Antwoorden Kamervragen over illegalen buiten pardonregeling en uitzetten illegalen

Antwoord kamervragen over het door gemeenten verstrekken van gegevens van illegalen die niet onder de pardonregeling vallen

Antwoorden van de Staatssecretaris van Justitie op de vragen van het lid Zijlstra (VVD) over het door gemeenten verstrekken van gegevens van illegalen die niet onder de pardonregeling vallen. (Ingezonden 11 juli 2007, kenmerk 2060720550)

Vraag 1
Betekent de brief van 9 juli 2007 1) dat u met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) hebt afgesproken dat gemeenten de verplichting hebben om gegevens van illegalen die niet onder de pardonregeling vallen aan de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) te verstrekken?

Vraag 2
Zo neen, staat u nog steeds achter de volgende uitspraken:
- Iedereen [heeft] gezegd dat een goed functionerende terugkeerregeling een voorwaarde is voor een efficiënt asielbeleid en voor een goede werking van de nieuwe Vreemdelingenwet en dat onderstreep ik graag” 2);
-
“Wanneer burgemeesters lijsten aanleveren van de mensen van wie zij bewezen achten dat zij in 2006 in hun gemeenten hebben verbleven, zullen zij ook doorgeven – dat zal in dat nauwe contact ook moeten gebeuren – welke mensen zich gemeld hebben voor wie zij geen verklaring hebben kunnen afleveren. Voor die mensen geldt dat wij het vertrek, dus de uitzettingshandeling, snel ter hand nemen.”? 3)

Vraag 3
Hoe kunnen bovenstaande uitspraken worden waargemaakt wanneer u niet over de gegevens beschikt van illegalen die niet onder de pardonregeling vallen? Hoe gaat u de zinsnede “Vreemdelingen die niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning en niet (meer) rechtmatig in Nederland verblijven, [moeten] Nederland verlaten” 4) waarmaken wanneer u niet over die gegevens beschikt?

Vraag 4
Hebt u kennisgenomen van het bericht “Akkoord over aanpak illegalen” 5). Wat wordt bedoeld met de uitspraak dat per geval bekeken moet worden of en hoe illegale vreemdelingen die niet onder de pardonregeling vallen Nederland moeten verlaten? Deelt u de mening dat deze illegalen per definitie Nederland moeten verlaten en dat de ‘of’-vraag dus helemaal niet aan de orde is?

Vraag 5
Deelt u de mening dat burgemeesters gehouden zijn de (Grond)wet 6) uit te voeren en dat het faciliteren van de uitzetting van vreemdelingen met een vertrekplicht daar bij hoort? Zo neen, waarom vindt u dat burgemeesters daar niet toe gehouden zijn? Zo ja, hoe gaat u er voor zorgen dat burgemeesters de gegevens van illegalen die niet onder de pardonregeling vallen toch aan u gaan leveren? Welke maatregelen neemt u tegen de burgemeesters die weigeren dat te doen?

Vraag 6
Bent u bereid ervoor te zorgen dat de gegevens van illegalen die niet onder de pardonregeling vallen wel worden verzameld, zodat deze op een later moment alsnog kunnen worden ingezet ten behoeve van de uitzetting van deze illegalen?

Vraag 7
Deelt u de mening dat er tot op heden niets is gebleken van het stevige uitzetbeleid dat door u is beloofd? Wanneer denkt u de Kamer te informeren over de inhoud van het door haar beloofde stevige uitzetbeleid?

Vraag 8
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?

Antwoord op de vragen 1 tot en met 8
Het door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en mij op 25 mei jl. getekende bestuursakkoord heeft voor in Nederland verblijvende uitgeprocedeerde vreemdelingen een tweeledige betekenis.
Voor vreemdelingen die vòòr 1 april 2001 een asielaanvraag hebben ingediend (‘oudewetters’) betekent het dat zij alsnog een verblijfsvergunning kunnen krijgen, indien zij voldoen aan de voorwaarden van de Regeling ter afwikkeling van de nalatenschap oude Vreemdelingenwet.
Alle andere in Nederland verblijvende uitgeprocedeerde vreemdelingen – zowel ‘oudewetters’ die niet aan de eisen van de Regeling voldoen als uitgeprocedeerde ‘nieuwewetters’ – moeten het land verlaten. Dat zal op een zorgvuldige en humane wijze gebeuren.

