'Mantelzorgers krijgen waardering die ze verdienen'

Mantelzorgers - mensen die langdurig zorgen voor een (ziek) familielid of een kennis - kunnen tegenwoordig een uitkering krijgen van maximaal 250 euro per jaar. Daarmee krijgen zij nu eindelijk ook in geld de waardering die ze verdienen, ook al is elk bedrag in feite te weinig. Dat zei staatssecretaris Jet Bussemaker tijdens de Nationale Mantelzorglezing in Utrecht. De volledige tekst van haar toespraak is hieronder afgedrukt.

Dames en heren,
Ik wil om te beginnen de organisatoren van deze middag complimenteren met de naamgeving van deze bijeenkomst. ‘Samen werken, samen zorgen. Mantelzorgers in spagaat?’, vat op een voortreffelijke wijze een belangrijk maatschappelijk vraagstuk heel kernachtig samen. Ik doel dan uiteraard op het combineren van zorg en arbeid.

In Nederland wordt het verrichten van betaald werk terecht als erg belangrijk ervaren. En begrijpelijk, want met werken verdien je doorgaans je geld. Maar werken is niet alleen belangrijk voor het geld. Want met een betaalde baan doe je actief mee aan de samenleving en kun je in financieel en sociaal opzicht een zelfstandige positie in de maatschappij innemen. Bovendien ben je in staat iets te blijven doen aan je eigen ontwikkeling als mens. Met andere woorden: als je werkt, tel je mee. En meestal is werken ook samenwerken. Want als je werkt, heb je doorgaans ook collega’s.

Maar hoe belangrijk werk ook is, samen zorgen is naar mijn mening niet minder belangrijk. Ik heb het dan vooral over de mensen die bereid en in staat zijn langdurig en vaak vele uren per week zich in te zetten voor een ander. In de vorm van vrijwilligerswerk bij bijvoorbeeld een sportvereniging, of in de vorm van het zorgen voor een familielid of iemand uit de buurt.

Dat dat niet altijd gemakkelijk is en zonder pijn of problemen gaat, hoef ik u niet te vertellen. Zeker niet als je daarnaast ook nog een drukke baan hebt. Toch is het verrichten van vrijwilligerswerk of het bieden van mantelzorg iets dat in onze maatschappij niet meer is weg te denken. Mantelzorgers en vrijwilligers worden niet voor niks wel het cement van onze samenleving genoemd. We mogen dan ook blij en dankbaar zijn dat zo veel mensen daadwerkelijk onbetaald werk willen doen of voor een ander willen zorgen.

De afgelopen weken heb ik daar, tijdens mijn werkbezoeken aan de landurige zorg, veel mooie en goede voorbeelden van gezien. Mensen die in verpleeg- of verzorgingshuis een handje helpen. Of mensen die als vrijwilliger in een hospice werken. Ik heb gezien en gehoord hoe belangrijk het is dat zij dat werk willen doen. Mijn respect en bewondering voor deze mensen is dan ook alleen maar toegenomen.

Maar hoe komt het dan toch dat – ondanks het feit dat we zorg allemaal zo belangrijk vinden – met name veel mantelzorgers het gevoel hebben minder mee te tellen of minder belangrijk werk te doen dan hun betaalde vrienden, partners of kinderen? Ik ga daar nu niet verder op in, omdat anders ík de mantelzorglezing ga houden en niet Peter van Lieshout. Toch zijn het vragen die om een antwoord vragen, omdat van daaruit een oplossing moet worden gevonden voor het combineren van zorg en arbeid.

En over dat laatste wil ik wel iets zeggen. Volgens mij zit het probleem hem niet zozeer in het ‘samen werken’ of in het ‘samen zorgen’. Het probleem zit hem feitelijk in de combinatie van beide zaken: in het samen werken én het samen zorgen. In het leven van alledag blijkt dat erg lastig te zijn. Veel mensen staan feitelijk voor de onmogelijke keuze het woordje ‘én’ te vervangen door het woordje ‘of’.

Ik vind dat dit niet zo zou mogen zijn. Iedereen heeft er recht op te kunnen werken, recht – en dus geen plicht – op het bieden van zorg aan een ander en ook recht op het kunnen combineren van beide zaken. Natuurlijk zal dat nooit voor honderd procent probleemloos kunnen. Toch moeten we met z’n allen proberen de zaken zó te regelen dat de combinatie van werken en zorg op zo min mogelijk problemen stuit.

Dat kan op verschillende manieren. Werkgevers en werknemers kunnen afspraken maken over flexibele arbeidstijden voor mantelzorgers. Her en der gebeurt dat al. Maar het kan bijvoorbeeld ook in de vorm van tegemoetkomingen voor kinderopvang. Ik weet dat de gemeente Groningen mantelzorgers met jonge kinderen tegen een gereduceerd tarief kinderopvang aanbiedt.

Maar ik zeg er wel gelijk bij dat dit soort zaken vooral op lokaal niveau moeten worden geregeld. Want dergelijke regelingen of voorzieningen vragen om maatwerk, dat de rijksoverheid doorgaans niet kan leveren. Zo zouden gemeenten mantelzorgers kunnen helpen met het zoeken naar een woning, zodat iemand die dagelijks voor zijn of haar vader of moeder zorgt daar direct in de buurt kan gaan wonen. In Engeland bijvoorbeeld zijn gemeenten doorgaans behoorlijk actief als het gaat om dit soort voorzieningen voor mantelzorgers.

Als laatste wil ik tenslotte nog iets zeggen over de regeling voor de waardering van mantelzorgers, waar ik op dit moment aan werk. Ik was dat niet van plan, maar een artikel in de NRC van vorige week donderdag vraagt daar toch om. In dat artikel wordt op zich positief gereageerd op de nieuwe regeling, waarbij mantelzorgers in aanmerking komen voor een uitkering van maximaal 250 euro. Dit naar aanleiding van een breed gesteund amenement van het SGP-Tweede Kamerlid Bas van der Vlies.

Volgens de schrijvers van het stuk zou dat geld beter aan de ondersteuning van zwaar belaste mantelzorgers kunnen worden besteed. Maar we doen al heel veel aan ondersteuning van mantelzorgers en we gaan daar ook mee door. Zo is het budget voor ondersteuning sinds 2001 ruim vijf maal zo hoog geworden.

Ook is er veel aandacht ontstaan voor allochtone en jeugdige mantelzorgers, zijn de mogelijkheden voor respijtzorg verbeterd etcetera. Je kunt van mening verschillen over de vraag of het genoeg is, maar een feit blijft dat in geld en in aandacht de mantelzorgondersteuning er nog nooit zo goed heeft voorgestaan als nu.

Dat kan niet worden gezegd van de waardering. Daar bleef het lange tijd bij mooie woorden. Het is nu voor het eerst dat mooie woorden worden omgezet in daden. Dat wil zeggen: in geld. Je kunt natuurlijk ook dit gebaar heel oerhollands voorzien van een ‘ja maar’. Maar laten we ons daarbij dan wel realiseren dat mantelzorgers nu eindelijk ook eens in geld de waardering krijgen die ze, letterlijk en figuurlijk, verdienen. Ook al is elk bedrag dat je daarvoor uittrekt, in feite te weinig.

Ik wens u tenslotte nog een plezierige en nuttige bijeenkomst toe.

Dank u wel.