Reactie op petitie hepatitis B

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

PG/ZP-2775435

25 juni 2007

In uw brief van 5 april 2007 (VWS-07-194) vraagt u mijn reactie op de petitie en de voorstellen ten aanzien van de preventie en curatie van hepatitis B, die naar de Tweede Kamer zijn gestuurd door de volgende organisaties: het Nederlands Genootschap voor Maag-, Darm- en Leverartsen, het Nationaal Hepatitis Centrum, de Nederlandse Vereniging voor Hepatologie, de Nederlandsche Internisten Vereniging, de Nederlandse Leverpatiënten Vereniging, de Maag-, Lever-, Darm Stichting, het Erasmus MC, het Rijnstate Ziekenhuis en Liverdoc.

Bovengenoemde partijen vragen de Nederlandse overheid om samen met betrokken “stakeholders” een actieplan voor hepatitis B te formuleren, dat vanaf 2007 uitgevoerd zou moeten worden. Verder doen zij de aanbeveling om de EU “call for action” betreffende hepatitis B krachtig te steunen.

Algemene reactie
Ik deel de mening van deze organisaties dat hepatitis B een volksgezondheidsprobleem is. Er dient een goede preventie en een optimale behandeling van patiënten voorhanden te zijn. Om nieuwe infecties te voorkomen wordt aan personen met een relatief hoog risico (mannen met homoseksueel contact, druggebruikers, heteroseksuelen met wisselende seksuele contacten waaronder prostituees en hun klanten, kinderen van HBsAg-positieve moeders (draagsters) en kinderen waarvan ten minste één van de ouders afkomstig is uit een land waar hepatitis B veel voorkomt) reeds kosteloos vaccinatie aangeboden.

Met betrekking tot opsporing en behandeling is ketenzorg erg belangrijk. Samenwerking die hiervoor noodzakelijk is binnen regio’s krijgt gestalte via het initiatief van het Nationaal Hepatitis Centrum.

Gezien het bovenstaande is een actieplan hepatitis B mijns inziens niet nodig. Er gebeurt veel op het gebied van de bestrijding van hepatitis B. Vanuit de overheid wordt door het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM op nationaal niveau aandacht besteed aan het versterken van inzichten met betrekking tot hepatitis B risico’s voor de volksgezondheid, de effecten daarop van diverse interventies, en de noodzaak van verdere versterking van de preventie en bestrijding. Op Europees niveau is hier ook aandacht voor.

Preventieve maatregelen
Voor wat betreft de effectiviteit van het huidige hepatitis B vaccinatie wil ik een aantal zaken verduidelijken. In het kader van het rijksvaccinatieprogramma worden twee groepen kinderen tegen hepatitis B gevaccineerd:

  1. Kinderen waarvan tenminste één van de ouders afkomstig is uit een land waar hepatitis B middel – of hoogendemisch is (prevalentie van dragerschap ≥2%);

  2. Kinderen van HbsAg-positieve moeders (draagsters van het hepatitis B-virus). Deze vaccinaties zijn zeer effectief, de vaccinatiegraad van deze kinderen is ruim 95%.

Daarnaast vindt in Nederland gerichte vaccinatie tegen hepatitis B van risicogroepen plaats. Ook dit programma is, in tegenstelling tot wat in de brief van bovengenoemde partijen staat, effectief. Tot op heden zijn al ruim 72.000 personen bereikt. Het geschatte percentage beschermden varieert van 43% bij de prostituees tot 51% bij homo- en biseksuele mannen. Aangiftegegevens laten zien dat het aantal gemelde nieuwe acute hepatitis B infecties in 2006 met 20% gedaald is t.o.v. 2005, hetgeen vooral te danken is aan een lager aantal infecties bij homomannen. In de andere risicogroepen is de incidentie ook enigszins gedaald. Het is aannemelijk dat de daling in incidentie deels bereikt is door de risicogroepenvaccinatie. Vorige maand zijn op initiatief van GGD Nederland de risicogroepen van de landelijke vaccinatiecampagne voor gedragsgebonden risicogroepen geëvalueerd op een nationale expert meeting, waarbij aanbevelingen zijn gedaan om de effectiviteit van deze campagne verder te vergroten.

Ik ben op de hoogte van de discussies over de voor- en nadelen van universele vaccinatie tegen hepatitis B. De Gezondheidsraad zal universele vaccinatie vergelijken met de risicogroepenvaccinatie en komt in de tweede helft van 2007 met een advies. Op basis daarvan zal ik beslissen of ik tot universele vaccinatie (binnen het Rijksvaccinatieprogramma) over ga, waarbij ook de kosten en baten en eventueel de financiële dekking worden betrokken. Ik zal u hiervan op de hoogte stellen.

Vaccinatie van studenten tegen hepatitis B is een verantwoordelijkheid van de stageverlenende instelling (de werkgever). Regionaal worden hierover praktische afspraken gemaakt tussen werkgevers en scholen. De arboinspectie ziet erop toe dat werkgevers hun verantwoordelijkheid nemen.

Behandeling en controle
Hepatitiszorg is een complex proces, waarbij verschillende professionals en organisaties betrokken kunnen zijn. Het opstellen van richtlijnen voor behandeling en doorverwijzing is een verantwoordelijkheid van de beroepsgroep, net als de borging van kwaliteit. Samenwerking in de regio kan worden bevorderd door projectmatige stimulatieprogramma’s, zoals het project rond ketenzorg van het Nationaal Hepatitis Centrum.

In de brief die de partijen aan u hebben gestuurd staat dat routinematig testen van nieuwkomers uit Oost- en Zuid-Europese landen of andere mensen die mogelijk hepatitis B hebben, maar klachtenvrij zijn, zou moeten worden opgezet. Ik zie hier geen noodzaak toe. Testen van nieuwkomers vanuit andere (Europese) landen wordt alleen aanbevolen door de Wereldgezondheidsorganisatie indien het gaat om ziekten die de volksgezondheid van het land ernstig bedreigen. Dat is bij hepatitis B niet het geval. Tevens is een dergelijke maatregel praktisch moeilijk uitvoerbaar.

Ik vertrouw erop u voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink