Minister Klink wijst bij ZN op belang preventie

Preventie speelt een steeds belangrijker rol bij gezondheid. Gezondheidsbedreigingen komen vaak voort uit een ongezonde leefstijl. Meer en meer wordt onderkend welke maatschappelijke waarde gezondheid heeft. Op het vlak van preventie is er een individuele verantwoordelijkheid, maar ligt er ook een taak voor zorgverzekeraars en zorgverleners.

Dames en heren,
Allereerst dank voor de uitnodiging om op deze relatiebijeenkomst van Zorgverzekeraars Nederland te spreken. Illustere sprekers zijn mij hierin voorgegaan. In de aankondigingen staat dat ik zal terugblikken op de ingediende begroting. Ik wil dat doen aan de hand van twee thema’s: de premies voor 2008 en preventie.

De premies

Je weet dat het zo zal gaan, je stelt je erop in en toch verrast het je hoe de beeldvorming over jezelf of over je beleid tot stand komt. Neem nu de berichtgeving in de afgelopen week over de premies voor 2008.


Om te beginnen buitelen de verschillende premiebegrippen, bedragen en percentages over elkaar heen waardoor je na drie kranten niet meer weet wat het nu eigenlijk gaat worden.

Maar goed het overheersende beeld is toch wel dat de premies in 2008 flink zullen stijgen. En als een journalist van de NRC dan aan de voorlichter van Zorgverzekeraars Nederland vraagt hoe ZN tegen een mogelijke premiestijging aankijkt van 17 procent, dan laat die fijntjes weten dat dat wel erg veel is, maar dat het ZN ook niet verrast.

Voordat straks de nieuwe polissen op de deurmatten vallen met premieverhogingen in die orde van grootte zeg ik hierbij in alle duidelijkheid: de prognose die de regering in de Prinsjesdagstukken heeft gemaakt is dat verzekeraars straks met een zorgverzekeringspremie voor 2008 zullen komen die gemiddeld 45 euro lager ligt dan de premie voor 2007. Een premiedaling dus van vier procent.

We zeggen er ook bij: burgers let op, de verzekeringspremie gaat weliswaar omlaag maar gemiddeld zullen uw persoonlijke zorguitgaven met ongeveer 150 euro stijgen, omdat u geen no-claim meer terug krijgt en in plaats daarvan een deel zelf moet betalen als gevolg van het nieuw in te voeren eigen risico.


Na alle krantenberichten wilde ik deze boodschap nog eens duidelijk neerzetten. Misschien had ik me de moeite kunnen besparen, want zoals wel vaker geldt ook nu het spreekwoord: al is de speechschrijver nog zo snel, Chris Oomen achterhaalt hem wel. Maar goed zowel de premie die DSW bekend heeft gemaakt — euro 72 lager dan vorig jaar — als de toelichting op de website over de hogere eigen betalingen ondersteunen volledig mijn boodschap.

Betekent dat, dat ik in het vervolg in de VWS-begroting niets meer over de ontwikkeling van de premies hoef te zeggen, omdat we dat aan de verzekeraars kunnen oververlaten? Nee, dat ook weer niet. Natuurlijk hebben verzekeraars de vrijheid zelf de premie vast te stellen, maar ze hebben wel een raming van de zorgkosten voor het nieuwe jaar nodig. Ook moet de overheid de premies ramen als beheerder van het zorgverzekeringsfonds, als uitvoerder van de Zorgtoeslag en voor het verstrekken van informatie over de koopkracht.

We zullen u dus ook in de komende jaren blijven bedienen met onze inzichten over de premies en als we denken dat de beeldvorming daarover niet juist is zullen we met evenveel blijmoedigheid als vandaag onze mening daarover naar voren brengen.

Preventie

Na deze uiteenzetting over de premies wil ik wat uitgebreider stil staan bij een thema dat mij na aan het hart ligt: preventie. Het lijdt geen twijfel dat dit thema actueel is. Er is de laatste tijd veel over nagedacht. Dat heeft ertoe geleid dat eerst het adviesorgaan RVZ het kabinet heeft aangespoord tot grotere daden, vervolgens heeft de Tweede Kamer dat gedaan bij monde van de motie Van der Veen, daarna heeft het kabinet zichzelf die opdracht nog gegeven met passages in het Regeerakkoord en ten slotte hebben de medici het kabinet weer aangespoord. Nee, de verzekeraars komen in dit rijtje niet voor. Wellicht hebben ze gedacht dat Kamerlid Van der Veen de motie ook nog een beetje namens hen had ingediend.

Al die aandacht voor preventie komt niet uit de lucht vallen. We zijn ons er meer en meer van bewust dat de gezondheidsbedreigingen van deze tijd en in de nabije toekomst, voortkomen uit een ongezonde leefstijl. Dat wordt steeds meer zichtbaar met de toename van chronische ziekten. Ook wordt meer en meer onderkend welke maatschappelijke waarde gezondheid heeft, niet alleen voor het persoonlijke welbevinden maar ook voor het presteren op school en het functioneren in betaald en onbetaald werk.

