Heel de Wereld is je Vaderland

Speech minister M.J.A. van der Hoeven ter gelegenheid van de opening van het academisch jaar 2007-2008 aan de Erasmus Universitieit Rotterdam.

Dames en heren,

Toen ik vanochtend Rotterdam binnenreed, besefte ik hoe bevoorrecht u bent. Want als we Maastricht buiten beschouwing laten, woont, werkt en studeert u in de meest bruisende stad van Nederland. Een culturele, kunstzinnige en moderne stad, die bovendien van groot economisch belang is voor Nederland. Een stad die er steeds internationaler en metropolitischer uitziet. Met een skyline die zich kan meten met die van Frankfurt, Parijs, en Londen. Een stad met een van de grootste en modernste zeehavens ter wereld. Met uitstekende verbindingen over weg, spoor, water en door de lucht. En met – als ik goed geïnformeerd ben – veel internationaal gerenommeerde onderzoekers.

Uw universiteit is genoemd naar Desiderius Erasmus, de filosoof, theoloog en humanist die ruim 500 jaar geleden, op het breukvlak tussen Middeleeuwen en Renaissance, grote invloed had op het culturele en intellectuele klimaat in Europa. En die met zijn motto, ‘Heel de wereld is je vaderland’, zijn tijd ver vooruit was.

Laat ik even terug gaan naar de tijd waarin Erasmus leefde, naar het jaar 1517 om precies te zijn. In dat jaar spijkerde Luther zijn 95 stellingen op de kerkdeur van Wittenberg. Erasmus werd in die tijd verweten dat hij de weg voor Luther had geplaveid. Erasmus had immers een nieuwe vertaling van de Bijbel uitgegeven, omdat hij de vertaling uit het Grieks die tot dan toe was gebruikt, niet volledig vond.

Aanvankelijk steunde Erasmus Luther inderdaad. Later vond hij dat Luther onvoldoende ruimte liet voor menselijke vrijheden en haakte hij af. Waarna hij zijn Collatie over de vrije wil schreef en keer op keer pleitte voor tolerantie voor de diverse opvattingen.

Dames en heren,

Het is deze tolerantiegedachte van Erasmus, de vrijheid van wetenschap, ideeën en kennisuitwisseling, die we in de Nederlandse samenleving én aan onze universiteiten moeten blijven koesteren. Het is mijn stellige overtuiging dat voor een topeconomie en een topuniversiteit openheid en tolerantie onmisbaar zijn. Want wie succes nastreeft, kan niet eenkennig zijn.

Internationaal georiënteerde economie


Dames en heren,

Nederland heeft een internationaal georiënteerde economie en profiteert in hoge mate van de globalisering die wij nu meemaken. Een paar cijfers om dat te illustreren:

  • buitenlandse bedrijven die zich in Nederland hebben gevestigd, leveren 535 duizend arbeidsplaatsen. Dat is zo´n 7 procent van de werkgelegenheid.
  • Nederland is sinds 1975 de zesde exporteur ter wereld; en
  • liefst tweederde van onze economische groei hangt af van de groei van de wereldhandel.

Groei Arbeidsproductiviteit

Een stijgende arbeidsproductiviteit is voor veel landen een belangrijke pijler van economische groei. Dat geldt zeker voor Nederland, omdat onze bevolking in hoog tempo vergrijst. Om economisch te blijven groeien, moeten we met steeds minder mensen steeds meer toegevoegde waarde leveren.

Andere landen met zo’n sterke internationale oriëntatie lossen dat vaak op door vernieuwingen in producten of diensten uit het buitenland te kopiëren. Voor Nederland ligt dat lastiger. Doordat wij al een hoge arbeidsproductiviteit hebben, opereren we dicht tegen de grens van het technologisch kunnen. Dan valt er weinig meer te kopiëren of te imiteren en wordt het steeds belangrijker om zélf te vernieuwen, zélf kennis te ontwikkelen, zélf nieuwe toepassingen, technieken en producten te bedenken. We moeten niet imiteren, maar creëren. De VS laat zien dat het kan. Daar is de arbeidsproductiviteit vergelijkbaar met die in Nederland. Maar met 3,6 procent per jaar groeit deze wel ruim anderhalf keer zo snel als bij ons.

