Onderzoek etniciteit en delicttypen

Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), het onderzoekscentrum van het ministerie van Justitie, en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hebben nader onderzoek gedaan naar de variatie in delicttypen bij verdachten met een verschillende etnische achtergrond. Dit onderzoek “Allochtone en autochtone verdachten van verschillende delicttypen nader bekeken” is een verdieping van het onderzoek dat gepubliceerd is in 2005, “Verdacht van criminaliteit. Allochtonen en autochtonen nader bekeken”, waaruit bleek dat er sprake was van een oververtegenwoordiging van specifieke groepen allochtonen in criminaliteitscijfers. Uit het nieuwe onderzoek blijkt dat er verschillen zijn tussen de diverse etnische bevolkingsgroepen in de verdachtenpercentages per delicttype. Ook blijken de leeftijdsspecifieke criminaliteitspatronen van Antilliaanse en Marokkaanse verdachten af te wijken van het beeld bij de overige herkomstgroepen.

Delicttypen

Gecorrigeerd naar de omvang van de in Nederland aanwezige bevolkingsgroep blijkt dat Antillianen bij alle delicttypen de hoogste criminaliteitscijfers hebben. Antillianen onderscheiden zich in negatieve zin vooral in drugs- en wapendelicten en vermogensdelicten met geweld. Marokkanen, die na Antillianen de hoogste overall criminaliteitscijfers hebben, worden vaak verdacht van vermogensdelicten (met en zonder geweld), bedreiging en vernieling en verstoring van de openbare orde. Surinamers worden relatief vaak verdacht van verkeersmisdrijven en drugs- en wapendelicten. Turken worden van de grote vier ‘klassieke’ allochtone herkomstgroepen het minst vaak verdacht van een misdrijf. Delicten waarvan Turken relatief vaak verdacht worden zijn: verkeersmisdrijven en wapendelicten. Behalve de reeds genoemde herkomstgroepen worden ook Sub-Sahara Afrikanen, allochtonen afkomstig uit Arabische landen, Oost-Europeanen, Zuid-Aziaten en Latijns-Amerikanen beduidend vaker dan gemiddeld verdacht van een misdrijf. Wat hier opvalt, is het relatief hoge vermogensdelictencijfer onder Oost-Europeanen, het hoge zedendelictencijfer onder Sub-Sahara Afrikanen, allochtonen uit Arabische landen en Zuid-Aziaten en het hoge drugsdelictencijfer onder Latijns-Amerikanen. Westerse allochtonen, Zuidoost-Aziaten, Oost-Aziaten en autochtonen hebben criminaliteitscijfers die onder het Nederlands gemiddelde liggen.

Leeftijdsspecifieke criminaliteitspatronen

De onderzoekers van WODC en CBS onderzochten ook de verschillen in leeftijdsspecifieke criminaliteitspatronen. De leeftijdsspecifieke criminaliteitspatronen hebben bij benadering voor alle herkomstgroepen, ondanks de vaak grote niveauverschillen, dezelfde vorm. Toch zijn er twee opvallende uitzonderingen. Voor Marokkanen vertoont leeftijdsspecifieke criminaliteitspatroon een uitzonderlijk hoge piek -in verhouding veel hoger dan de piek bij de overige herkomstgroepen- in de tweede helft van de tienerjaren. Een tweede uitzondering is dat de criminaliteitscijfers onder Antilliaanse twintigers en dertigers erg hoog blijven.


Maatregelen

De resultaten van het onderzoek ondersteunen de reeds eerder ingezette lijn waarbij extra beleidsinspanningen worden gedaan om de oververtegenwoordiging van Marokkanen en Antillianen terug te dringen, veelal in samenwerking met gemeenten. Zo zijn in 2005 door de toenmalige minister voor Vreemdelingenzaken & Integratie reeds bestuurlijke arrangementen afgesproken met de 21 zogenaamde Antillengemeenten die zich richten op de positie van Antilliaanse risicojongeren. Ten behoeve van de Marokkaanse doelgroep zijn door de minister van Justitie met de G4-gemeenten afspraken gemaakt gericht op het voorkomen van criminaliteit. In dit kader wordt thans ook de wetenschappelijke kennis over de mogelijkheden van een effectieve aanpak geïnventariseerd en gebundeld.

Na de zomer zal de minister van Justitie de Tweede Kamer informeren over de aanpak van jeugdcriminaliteit tijdens deze kabinetsperiode.