Kabinet: Geen eigen rechtssysteem geloofsgemeenschappen

De aanwezigheid van grote groepen migranten van niet-westerse herkomst heeft een impuls gegeven aan het denken over de plaats van religie in de samenleving, over de spanning tussen pluriformiteit en maatschappelijke samenhang en over de onderlinge verhouding van diverse grondrechten. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) heeft de kenmerken en dynamiek van islamitisch activisme geanalyseerd.

Het kabinet baseert zich op een aantal uitgangspunten. Allereerst de overtuiging dat religie - dus ook de islam - een positieve bijdrage kan leveren aan de samenhang in de samenleving. Het kabinet waarschuwt dat een sterke nadruk op religieuze identiteit ook als splijtzwam kan werken.

Direct hiermee verbonden is de neutraliteit ten aanzien van religie. De overheid benadert mensen als burgers, en niet als gelovigen. Maar tegelijkertijd werkt zij samen met levensbeschouwelijke organisaties, vooral als dat de uitvoering van overheidsbeleid bevordert.

Mensenrechten, democratie en goed bestuur moeten wereldwijd bevorderd te worden, zonder een ‘westerse’ interpretatie op te leggen maar ook zonder iets af te doen aan de universele betekenis ervan.

Het kabinet vindt dat er geen sprake kan zijn van naast elkaar bestaande rechtsstelsels in Nederland. Geen eigen rechtssysteem en rechtspraak voor (geloofs)gemeenschappen, zelfs gedeeltelijk acceptatie van de sharia is daarom geen optie. Het Nederlandse rechtssysteem biedt mensen alle ruimte om zich te organiseren en hun leven naar eigen inzicht in te richten; zolang dat niet botst met de waarden van de democratische rechtsstaat of de beginselen van menselijke waardigheid.