Die 3,6 procent arbeidsproductiviteitsgroei per jaar is een mooi streefcijfer. Maar dat gaan we niet halen met alleen een brede basis van goed opgeleide werknemers. Innovatie vraagt om creatievelingen, om andersdenkenden, om toppers.

Vooralsnog heeft Nederland te weinig van dat soort mensen. Weliswaar maakte het CPB in juni bekend dat bij internationale toetsen de zwakste leerlingen van willekeurig welke Nederlandse opleiding beter scoren dan hun zwakke broeders in andere landen. Maar het meldde ook dat onze bollebozen wereldwijd niet de slimsten zijn. Het maakt niet uit of je kijkt naar alle vijftienjarigen, de hele beroepsbevolking of alleen naar de groep van hoger opgeleiden. Het beeld is steeds hetzelfde: Nederland heeft relatief slimme dommeriken en relatief domme slimmeriken. De slimste één procent van een opleiding doet het in Nieuw Zeeland, Korea, Japan, België en Australië, beter dan bij ons. De Nederlandse bollebozen staan internationaal pas op de dertiende plaats.

Ik wil meer slimme slimmeriken en ik wil topuniversiteiten.

Daarvoor moeten we drie sporen volgen:

  • 1. We zorgen voor een tolerant en open universitair klimaat;
  • 2. We zorgen voor meer topstudenten in Nederland;
  • 3. We zorgen voor topuniversiteiten.

Spoor 1: een tolerant en open universitair klimaat

In het klassieke stuk The Merchant of Venice (Act I, Scene III), van Shakespeare, spreekt de gierige en bikkelharde handelaar Shylock de volgende woorden:

"I will buy with you, sell with you, talk with you,
walk with you, and so following, but I will not eat
with you, drink with you, nor pray with you."

Shylock is jood onder christenen en spreekt deze verwerpelijke woorden nadat hij door christelijke handelaren is uitgenodigd voor een diner met varkensvlees. Hij doet dat, omdat hij het eten van varkensvlees afkeurt.

Ik wil hiermee onderstrepen dat bevolkingsgroepen elkaar niet kunnen en mogen uitsluiten. Dat is moreel onjuist én slecht voor onze economie. In dit geval had Shylock ervoor kunnen kiezen mee te eten en het varkensvlees te laten staan. De andere handelaren hadden hier op hun beurt begrip voor moeten hebben.

Wat voor Shylock op Shakespeare’s toneel had moeten gelden, moet gelden op het internationale, nationale en universitaire toneel. Vergeleken bij andere landen is Nederland weinig hiërarchisch, individualistisch en gericht op compromissen en solidariteit. Onze handelspartners in Azië, Arabië en Zuid-Amerika kennen heel andere culturele normen. Dat moeten we beseffen, we moeten er respect voor hebben en er niet op neerkijken. Andersom mogen we verwachten dat onze handelspartners respect hebben voor onze normen, waarden en gebruiken.

Dames en heren,

Dat geldt ook op het nationale toneel. Wie naar de top wil, kan en mag zich niet afsluiten voor cultuurelementen en opvattingen van minder sterk vertegenwoordigde groepen in de samenleving, of dat nou vrouwen, allochtonen of homoseksuelen zijn. Andersom mogen minderheden zich niet afsluiten voor de cultuur en opvattingen van de meerderheid en van de andere minderheden. Daarbij hoort tolerantie jegens homobars, hoofddoekjes, ander eten, enzovoort, of ze nu wel of niet passen bij de groep waar je jezelf toe rekent. Het gaat om wederzijds begrip en tolerantie.

Ook aan universiteiten en binnen de rijksoverheid moet een klimaat heersen waarin mensen openstaan voor elkaars ideeën, opvattingen, meningen, achtergronden, religies en interesses. Een vrijheid van denken zonder aanzien des persoons: de academische vrijheid van Desiderius Erasmus.

