Speech Europese dag van de wind

Speech minister van Economische Zaken, mevrouw M.J.A. van der Hoeven, t.g.v. behalen doelstelling windenergie,15 juni 2007, Ridderzaal.

Dames en heren,

Kent u dat spotje van de Rabobank over een zeewindmolenpark? Waarin twee oudere heren in een Engelse club het volgende cynische gesprekje hebben? “Heb je het al gehoord? Nederland gaat iets nieuws doen.” “ Wat dan?” “Windmolens bouwen!”

En ze hebben gelijk. Er is niks nieuws aan Nederlanders die windmolens bouwen. Dat doen we al eeuwen. Want we hebben al eeuwen geleden ontdekt dat windmolens perfecte energiebronnen zijn. Om meel en lijnzaad te malen, om hout te zagen en papier te maken en vooral natuurlijk om droge voeten te houden. Want laten we niet vergeten dat er maar weinig Nederlandzou zijn zonder onze windmolens, en natuurlijk onze dijken. Maar de strijd tegen het water was vooral een kwestie van inzet en samenwerking, van vernuft en vernieuwing.

Onze strijd tegen het water is niet afgelopen maar heeft een andere dimensie gekregen. Hoog water, overstromingen, springvloed: dat zijn nu allemaal exponenten van een wereldwijde klimaatverandering.
Een klimaatverandering door uitstoot van broeikasgassen in de atmosfeer. Een klimaatverandering die de leefbaarheid van onze planeet bedreigt. Daar is geen discussie meer over. Dat is een feit.

Om daar wat aan te doen, om onze toekomst te veranderen en veilig te stellen moeten we anders gaan leven, wonen en werken, moeten we energie besparen, overstappen op duurzame energie, en de uitstoot van broeikasgassen beperken. Dat is een opdracht die via Rio, Kyoto, Heiligendamm en een man met een powerpointpresentatie, wereldwijd is doorgedrongen in de hoofden en harten van burgers en bestuurders, bedrijven en regeringen. Dat is een opdracht die wij in het kabinet héél serieus oppakken.

Dat heeft u gisteren al kunnen horen bij de presentatie van onze beleidsagenda. Het kabinet heeft, net als de Europese Unie overigens, een ambitieuze doelstelling. Wij willen per jaar 2% energie besparen, en in 2020 moet 20% van de totale energieproductie duurzaam zijn en moet de uitstoot van broeikasgassen met 30% zijn verminderd.

Hoe we dat gaan doen? Net als vroeger: door inzet en samenwerking, vernuft en vernieuwing.En natuurlijk door het gebruik van windmolens. Al heten ze tegenwoordig windturbines, met rotorbladen in plaats van wieken.

Want, ik heb het al eerder gezegd: zonder windenergie kunnen de doelstellingen voor duurzame energie niet worden gehaald. Daarom is vandaag een hoopgevende en feestelijke dag. Niet alleen omdat vandaag de eerste Europese Dag van de Wind is, maar zeker ook omdat we de doelstellingen van het BLOW-convenant hebben gehaald. Drie jaar eerder dan we hadden verwacht en gehoopt. 1500 megawatt. Dat is de energie voor bijna één miljoen huishoudens.

En daar zal het niet bij blijven! Want de laatste vijf jaar groeit het windvermogen op land met ongeveer 200 megawatt per jaar. Dat zal ook dit jaar weer gehaald worden en dan zitten we al bóven de doelstelling van 1500 megawatt. Verder zijn er voldoende projecten die al een vergunning en subsidie hebben, om snel door te groeien naar 2000 megawatt, en zijn er voor nóg 2000 megawatt projecten in ontwikkeling.
Dat moet ook wel, want de doelstelling van het kabinet - 20% duurzame energie in 2020 – is ambitieus.

Om deze ambitie te halen zetten we vooral in op windenergie. Er waait immers wind genoeg over ons lage land, zoals iedere eenzame fietser kan beamen. Maar windturbines zijn ook relatief goedkoop. Nog niet goedkoper dan traditionele energie-opwekkers zoals kolencentrales - al dalen de meerkosten nog steeds - maar zeker goedkoper dan bijvoorbeeld zonne-energie. Dat komt vooral door ‘vernuft en vernieuwing’. In plaats van windturbines van 0,1 megawatt en 20 meter hoog, is nu 3 megawatt en 120 meter de standaard. Energiecentrales op een stokje.

De komende periode blijven we investeren in windenergie: eerst op land, later ook op zee. Vorige maand was ik in Egmond eregast bij het openen van het eerste windpark op zee: 36 nóg grotere windmolens die nóg meer energie leveren. Een project om van te leren voor later.
Op het land worden de bestaande locaties met kleine windturbines vernieuwd en zullen er nieuwe locaties worden ontwikkeld. Ook wordt er, samen met de netbeheerders, gewerkt aan een betere opvang van de windfluctuaties in het elektriciteitsnetwerk

Allemaal innovaties waar we trots op kunnen zijn. Want deze nieuwe technologie is niet alleen belangrijk voor de windenergieprojecten in ons eigen land, maar is ook een bijdrage aan wereldwijde ontwikkelingen richting meer duurzame energie-opwekking. Daarom zal EZ de kennispositie van Nederland, die we vooral te danken hebben aan de ECN en de TU Delft, blijven ondersteunen.

Ook hebben we in het kabinet afgesproken dat de MEP, de subsidieregeling voor duurzame energie, weer zo snel mogelijk zal worden opengesteld. Wat mij betreft zal dat zo vroeg mogelijk in 2008 gebeuren.

Maar naast vernuft en vernieuwing, spelen ook inzet en samenwerking een cruciale rol bij het halen van onze duurzaamheiddoelstellingen. Het succes van het BLOW-convenant is daarvan een goed voorbeeld. Binnen dit convenant hebben ministeries, provincies, gemeenten, IPO en VNG, laten zien dat een gecoördineerde aanpak over bestuurlijke grenzen heen, tot bijzondere resultaten kan leiden. Daarom gaan we op deze weg verder. Onder andere door nóg beter en nóg breder te communiceren over nut en noodzaak van windenergie. Daarvoor komt er een website met informatie voor gemeenten, provincies, projectontwikkelaars en andere betrokkenen om hen te voorzien van actuele en objectieve informatie. Want om windenergie verder te kunnen ontwikkelen is draagvlak op lokaal niveau heel erg belangrijk.

Onderdeel daarvan is de discussie over de plaats waar windmolens of hele windparken, komen te staan. Want niet iedereen vindt deze moderne Hollandse glorie een verrijking van ons landschap, om het maar eens voorzichtig uit te drukken. Er is zelfs al een woord voor uitgevonden: horizonvervuiling. De vraag is: hoe gaan we daar mee om? Het antwoord is: dat gaat de Rijksadviseur voor het Landschap, de heer Sijmons, ons zo meteen vertellen. Hij heeft een goed doortimmerd advies geschreven waarin niet alleen technologische en economische aspecten, maar ook landschappelijk en cultuurhistorische zijn meegewogen. Met dit advies in de hand zal ik, met de rest van het kabinet, maar vooral met mijn collega-ministers Cramer en Verburg, verder werken aan de doorontwikkeling van windenergie. Dat gaan wij doen door nóg meer samen te werken met alle betrokkenen: in eigen land én binnen de EU.

Samen zullen we laten zien dat Nederlanders niet alleen nog steeds windmolens bouwen, maar dat ze dat nog steeds heel goed doen. En dan zullen we ook laten zien dat, net als bij de strijd tegen het water, ook bij de strijd om een leefbaar klimaat, het motto van deze dag geldt: “de aanhouder wind”!