Eigen invulling CJG-Eindhoven past in beleid Rouvoet

Eindhoven opende op 6 september het Centrum voor Jeugd en Gezin. Hoewel de invulling van dit centrum afwijkt van wat andere gemeenten doen of van plan zijn, is minister Rouvoet er van overtuigd dat Eindhoven hiermee een belangrijke stap zet naar een betere ondersteuning van kinderen en gezinnen.

Dames en heren,

U kunt zich voorstellen dat de opening van een Centrum voor Jeugd en Gezin voor mij een bijzondere gebeurtenis is. Hiermee wordt inhoud gegeven aan de ideeën die het kabinet heeft over hoe we jeugdigen en ouders met opvoed- en opgroeivragen goed kunnen steunen, zodat ze in staat zijn hun kinderen gezond en voorspoedig te laten opgroeien in een veilige omgeving.

Deze ideeën leven overigens niet alleen in Den Haag. Ik zie ze terug in het hele land. Dat bleek duidelijk tijdens mijn bustoer door Nederland. Of ik nu sprak met maatschappelijke koepels, branche organisaties, hulpverleners, wijkagenten, leerkrachten of met jongeren zelf én hun ouders. Ze lieten me allemaal weten dat er voor ouders, kinderen en professionals goede ondersteuning nodig is. Ondersteuning die laagdrempelig is en die op een goede manier aandacht besteedt aan opgroei- en opvoedvragen. En ondersteuning die er aan bijdraagt dat instanties die met kinderen en hun ouders werken onderling informatie uitwisselen zodat het uitgangspunt 1 gezin, 1 plan vorm krijgt.

Je kunt dus zeggen dat ik de wind mee heb. Dat blijkt ook duidelijk uit wat hier in Eindhoven allemaal al is gerealiseerd.
Zelfs nog voordat dit land zijn eerste minister voor Jeugd en Gezin kreeg, had u al een wethouder Jeugd en Gezin en sprak u in een nota over een zorgstructuur die sterk lijkt op die van de Centra voor Jeugd en Gezin.
Inmiddels zijn we ruim een jaar verder en heeft u het Centrum voor Jeugd en Gezin daadwerkelijk vorm gegeven. En daarmee heeft een Eindhoven een primeur, want dit is het eerste centrum dat sinds mijn aantreden wordt geopend.

Ik moet u eerlijk zeggen dat ik op het eerste gezicht wel dacht: daar in Eindhoven geven ze een heel eigen draai aan het Centrum voor Jeugd en Gezin. Maar met die eigen draai hebt u een Centrum voor Jeugd en Gezin gerealiseerd dat goed aansluit op de eigen, Eindhovense situatie. En dat is precies de bedoeling: dat elke gemeente zélf nagaat – binnen de vastgestelde kaders - hoe het Centrum voor Jeugd en Gezin het beste kan worden ingericht om in te spelen op de lokale situatie.

U hebt er voor gekozen om aan te sluiten bij de centra voor Spelen, Integreren en Leren die gevestigd zijn in zestig scholen verspreid over de stad. Deze zogenoemde SPIL-centra hebt u uitgerust met voorzieningen die nodig zijn om te kunnen werken als een laagdrempelig centrum voor opvoed- en opgroeiproblemen. En in de wijken met de grootste achterstanden is de samenwerking gezocht met andere organisaties die werken met kinderen en gezinnen, zoals de consultatiebureaus. Scholen lenen zich uitstekend als vestigingsplaats: het zijn gebouwen waar jongeren en ouders vaak komen en waarmee ze vertrouwd zijn. Bovendien is zo’n plek geschikt om signalen op te vangen en daarmee aan de slag gaan, als dat nodig is.

Als aanvulling op deze centra in de wijk heeft u midden in de stad het opvoedcentrum opgericht. Daar kunnen ouders en jongeren óók terecht met hun vragen. Maar wat zeker zo belangrijk is, is dat het centrum hét knooppunt is voor alle mensen die met kinderen en gezinnen werken en zich met opvoedondersteuning bezighouden. In dit Centrum voor Jeugd en Gezin kunnen ze elkaar op de hoogte houden over waar ze mee bezig zijn; kunnen ze kennis en ervaring verzamelen én delen. In feite is dit centrum het kloppend hart van de hele jeugdketen in Eindhoven.

Nogmaals: iedere gemeente moet zélf beslissen hoe ze het Centrum voor Jeugd en Gezin wil inrichten. U doet dat op deze manier, een andere gemeente doet het weer anders. Op een manier die bij die gemeente past. Voorwaarde is wél dat ouders en kinderen bij het centrum minstens voor een aantal vaste onderdelen terecht kunnen.
Dat betekent dat er invulling gegeven moet worden aan de vijf gemeentelijk functies in de Wet maatschappelijke ondersteuning en aan het Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg.
Dat betekent dat duidelijk is omschreven hoe jongeren en hun ouders worden voorzien van informatie en advies en hoe gemeenten eventuele problemen op tijd signaleren. Het betekent ook dat er goed is nagedacht over de vraag hoe jongeren en hun ouders, die dat nodig hebben, op tijd hulp ontvangen, hoe de licht pedagogische hulp is georganiseerd en hoe gemeenten de zorg voor jongeren en hun ouders coördineren.
Bovendien moet het bureau jeugdzorg betrokken zijn bij het Centrum voor Jeugd en Gezin en moet er een link zijn met het onderwijs, in het bijzonder via de zorg- en adviesteams.