Universiteiten en de rijksoverheid maken daar gelukkig werk van. De VU en de Erasmus Universiteit zien allochtone studenten duidelijk ook als een groeimarkt. Je ziet het aan de bordjes boven de opschepbalie in de kantines, met informatie over de herkomst van het vlees. Je ziet het aan de folders in de Arabische taal, speciaal voor de ouders van allochtone studenten. Je ziet het aan studentenpanels die adviezen uitbrengen over de omstandigheden op hun universiteit voor allochtone studenten. En je ziet het terug in het aannamebeleid bij de rijksoverheid. Hoewel ik direct toegeef dat we de vruchten van dat beleid nog moeten plukken.

Hoe dan ook: diversiteit in mensen en opvattingen is een goed dat we moeten koesteren. Niet alleen omdat het moreel de enige juiste houding is. Maar ook omdat onze kennisontwikkeling, economische groei en vooruitgang niet zonder kunnen.


Spoor 2: we zorgen voor meer topstudenten in Nederland

Dan ons gebrek aan topstudenten. Het gaat er bij mij niet in dat onze bollebozen van huis uit minder slim zijn dan hun collega’s uit Nieuw-Zeeland, Korea, Zwitserland of Finland. Wel denk ik dat de Nederlandse bollebozen in onze zesjescultuur te weinig worden uitgedaagd. Studenten klagen daar zelf geregeld over. En het zal geen toeval zijn dat aan de top van internationale onderwijsinstellingen nog maar weinig Nederlandse universiteiten staan. Ik ga daar bij spoor 3 dieper op in.

Voor een inspirerend en uitdagend universitair klimaat zijn toppers onmisbaar. U hebt ze nodig om uw universiteit bovenaan de internationale ranglijsten te krijgen. Onderwijs is namelijk een apart product: hoe slimmer de afnemer, hoe beter het product. Studenten trekken zich aan elkaar op.

Niet iedereen kan topper worden. Daarom moet je gericht slimme en gemotiveerde studenten werven, ook in het buitenland. Daar ligt een schone taak voor de Nuffic en haar vestigingen in onder meer China, Taiwan, Indonesië, Vietnam en Mexico. Laat onze Nederlandse studenten vervolgens maar met hun buitenlandse collega’s concurreren om opleidingsplaatsen voor de allerslimsten en meest gemotiveerden. Dat is ook goed voor de moraal; het geeft onze bollebozen een reden om de zesjescultuur de rug toe te keren. Daar worden we allemaal wijzer van.

Ik zou het toejuichen als straks minstens 10 procent van onze studenten uit het buitenland komt, net als in Nieuw Zeeland en Australië. Op dit moment stijgt het percentage buitenlandse studenten aan onze universiteiten weliswaar, maar komen we nog niet hoger dan 5 procent. En toeval of niet: ook ons percentage toppers blijft fors achter bij die landen.

Veel Nederlandse studenten die in het buitenland studeren, keren na hun studie terug naar Nederland, een aantal helaas ook niet. Ook veel buitenlandse studenten in Nederland keren na hun studie terug naar hun vaderland. Hoe verleid je zo veel mogelijk Nederlandse en buitenlandse studenten na hun studie in Nederland werk te zoeken? Dat lukt alleen als er hoogwaardig werk voorhanden is: werk dat hen uitdaagt, waarin ze hun ei kwijt kunnen, hun kennis kunnen toepassen en zich verder kunnen ontwikkelen. Daarvoor zijn kennisintensieve banen in de wetenschap en het bedrijfsleven nodig. Interessante onderzoeksplekken en bedrijven die vernieuwende diensten en producten leveren. En Nederlandse en buitenlandse topbedrijven die zich in Nederland vestigen. Zulke bedrijven vestigen zich hier sneller als ze weten dat de Nederlandse universiteiten toppers afleveren. En als ze kunnen opereren in verbanden als Point One in Eindhoven, waarin kleine en grote bedrijven, opleidingsinstellingen en kennisinstituten intensief samenwerken op het gebied van nanotechnologie en embedded systems.