Gisteren heb ik mede namens minister Rouvoet en staatssecretaris Bussemaker — en natuurlijk de rest van het kabinet — mijn visie op preventie gegeven in een uitgebreide brief aan de Kamer. Enkele punten daaruit wil vanmiddag belichten, in het bijzonder de punten die te maken hebben met de rol van de zorgverzekering en de zorgverzekeraars.

Om die rol duidelijk te maken moet ik ervoor waken preventie als een containerbegrip te hanteren. Om me voldoende genuanceerd uit te drukken maak ik gebruik van het CVZ-rapport “Van preventie verzekerd”. Een belangrijke verdienste van dat rapport is dat het expliciteert wat, in elk geval voor mij, tot voor kort nog vaag was. Het CVZ maakt simpelweg een hoofdonderscheid tussen collectieve preventie en individuele preventie.

Collectieve preventie is preventie gericht op de gehele bevolking of op groepen met bepaalde kenmerken. Doel is het wegnemen van de oorzaken van ziekten bijvoorbeeld door vaccinaties en voorlichtingscampagnes. Of door het vroeg opsporen ervan, bijvoorbeeld door screeningsprogramma’s. De verantwoordelijkheid voor collectieve preventie ligt bij de overheid; het rijk, de gemeenten en de GGD, en is beschreven in de Wet collectieve preventie en volksgezondheid.

Als de preventie individueel wordt, dus onderwerp in de relatie tussen individu en zorgverlener, dan vallen de kosten van preventieve zorg in aanleg onder de dekking van de Zorgverzekeringswet. Naast de verantwoordelijkheid van de persoon in kwestie is de individuele preventie daarmee dus ook een verantwoordelijkheid van zorgverleners en zorgverzekeraars, net zoals ze verantwoordelijk zijn voor het verlenen van de noodzakelijke curatieve zorg.

In het domein van de individuele preventie brengt het CVZ nog een nadere verduidelijking aan. Het verlenen van preventieve zorg aan reeds zieke mensen om hun bestaan dragelijker te maken en om te voorkomen dat hun ziekte verergert is gedekt door de zorgverzekeringswet. Dat is breed bekend en geaccepteerd. Het CVZ zegt in zijn rapport echter: ook mensen die nog niet ziek zijn maar op basis van medische criteria een grote kans lopen ziek te worden, hebben in principe recht op preventieve zorg ten laste van de zorgverzekeringswet.

Op dit moment is dat laatste al het geval bij het voorschrijven van bepaalde geneesmiddelen zoals cholesterol- en bloeddrukverlagende middelen. Voor andere vormen van preventie die ook gericht zijn op het verlagen van bloeddruk en/of cholesterol, — maar dan door het veranderen van ongezond gedrag — is dat veel minder vanzelfsprekend.


Voor een deel komt dat doordat leefstijlbeïnvloedende interventies — om het zo maar te zeggen — ideologisch het tij tegen hebben gehad. Leefstijl was meer iets voor de individuele verantwoordelijkheid. Voor een ander deel heeft het te maken met het feit dat van gedragsbeïnvloedende interventies niet of onvoldoende wetenschappelijk kon worden aangetoond dat ze kosteneffectief zijn. En dat is nu eenmaal een belangrijk criterium voor toelating tot het wettelijk verzekerde pakket.

Voor het ideologische tij is het wat mij betreft tijd voor een omslag. De ruimte die het CVZ ziet om via de zorgverzekering de individuele preventie tot een meer vanzelfsprekend onderdeel te laten zijn van de dagelijkse zorgverleningspraktijk, wil ik benutten. Langs die weg wil ik om te beginnen meer mensen helpen om te stoppen met roken en om meer te bewegen.

Sommigen uit de wereld van de zorgverzekeraars lijken hierdoor ongerust te zijn geraakt.
Nog niet zo lang geleden maakte de heer Chiel Bos, in dienst van de gastorganisatie van vandaag, in een interview met het maandblad “G” in vrij stellige bewoordingen duidelijk dat het CVZ-rapport een slecht rapport was. Bij de stelselwijziging zou er volgens hem bewust voor gekozen zijn om bepaalde delen van de gezondheidszorg vrij te laten, zodat er op die gebieden kan worden geconcurreerd. En preventie zou zo’n gebied zijn. Met andere woorden: preventie is een gebied van vrijheid waarop verzekeraars elk “hun eigen ding” moeten kunnen doen.

Als politiek verantwoordelijke voor de volksgezondheid maak ik op dat punt een andere afweging. Gelet op het feit hoe we er nu én in de nabije toekomst voorstaan wat betreft de volksgezondheid, is het niet verantwoord preventie buiten de zorgverzekering te houden.

In de preventienota van 2006 zijn voor het preventiebeleid vijf speerpunten benoemd, te weten: roken, overgewicht, alcohol, depressie en diabetes. Weet u hoe die tot stand zijn gekomen? De tien ziekten met de hoogste ziektelast en de tien ziekten die de meeste levensjaren verloren doen gaan, zijn bij elkaar gevoegd. Omdat sommige ziekten op allebei de lijsten voorkwamen, leverde de samenvoeging een lijst op van 16 prioritaire ziekten op.