Een andere belangrijke taak van de centra is vroegsignalering. Risicoanalyse van mogelijke opvoedproblemen bij kinderen is daar een onderdeel van. De jeugdgezondheidszorg, zoals die wordt aangeboden op consultatiebureaus, doet dit steeds actiever voor kinderen tot vier jaar. Ik wil dit verder uitbreiden. De Centra voor Jeugd en Gezin kunnen daarbij een belangrijke rol spelen door er voor te zorgen dat de noodzakelijke informatie van een kind goed in kaart wordt gebracht en door snel hulp aan te bieden als dat nodig is.

Als aan al deze voorwaarden is voldaan, als de noodzakelijke verbindingen tussen de verschillende professionals zijn gelegd en een goed werkende structuur is opgezet, pas dan mag je het een Centrum voor Jeugd en Gezin noemen. Want dan is een gemeente in staat om jongeren en hun ouders op tijd en efficiënt de juiste lichte hulp te bieden of door te verwijzen als zwaardere hulpverlening nodig is.

En als ik dan naar deze voorwaarden kijk, ben ik benieuwd hoe dit allemaal in Eindhoven gaat werken. Zo wil ik graag weten of mensen die geen binding hebben met de basisschool ook de SPIL-centra als laagdrempelig ervaren en er dus gemakkelijk binnenstappen.
Bovendien ben ik benieuwd naar de samenwerking tussen het Centrum voor Jeugd en Gezin, de SPIL-centra en de consultatiebureaus. Want we moeten voorkomen dat mensen van het kastje naar de muur worden gestuurd, de samenwerking moet optimaal zijn!

Maar ondanks deze vragen wil ik vooral vaststellen dat Eindhoven met dit Centrum voor Jeugd en Gezin een belangrijke stap zet naar een betere ondersteuning van kinderen en gezinnen.
Daarom wil ik graag straks het centrum hier aan de overkant openen.
Maar voordat we de wandeling naar de gouden toekomst –zoals u dat zo mooi noemt – gaan maken, wil ik u nog op een paar ontwikkelingen wijzen, die ook voor u van belang zijn.

Een belangrijk instrument waar aan gewerkt wordt om gemeenten te helpen bij het opzetten van een Centrum voor Jeugd en Gezin - of dat gebruikt kan worden om het centrum te verbeteren - is het Handboek CJG.
Dat moet een écht handboek worden. Dus niet een boek dat in een la verdwijnt of waarop zich een dikke laag stof kan nestelen, maar een boek dat beduimeld is, een werkmansboek. Een boek dat gevuld wordt met ervaringen van gemeenten en tips over hoe je problemen kunt aanpakken. Het is geen boek dat meteen klaar is. Het boek moet groeien, door alle ervaring die we opdoen met de Centra voor Jeugd en Gezin.
Ik ben blij dat we straks ook de ervaringen van Eindhoven, onder andere via Opvoeden in de Buurt, kunnen verwerken in dit handboek.

Tevens wil ik aandacht vragen voor een meetinstrument dat door de VNG is ontwikkeld: de benchmark jeugdbeleid.
Het instrument is bedoeld als een soort spiegel. Gemeenten kunnen zien of ze vooruitgang boeken met hun jeugdbeleid. En zichzelf vergelijken met andere gemeenten: Wat zijn de effecten van het jeugdbeleid in de ene gemeente ten opzichte van andere gemeente en hoe komt het dat de ene gemeente op sommige punten beter scoort dan de andere? Wat betekent dat voor het lokale jeugdbeleid?

Zo kunnen gemeenten hun jeugdbeleid verbeteren. Ik wil dan ook alle gemeenten oproepen er gebruik van te maken. Het is een prima instrument. En niet alleen kunnen de gemeenten ervan leren, ook ik kan er van leren. Als uit de metingen blijkt dat er binnen een groot aantal gemeenten steeds hetzelfde probleem opduikt, is het aan mij om te kijken of ik daar op landelijk niveau iets aan kan veranderen.

Dames en heren, ik sluit af. En dat doe ik met gepaste tevredenheid. Ik ben tevreden omdat een grote gemeente als Eindhoven zo voortvarend te werk is gegaan met het Centrum voor Jeugd en Gezin. Ik hoop dat vele gemeenten zullen volgen en ook een Centrum voor Jeugd en Gezin ontwikkelen. Daarbij kunnen ze leren van uw ervaringen, maar uiteindelijk is elk centrum maatwerk. Maatwerk dat aansluit op de eigen, specifieke omstandigheden van een gemeente en haar inwoners.

Dames en heren, laten we de wandeling naar de gouden toekomst maar eens ondernemen!