Spoor 3: we zorgen voor topuniversiteiten

Zoals ik de studenten uitdaag, zo daag ik de universiteiten uit. De noodzaak daartoe is onlangs nog bevestigd door Karl Dittrich, voorzitter van de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie. Hij uitte behoorlijk scherpe kritiek op onze bacheloropleidingen. Van de 223 opleidingen die de NVAO testte zou bij 20% de basiskwaliteit ‘net aan’ zijn. Ik ben met Dittrich eens dat ‘met de hakken over de sloot’ simpelweg onvoldoende is. De redenen die Dittrich noemt zijn interessant: weinig studie-uren, maar ook niet-gemotiveerde studenten én docenten. Daar moeten we iets aan doen. Sybold Noorda pleit voor een prestigieuze Academie voor Hoger Onderwijs om het onderwijs meer status te geven in verhouding tot onderzoek. Dat is een mogelijkheid. Maar ik zoek het eerder in Nederlandse topopleidingen.

De business school van de Erasmus Universiteit staat in Europa op plaats 6. Jan Willem Oosterwijk is daar terecht trots op. Tegelijkertijd daag ik u uit om over 10 jaar bovenaan te staan. Daarvoor is meer ruimte voor excellentie essentieel. Het Nederlandse hoger onderwijs moet voor studenten the place to be worden. Het buitenland leert ons wat je daarvoor als universiteit moet doen. Zo vragen topuniversiteiten als Harvard hogere collegegelden, waardoor ze internationaal gerenommeerde hoogleraren kunnen aantrekken. Het lijkt mij billijk dat studenten die toponderwijs van zulke hoogleraren mogen volgen, daarvoor ook extra betalen.

Ook selectie aan de poort blijkt te helpen. Op dit punt hebben Nederlandse universiteiten het niet gemakkelijk. In ons huidige beleid moeten zij zich immers openstellen voor iedereen met een VWO-diploma of een jaar HBO, ongeacht zijn motivatie of niveau. Selectie is al mogelijk voor Phd’s. Maar selectie voor Bachelors- en Mastersopleidingen is nog maar heel beperkt mogelijk.

Toch zullen universiteiten uit die grote groep studenten op enig moment de echt goede studenten moeten selecteren en hun extra uitdaging moeten bieden. Zoals de Erasmus Universiteit bijvoorbeeld studenten selecteert voor zogenoemde honours programmes en research masters. Daarnaast zullen universiteiten moeten kiezen in welke disciplines ze extra uitdaging willen bieden. Je kunt niet in alles excelleren!

Ook de politiek moet keuzen maken en helpen selecteren. Buitenlandse hoogopgeleiden kunnen zich inmiddels makkelijker in Nederland vestigen. De drempels om hier als zelfstandige aan de slag te gaan, zijn verlaagd. En buitenlandse studenten krijgen na hun afstuderen meer tijd om een baan te vinden. Voor dit soort zaken blijf ik mij inzetten.


Conclusie

Dames en heren,

We moeten werken aan universiteiten, kennisinstellingen, bedrijven, docenten, onderzoekers, studenten, bedrijven, werknemers en overheden die tot de top van de wereld horen. Daarvoor is een klimaat van openheid en tolerantie essentieel. Het motto van de Erasmus Universiteit is ‘Universiteit voor denkers en doeners’. Maar we hoorden net van Jan Willem Oosterwijk dat hij daarnaast het motto van Erasmus, Heel de wereld is je vaderland, inmiddels een beetje beschouwt als dat van zijn universiteit. Dat toont eens te meer aan hoe actueel de lessen van Desiderius Erasmus nog altijd zijn. Ik roep de politiek, de universitaire wereld en de rest van de samenleving op hier voluit naar te handelen. En ik roep hen op om keuzen te maken. Daarmee verklaar ik de jacht op toppers geopend.