Hierbij is een intensieve samenwerking nodig tussen de rijksoverheid en de gemeenten. Dat geldt zowel voor in de gemeente verblijvende vreemdelingen die op grond van de genoemde Regeling worden toegelaten als voor de andere in de gemeente verblijvende vreemdelingen die het land moeten verlaten.
Voor in de gemeente verblijvende vreemdelingen die tot de doelgroep van de Regeling behoren, maar niet (meer) bekend zijn bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), zal de burgemeester een verklaring over de feitelijke situatie sturen naar de IND, zodat – na toetsing door de IND – een verblijfsvergunning kan worden verstrekt. Daarnaast hebben gemeenten een belangrijke rol in het ter beschikking stellen van huisvesting voor àlle onder de Regeling vallende vreemdelingen, alsmede voor de inburgering van de onder de Regeling vallende vreemdelingen.

In het bestuursakkoord zijn met betrekking tot het vertrek van uitgeprocedeerde vreemdelingen onder meer de volgende afspraken neergelegd:
- Rijk en gemeenten bevorderen van het daadwerkelijk vertrek van vreemdelingen die geen recht meer hebben om in Nederland te verblijven;
- er vindt een nauwe samenwerking plaats tussen gemeenten en Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V), onder meer bij het voorbereiden van het vertrek;
- de noodopvang voor uitgeprocedeerde asielzoekers wordt beëindigd.

In het akkoord is daartoe opgenomen dat de DT&V en gemeenten elkaar bij de uitvoering van het terugkeerbeleid optimaal ondersteunen en informeren. Die samenwerking vindt plaats op lokaal niveau, op basis van individuele dossiers en maatwerk in het individuele geval. Er zijn daarbij voldoende wettelijke gronden om gegevensverstrekking door gemeenten aan de DT&V rechtmatig te achten. Onderdeel hiervan is dat de DT&V contactpersonen heeft aangesteld die het rechtstreekse aanspreekpunt vormen voor de gemeenten waar het gaat om de uitvoering van het terugkeerbeleid (op casusniveau). In lokale en regionale overleggen wordt reeds onder de regie van de DT&V samen met het Central Orgaan opvang Asielzoekers en de politie bezien hoe de terugkeer van individuele vreemdelingen ter hand kan worden genomen. De gemeenten worden hierbij op casusniveau geïnformeerd en betrokken. Individueel maatwerk op lokaal niveau betekent uiteraard niet dat een gemeente in de positie is om te besluiten géén informatie te geven. Uitgeprocedeerde vreemdelingen hebben bovendien een vertrekplicht. Lokale terugkeerteams zijn reeds actief. In overleg met gemeenten bezien zij hoe de terugkeer van individuele vreemdelingen ter hand kan worden genomen. In dit verband wordt er ook een gemeentelijke klankbordgroep ingericht voor de gemeenten. In deze klankbordgroep wordt de samenwerkingsrelatie tussen DT&V en gemeenten nader ingevuld. Hierbij is de inzet om te voorkomen dat deze vreemdelingen in de illegaliteit belanden. Deze gezamenlijke inspanningen zijn gericht op daadwerkelijke – en bij voorkeur zelfstandige – terugkeer van vreemdelingen die niet onder de regeling vallen.
Voorts wordt de VNG betrokken bij de uitwerking van aanvullende maatregelen ter bevordering van de effectiviteit van het terugkeerbeleid.

Vorenstaande uitgangspunten zijn bevestigd tijdens mijn overleg met de VNG op 9 juli jl., waarover ik uw Kamer op die datum reeds heb geïnformeerd.

Ondanks de beeldvorming die thans is ontstaan, is er op grond van het vorenstaande geen aanleiding te veronderstellen dat gemeenten niet zullen meewerken aan de uitvoering van het vreemdelingenbeleid. Juist door de intensieve samenwerking tussen rijk en gemeenten is een stevig en realistisch uitzetbeleid mogelijk. Ik sta dan ook nog steeds achter de in de vragen gememoreerde uitspraken.

Mocht ik in de loop van de uitvoering van de Regeling onverhoopt indicaties krijgen dat (individuele) gemeenten niet meewerken dan zal ik gemeenten daar op aanspreken, zo nodig gebruik makend van de bepalingen omtrent het verkrijgen van de informatie voor een goede uitvoering van de wet (art 107 Vreemdelingenwet 2000; art 5.20 Awb). Ook de VNG heeft aangegeven gemeenten te zullen aanspreken die niet meewerken aan de informatie-uitwisseling over de terugkeer van verwijderbaren.

