze groep vreemdelingen met extra inspanning ter hand nemen. Uitgangspunt daarbij is het bevorderen van het zelfstandig vertrek uit Nederland, indien nodig komt uitzetting aan de orde. Ook zal de terugkeer bij de handhaving en uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 een belangrijke rol krijgen. Het Rijk zal zich ten aanzien van terugkeer inzetten voor een voortvarende aanpak van de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers, waarbij voor de medewerking van de gemeenten afspraken zijn gemaakt in het bestuurlijk akkoord.

Tot slot

Met deze regeling wordt tegemoet gekomen aan het gevoelde maatschappelijk probleem, aan de wensen van de gemeenten en de afspraken die gemaakt zijn in het Coalitieakkoord. De vreemdeling aan wie op basis van deze regeling een vergunning wordt verleend, zal een plaats in de Nederlandse samenleving moeten vinden. Dit betekent niet alleen opleiding en werk, maar ook een inburgeringstraject en huisvesting. Dit zal inspanning van de gemeenten vereisen. Hiertoe is een bestuurlijk akkoord met de VNG gesloten.