Antwoorden op kamervragen van Agema en Wilders over het korten van noodzakelijke hulp aan ouders met een gehandicapt of chronisch ziek kind

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DLZ-K-U-2785248

22 augustus 2007

Antwoorden van staatssecretaris Bussemaker, mede namens minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin, op de vragen van de Kamerleden Agema en Wilders (PVV) over het korten van noodzakelijke hulp aan ouders met een gehandicapt of chronisch ziek kind (2060720530).

Vraag 1
Kent u het bericht 1) dat ouders van gehandicapte en chronisch zieke kinderen steeds vaker te maken krijgen met kortingen, zelfs halveringen op noodzakelijke hulp thuis waardoor er gevaarlijke situaties ontstaan?

Antwoord 1
Ja.

Vraag 2
Is het waar dat er sprake is van een niet formeel afgekondigde bezuinigingsdrift? Zo ja, wilt u dit voornemen tot bezuinigen op gehandicapten onmiddellijk terugdraaien?

Antwoord 2
Neen, dat is niet waar.

Vraag 3
Is het waar dat het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) gerechtelijke uitspraken om zorg te herstellen negeert en onvoldoende motiveert waarom minder zorg wordt toegekend? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat het CIZ de zorg wel hersteld?

Antwoord 3
Neen, dat is niet waar.

Vraag 4
Is het waar dat het CIZ veel van zijn beoordelingen van aanvragen voor zorg thuis telefonisch afhandelt? Zo ja, mag dit? Zo ja, hoe gaat u een einde aan deze wantoestand maken?

Antwoord 4
Het telefonisch c.q. zonder huisbezoek afhandelen van een indicatieaanvraag betekent een snelle en zorgvuldige werkwijze in die gevallen waarin de indicatiesteller heeft vastgesteld, aan de hand van dossieronderzoek en/of telefonisch contact met de aanvrager, dat er voldoende actuele en relevante informatie beschikbaar is om de aanvraag te beoordelen. Het voordeel van het telefonisch indiceren c.q. het afhandelen van de aanvraag op grond van dossieronderzoek is dat mensen niet lang hoeven te wachten op een beslissing op hun aanvraag en de doorlooptijd tussen het moment van aanvragen en de beslissing daarop kort kan zijn. Dit mag en is zeker geen wantoestand en is in veel gevallen zelfs te verkiezen boven huisbezoek.

Vraag 5
Is het waar dat het CIZ er in voorkomende gevallen op aandringt dat een gehandicapt of chronisch ziek kind in een instelling wordt geplaatst, terwijl de ouders het kind thuis willen houden? Zo ja, deelt u de mening dat het CIZ daar helemaal niet over gaat, maar alleen de ouders?

Antwoord 5
Het CIZ indiceert op objectieve gronden. Ik ben het met de vragenstellers eens dat het daarna de keuze van de ouders is of in de gegeven omstandigheden een kind in een instelling beter af is dan thuis.

Vraag 6
Deelt u voorts de mening dat de indicatiestelling beter gedaan kan worden door de daadwerkelijke zorgverleners dan door logge, bureaucratische indicatiestellingsorganen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 6
Op voorhand deel ik die mening niet. In mijn brief aan de Kamer d.d. 29 mei j.l. (TK 2006/07, 30 800 XVI nr. 145) heb ik laten weten dat ik onderzoek of en in hoeverre het mogelijk en verantwoord is om het stellen van indicaties over te laten aan huisartsen en wijkverpleegkundigen.

1) De Telegraaf, ‘Ouders gehandicapt kind de dupe besparing’, 8 juli 2007
Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Kant (SP), ingezonden 10 juli 2007 (vraagnummer 2060720520)