Opening Register Gedragscode Behandeling Letselschade

Toespraak door minister Hirsch Ballin van Justitie tgv opening Register Gedragscode Behandeling Letselschade, op 6 juli 2007 in Kasteel de Wittenburg te Wassenaar.

Dames en heren,

Een zeer goede middag in deze historische omgeving van Kasteel Wittenburg.

Vandaag is het precies één jaar geleden dat de Gedragscode Behandeling Letselschade werd gepresenteerd. En het is een heugelijke gebeurtenis om nu - weer op 6 juli - de volgende belangrijke stap te mogen zetten. Vandaag gaat het Nationaal Platform Personenschade nieuwe stijl van start, dat zal toezien op de naleving en uitvoering van de Gedragscode.

Zoals wij allen weten, zijn justitiabelen, slachtoffers en ook de samenleving als geheel gebaat bij het voorkomen, beperken en snel afhandelen van geschillen. Daarom bevordertJustitie al vele jaren dat burgers en instellingen hun onderlinge verhoudingen zelf regelen en eventuele geschillen zelf oplossen. Als een geschil op andere wijze kan worden opgelost dan door een beslissing van de rechter, streven we ernaar dat dit ook gebeurt. En dit niet alleen om de rechter te ontlasten, maar vooral ook om tot een oplossing te komen die door alle partijen maximaal gedragen wordt.

De Gedragscode is natuurlijk een schoolvoorbeeld van hoe het zou moeten gaan. Deze Code biedt kaders voor een goed verlopend onderhandelingsproces. Doel is om letselschadeclaims beter, sneller, slachtoffervriendelijker en goedkoper af te wikkelen, buiten rechte. Zo kunnen partijen heldere afspraken maken, niet alleen over de inhoud, maar ook over de procedure en termijnen.

Om deze Gedragscode in de praktijk te ondersteunen, is het NPP ook uitgebreid met een bemiddelingsloket. En daarnaast wil ik nog noemen het wetsvoorstel deelgeschilprocedure, dat we op dit moment voorbereiden bij Justitie. Dit maakt het mogelijk om snel een oordeel van de rechter te krijgen over een deelgeschil dat verdere buitengerechtelijke afwikkeling in de weg staat. Zodat partijen patstellingen kunnen doorbreken, en de afwikkeling door kan gaan. Want tijd is geld, maar ook een bron van ergernis die weer tot schade kan leiden.

Hoe belangrijk het is dat het letselschadeproces soepel verloopt, blijkt weer eens uit een onderzoek dat ik vandaag aan de Tweede en Eerste Kamer heb aangeboden, getiteld “Slachtoffers en aansprakelijkheid’. Dit onderzoek is door de Vrije Universiteit uitgevoerd in opdracht van Justitie en behandelt de verwachtingen en behoeften van slachtoffers en naasten ten aanzien van het aansprakelijkheidsrecht en wat zij willen bereiken met het schadeproces. Ik kan het rapport van harte aanbevelen, en wil graag alvast kort enkele van de belangrijkste bevindingen met u delen.

Zo blijkt in de eerste plaats dat het de meeste slachtoffers naast financiële compensatie ook nadrukkelijk om immateriële behoeften gaat, en dat tussen beiden geen tegenstelling bestaat. Beide behoeften – je zou kunnen zeggen ‘geld en emotie’ - blijken vaak nauw met elkaar verweven te zijn. De meeste immateriële behoeften zijn te brengen onder de noemer ‘erkenning’. Erkenning van aansprakelijkheid; erkenning door de wederpartij en de eigen omgeving van wat er gebeurd is; dat de wederpartij toegeeft een fout gemaakt te hebben en voelt wat de consequenties voor het slachtoffer zijn, en de behoefte aan meeleven en excuses.