1) Kamerstuk 31018, nr. 25, vergaderjaar 2006-2007
2) Handelingen Kamer, Pardonregeling, 7 juni 2007, TK 78-4151
3) Handelingen Kamer, Pardonregeling, 7 juni 2007, TK 78-4160
4) Uw brief getiteld “uitvoering pardonregeling” van 9 juli j.l. met als kenmerk 5494935/07/DVB
5) http://www.telegraaf.nl/binnenland/67168311/Akkoord_over_aanpak_illegalen.html
6) Grondwet artikel 2, Vreemdelingenwet 2000

Naar boven

Antwoorden kamervragen over het uitzetten van illegalen

Antwoorden van de Staatssecretaris van Justitie op de vragen van het lid Zijlstra (VVD) over het uitzetten van illegalen. (Ingezonden 3 juli 2007, kenmerk 2060719810)

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht “Albayrak wil bij uitzetten illegalen hulp”? 1)

Antwoord 1
Ja.

Vraag 2
Klopt de hierin gedane constatering dat burgemeesters niet verplicht zijn de naam en verblijfplaats door te geven van mensen die wel een aanvraag voor een burgemeestersverklaring hebben gedaan maar hier niet voor in aanmerking komen?

Antwoord 2
Met de VNG zijn afspraken gemaakt over het effectueren van de terugkeer van personen die niet onder de regeling vallen. Informatie-uitwisseling is daar een onderdeel van. De wettelijke bepalingen inzake het verstrekken van gegevens door gemeenten ten behoeve van de uitvoering van de wet in het bijzonder artikel 107 van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 5:20 van de Algemene Wet Bestuursrecht bieden daarvoor het kader. Er is dus geen grond voor twijfel aan handhaving van de Vreemdelingenwet 2000.

Vraag 3
Staat u nog steeds achter de ferme uitspraken over de uitzetting van illegalen die u hebt gedaan tijdens het debat over de generaal pardonregeling? 2)

Antwoord 3
Uiteraard sta ik achter mijn uitspraken in dat debat. Het regulier uitzetbeleid wordt dan ook onverminderd voortgezet. Daarnaast wordt door de Dienst Terugkeer & Vertrek het vertrek ter hand genomen van de personen die bij de overheid bekend zijn en van wie reeds bekend is dat zij niet onder de regeling vallen. Voorts heb ik met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in het Bestuurlijk akkoord expliciet neergelegd dat de noodopvang wordt beëindigd. De Dienst Terugkeer & Vertrek en de gemeenten zullen daartoe elkaar optimaal ondersteunen en informeren over de uitvoering van het terugkeerbeleid. Zij doen dit op lokaal niveau, op basis van individuele dossiers en maatwerk in het individuele geval. Deze inspanningen zijn gericht op daadwerkelijke terugkeer van vreemdelingen die niet onder de regeling vallen. Dit alles is nog eens bevestigd tijdens mijn overleg met de VNG op 9 juli jl., waarover ik uw Kamer op die datum reeds heb geïnformeerd.

Vraag 4
Deelt u de mening dat de terugkeer- en vertrekregeling veel effectiever zou zijn als gemeenten worden verplicht om naam en verblijfplaats door te geven van mensen die wel een aanvraag voor een burgemeestersverklaring hebben gedaan, maar hier niet voor in aanmerking komen? Zo neen, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit tot de gedane uitspraken? Zo ja, bent u bereid de gemeenten hiertoe op korte termijn te verplichten?

Antwoord 4
Zoals ik heb gezegd tijdens het vragenuurtje van 3 juli 2007 en zoals hierboven vermeld, heb ik met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten afspraken gemaakt over deze materie. De VNG acht zich vanzelfsprekend aan deze afspraken gebonden. Deze afspraken hebben reeds geleid tot het starten van overleg met gemeenten over terugkeer. Zie hiertoe ook de antwoorden op uw vragen van 11 juli jl.

1) NRC Handelsblad, 27 juni 2007
2) Handelingen Kamer, Pardonregeling, 7 juni 2007, TK 78-4151 en 4164

Naar boven