Van die zestien ziekten hebben er vijftien direct te maken met een ongezonde leefstijl: roken, onvoldoende bewegen, te veel en eenzijdig eten en te veel alcohol. Het gaat om ziekten als diabetes type 2, coronaire hartziekten, beroerte, hartfalen maar ook vormen van kanker door roken, alcohol, overgewicht, ongezonde voeding, onvoldoende bewegen of combinaties daarvan.

Meer dan de helft van de premies voor de zorgverzekering besteden we aan het genezen van deze ziekten en maar een fractie van dat bedrag besteden we aan inspanningen om ze te voorkomen. Zeker als we kijken naar de toename van diabetes type 2 als gevolg van de toename van overgewicht dan denk ik bij mijzelf: hier valt met preventie nog veel gezondheidswinst te behalen voor het individu, maar ook: hier kunnen we met preventie nog veel zorgkosten besparen. Dat heeft ook zijn positieve uitwerking op de arbeidsmarkt.

In mijn visie is een belangrijke maatschappelijke functie van de zorgsector het onderhoud van het menselijk kapitaal. De Zorgverzekeringswet is een van de instrumenten om die maatschappelijke functie uit te oefenen. Dus als er in die wet nog onbenutte mogelijkheden zijn om met preventie substantiële gezondheidswinst te boeken dan moeten die benut worden.

Ik ga niet voorbij aan het feit dat verzekeraars in hun aanvullende verzekeringen al vergoedingen geven voor uiteenlopende vormen van preventie zoals health checks, stoppen met roken cursussen, deelname aan fitnessprogramma’s. Veel van die zaken zijn op zich nuttig, maar ze verschillen van verzekeraar tot verzekeraar. Voor een goede inbedding van preventie zie ik geen betere plek dan de zorgverzekeringswet.

Ik zie een zwaarder accent van preventie in verzekering en zorgverlening ook als een onmisbare schakel in de multidisciplinaire zorg voor chronisch zieken die meer en meer rond de patiënt zal worden georganiseerd. Via zorgstandaarden zal voor deze patiënten duidelijk worden wat voor hen goede zorg is en wat ze op dat punt van hun verzekeraar mogen verwachten. En het is aan de verzekeraars om hiervoor in onderlinge concurrentie met zo interessant mogelijke arrangementen te komen.

Het CVZ komt nog met vervolgrapportages over de vijf preventiespeerpunten waarover ik het heb gehad. Dit najaar komt de eerste over stoppen met roken. Voor het letterlijk in beweging krijgen van mensen met hoge gezondheidsrisico’s laten we inventariseren wat er aan beloftevolle projecten op dat gebied bestaan.
We zullen die kennis gebruiken voor proefprojecten op andere plaatsen. De proefprojecten zullen intensief worden gevolgd en geëvalueerd om informatie te krijgen over de kosteneffectiviteit en de wijze van uitvoering. Het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) coördineert dit traject. Alle relevante partijen zullen hier nauw bij worden betrokken: patiëntenorganisaties, huisartsen, verzekeraars, gemeenten, sportorganisaties etc. In eerste instantie worden de projecten gericht op mensen met diabetes type 2 of met een hoog risico daarop.

Het is de bedoeling dat deze proefprojecten uitmonden in een bredere aanpak met dekking uit de zorgverzekering. Denkt u niet dat ik daarbij voor ogen heb dat iedereen zijn contributie van de sportclub vergoed krijgt. We zullen kritisch zijn bij de invoering. Dat begint met de indicatiestelling. Alleen mensen met een aanwijsbaar hoog risico op ziekte komen in aanmerking. Vervolgens komen alleen voldoende effectieve interventies voor vergoeding in aanmerking.
Ook wil ik de mogelijkheid van eigen bijdragen erbij betrekken. En last but not least: geven we jaarlijks niet al heel veel geld uit aan de zogenoemde leefstijlgeneesmiddelen? Zou een deel van dat geld niet evengoed of zelfs beter kunnen worden benut voor het vergoeden van bepaalde, preventieve leefstijlinterventies?

Ik ben er van overtuigd dat goede preventieve zorg ook financieel loont. Met meer oog voor preventie zijn heel veel kosten te besparen op de diabeteszorg, zorg aan mensen met hart- en vaatziekten, astma etc.
Ik hoor een aantal van u denken: klopt dat verhaal over die kosten wel? Hoe zit het met de redenering dat als door preventie mensen langer blijven leven, op lange termijn de onvermijdelijke ouderdomsziekten daardoor toenemen en daarmee ook de kosten van de gezondheidszorg?

Rekenkundig zal dit lange termijnverhaal wel kloppen maar ik wil me daar als minister niet door laten verlammen.
Als het door een betere preventie lukt dat meer mensen langer in goede gezondheid leven, met een hogere kwaliteit van leven, en een betere maatschappelijke participatie, dan zijn dat de baten van ons beleid. Ik wil niet de terreinknecht van Ajax zijn die zelfs niet juicht bij de doelpunten van Huntelaar omdat de doelnetten daar zo van slijten. En wat zei Keynes ook alweer over “the long run”?

Dank u wel.