De meest opmerkelijke bevinding van het onderzoek is wat mij betreft dat voor de bevrediging van deze immateriële behoeften niet alleen de uiteindelijke vergoeding van belang is, maar vooral ook het proces dat daaraan vooraf gaat. Het is dus niet zozeer het aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht dat hier van invloed is, maar vooral de wijze waarop het letselschadeproces is ingericht. Dit onderstreept het grote belang van initiatieven, zoals de Gedragscode Behandeling Letselschade, om dit proces zo soepel en transparant mogelijk te laten verlopen. En daarnaast blijkt dat de Gedragscode eraan kan bijdragen dat binnen dit proces bepaalde immateriële behoeften bevredigd worden. Bijvoorbeeld het ontvangen van informatie; participatie in en controle over het afwikkelingsproces; gelegenheid tot het kunnen doen van het eigen verhaal en het kunnen confronteren van de dader.

En het onderzoek helpt een ander belangrijk misverstand uit de wereld. Bij velen – en eerlijk gezegd ook bij Justitie – leeft de opvatting dat het aansprakelijkheidsrecht conflicten genereert, met als gevolg polarisatie en mogelijk escalatie van het schaderegelingsproces. Volgens het onderzoek is het eerder andersom: met het aansprakelijkheidsrecht is niets mis; het is juist een stroef lopend letselschadeproces dat conflicten genereert. Bepaalde kenmerken van het aansprakelijkheidsrecht zijn bijzonder geschikt om aan de immateriële behoeften van slachtoffers en naasten tegemoet te komen. Zoals de procedure op tegenspraak, de autonomie van partijen, het tot verantwoording kunnen roepen van de gedaagde en de gelegenheid het eigen verhaal te kunnen doen.

Tegelijkertijd is de huidige praktijk van het letselschadeproces zozeer op de financiële afwikkeling gericht en wordt aan de emotionele kanten van de zaak zo weinig aandacht besteed, dat er van dit positieve potentieel weinig gerealiseerd wordt. De onderzoekers merken daarover op dat er een opvallende discrepantie bestaat tussen enerzijds de focus op financiële compensatie, en anderzijds het grote belang dat slachtoffers en naasten hechten aan immateriële behoeften. Dit klemt temeer omdat betrokkenen de niet-vervulling van immateriële behoeften als belastend en zelfs herstelbelemmerend kunnen ervaren. En dat onderstreept nog eens de winst die we kunnen behalen met de inrichting van het letselschadeproces.

Dames en heren,

Het rapport is een eerste terreinverkenning die uitnodigt tot vervolgonderzoek. In ieder geval zou het interessant zijn om te bekijken welke verbeteringen aangebracht kunnen worden in het letselschadeproces zodat ook immateriële behoeften van betrokkenen worden vervuld. Hierbij zou mede onderzocht kunnen worden of de Gedragscode hierop van invloed is. Bijvoorbeeld of in letselschadeprocessen waarbij gewerkt wordt volgens de Gedragscode betere resultaten worden geboekt dan in processen waar de Gedragscode niet is gevolgd.

Met een dergelijk onderzoek slaan we twee vliegen in één klap. Het kan leiden tot waardevolle aanbevelingen voor de ideale inrichting van het letselschadeproces. En daarnaast wordt tevens duidelijk hoe de Gedragscode in de praktijk werkt en waar deze mogelijk aanpassingen en verbeteringen behoeft. En dit kan het NPP weer helpen bij het evalueren en doorontwikkelen van de Gedragscode.

Kortom, u hoort het al: vandaag is weer een belangrijke volgende stap gezet, maar er moeten er nog meer volgen. Ik hoop en vertrouw erop dat we deze stappen in goede samenwerking met het NPP en andere stakeholders gaan zetten. In ieder geval zal ik me ervoor inspannen dat we dit vanuit Justitie prudent zullen doen. Daarbij zullen we het advies van Barendrecht en Van Zeeland ter harte nemen, zoals fraai verwoord in hun bijdrage aan het eerste NJB-nummer van dit jaar. Namelijk dat we “met een neutrale betrokkenheid op afstand een verdere bijdrage leveren aan een goede omgeving voor consensus building, waarin belangengroeperingen met elkaar aan de slag gaan om het letselschadeproces te verbeteren.”

Ik dank u voor uw aandacht.