Antwoorden op kamervragen van Langkamp over het groeiend aanal kinderen dat in Limburg wacht op een plaats in een pleeggezin

Antwoorden van minister Rouvoet op kamervragen van het kamerlid Langkamp (SP) over het groeiend aantal kinderen dat in Limburg wacht op een plaats in een pleeggezin (ingezonden 4 september 2007, nr. 2060724420).

Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht, dat kinderen in Limburg langer dan negen weken moeten wachten op een plaats in een pleeggezin?

Antwoord 1
Op basis van de Wet op de jeugdzorg zijn provincies en grootstedelijke regio’s (in het vervolg: provincies) verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdzorg in hun provincie. Dit is de reden dat ik de provincie Limburg heb gevraagd mij te informeren over de lokale situatie. De provincie geeft aan dat zij op de tiende van iedere maand de omvang van de wachtlijsten per de eerste van die maand op www.jeugdzorginlimburg.nl publiceert. De provincie heeft mij aldus ook kunnen informeren over de stand van de wachtlijst per 1 september 2007. Er bleken toen 29 kinderen langer dan negen weken op de wachtlijst te staan voor pleegzorg. Overigens wachtten er in de provincie Limburg precies een jaar eerder nog 81 kinderen langer dan negen weken op een plaats in een pleeggezin. Het is natuurlijk niet positief dat kinderen moeten wachten op hulp, maar deze daling van het aantal wachtenden in Limburg betreft wel een positieve ontwikkeling.

Vraag 2
Hoeveel kinderen wachten er landelijk langer dan negen weken op een plaats in een pleeggezin?

Antwoord 2
De laatste stand van zaken met betrekking tot de wachtlijst dateert van 1 juli 2007. Op die datum wachtten er in Nederland in totaal 433 kinderen langer dan negen weken op pleegzorg.

Vraag 3
Is er sprake van een landelijk probleem in de pleegzorg? Zo neen, hoe weet u dat? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om dit probleem op te lossen?

Antwoord 3
Volgens pleegzorg Nederland (bron: factsheet pleegzorg 2006) is de druk op de pleegzorg in de afgelopen jaren toegenomen. Aan de ene kant door de toegenomen vraag, doordat de bureaus jeugdzorg zorgen voor meer toeleiding naar de geïndiceerde zorg, waaronder pleegzorg. Aan de andere kant wordt er intensiever gebruik gemaakt van de pleegzorg-capaciteit. Om de extra vraag naar jeugdzorg, dus ook pleegzorg, op te kunnen vangen, heb ik de provincies extra financiële middelen beschikbaar gesteld. Het is aan de provincies om deze middelen daar in te zetten waar de behoefte bestaat, aangezien zij verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de jeugdzorg in hun provincie. Daarnaast subsidieer ik de pleegzorg-campagne "Wij zoeken nog een hart met wat ruimte" van de MO-groep, die erop gericht is om meer pleegouders te werven. Deze campagne is gestart in maart 2006 en volgens pleegzorg Nederland is het met deze campagne gelukt om het aantal beschikbare pleegouders aanzienlijk uit te breiden.

Vraag 4
Is er sprake van een groeiend tekort aan pleeggezinnen? Zo ja, waar wordt het tekort aan pleeggezinnen door veroorzaakt? Welke maatregelen gaat u nemen om dit tekort op te heffen?

Antwoord 4
Zie mijn antwoord op vraag 3.

Vraag 5
Wat is uw reactie op de plaatsingsstop die is afgekondigd door de jeugdzorginstelling Xonar?

Antwoord 5
Volgens de provincie Limburg heeft Xonar het woord ‘plaatsingsstop” ingetrokken. De term plaatsingsstop heeft als associatie dat kinderen en jeugdigen voor hulp in het geheel niet meer terecht zouden kunnen bij deze instelling. Dit is echter niet terecht. In geval van crisis worden kinderen per definitie geholpen. De provincie Limburg geeft verder aan in gesprek te zijn met Xonar en de andere jeugdzorginstelling in haar provincie om tot een (voorlopige) oplossing te komen. Ik ga ervan uit dat zij dit bereiken.

Vraag 6
Hoeveel andere instellingen in de jeugdzorg hebben op dit moment een plaatsingsstop? Sinds wanneer worden deze gehanteerd?

Antwoord 6
Mij is niet bekend dat er instellingen zijn die een plaatsingsstop hanteren.

Vraag 7
Hoe en door wie worden de kinderen in Limburg die wachten op een plaats in een pleeggezin, nu geholpen?

Antwoord 7
Op het moment dat een bureau jeugdzorg een indicatie stelt, is deze verantwoordelijk voor het case-management. Die verantwoordelijkheid laat ik daar.

Vraag 8
Is de lichamelijke en geestelijke gezondheid en veiligheid van deze kinderen gegarandeerd? Zo nee, welke maatregelen gaat u treffen om ervoor te zorgen dat deze kinderen veilig zijn en de hulp krijgen die ze nodig hebben?

Antwoord 8
Hierbij wil ik u verwijzen naar mijn antwoord op vraag 7.