Speech tijdens het debat The Right To Food Or Fuel

Speech door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mw. Gerda Verburg, tijdens het debat The Right To Food Or Fuel?, Den Haag, 16 oktober 2007.

Dames en heren,

Mag ik om het debat aan te zwengelen een scherpe stelling neerzetten? Biobrandstoffen worden bittere noodzaak, een voorwaarde voor de instandhouding van de welvaart en de economische groei in onze contreien.

Kijk maar naar de berichten in de media van de afgelopen weken: het noordpoolijs smelt in een alarmerend tempo, veel sneller dan de wetenschap tot nu toe aannam. En op 5 oktober citeerde de Britse krant The Guardian de noodhulpcoördinator van de VN, Sir John Holmes. Volgens hem staan we niet aan de vooravond van een klimaatramp, maar zitten we er middenin. Sir John heeft het over een "mega disaster." Een ramp die niet alleen het welvarende Noorden bedreigt, maar vooral de armen treft, en dan met name in Afrika.

Wat ligt er dus meer voor de hand dan dat we onze beste krachten wijden aan de verdere ontwikkeling en de snelle introductie van biobrandstoffen? En zo, met behoud van onze welvaart, de opwarming van de aarde een halt toeroepen?

Tijd voor een tegengeluid, van een medewerker van Friends of the Earth: "Als je landbouwgewassen gaat gebruiken om auto's te laten rijden," zegt meneer Ed Matthews, "Dan plaats je een miljard hongerende mensen in directe concurrentie met een miljard automobilisten. Zo simpel ligt het." Einde citaat. Zou het echt zo eenvoudig zijn?

Dames en heren!

Volop dilemma's dus, en daarom is het zo goed dat we op deze wereldvoedseldag uitgebreid stilstaan bij deze vragen. Food or fuel? Feed or fuel? De mond of de motor? Het zijn lekker "bekkende" slogans, maar ze verhullen niet dat we ons gesteld zien voor een aantal fundamentele keuzes. Hoezeer hechten we aan onze mobiliteit, aan onze welvaart? Hoe solidair zijn we met onze hongerende medemensen, meer dan 800 miljoen in getal? Moet alles anders, en zo ja, hoe?

Over één ding kan ik kort zijn: het moet afgelopen zijn met de honger in de wereld. Punt uit. We hebben ons er toe verplicht door de Millenniumdoelen te onderschrijven. En om die doelstelling over de honger te halen is extra inzet nodig - we moeten veel meer investeren in een aantal zaken. Ik kom daar zo nog even op terug.

En dat is niet het enige. Het is in mijn visie gewoon je plicht als mens om mee te strijden in het gevecht tegen de honger. Het is toch volstrekt onacceptabel dat zovele honderden miljoenen mensen te weinig te eten hebben terwijl er dankzij de Groene Revolutie in principe genoeg voedsel voor iedereen beschikbaar is?

Maar: het probleem is hardnekkig en de oplossingen zijn verre van simpel. Honger is vooral een gevolg van complexe zaken als oorlog, natuurrampen en slecht bestuur. Dingen waar je niet in een handomdraai een eind aan maakt.

Dat het kan - extreme honger uitbannen - laten de enorme verbeteringen zien in de voedselzekerheid in Azië en Latijns-Amerika. In landen als China en India zijn die ontwikkelingen nog volop gaande, maar ook daar ziet de toekomst er een stuk rooskleuriger uit dan we een kwart eeuw geleden voor mogelijk hielden.

Maar in een aantal ontwikkelingslanden gaat het minder voorspoedig. Daarom moeten die landen - en hun donoren - meer aandacht schenken aan en meer investeren in de landbouw en in de ontwikkeling van het platteland. In veel landen zijn dat de motoren voor economische ontwikkeling, en daarmee zijn ze belangrijke wapens in de strijd tegen de honger.

Als ik praat over investeringen in de landbouw en rurale ontwikkeling, dan heb ik het overigens niet alleen over investeringen in waardecreatie, in waardetoevoeging, maar ook in infrastructuur. Want goede landbouwproducten moeten de weg naar hun bestemming natuurlijk wel kunnen vinden - daar mag, vind ik, wel wat meer aandacht voor komen.

Ook de donoren moeten hun verantwoordelijkheid kennen. Daarom komen collega Koenders en ik dit najaar met een notitie over extra steun aan de landbouw en plattelandsontwikkeling in het zuiden. De focus zal liggen op Afrika.

Maar met hulp alleen komen we er niet. Ook op het gebied van markttoegang en EU-beleid moet nog het nodige gebeuren. Ik wil daar vandaag niet al te diep op ingaan, maar wil wel kwijt dat ik in de onderhandelingen in WTO-verband voluit inzet op een evenwichtige liberalisering van de wereldhandel in agrarische producten. Evenwichtig, omdat bij totale liberalisatie 75 procent van het profijt daarvan in het noorden of in opkomende landen als Brazilië en India terecht komt. Ik merk hier ook op dat het systeem van inkomenssteun aan de boeren in de EU al drastisch is hervormd.

Dames en heren!

So far, so good, zou je zeggen. Maar al deze fraaie plannen en voornemens vallen natuurlijk in het water als onze behoefte aan duurzame energie - en die is er in het welvarende noorden, daar kunnen we niet omheen - gaat concurreren met de voedselzekerheid in ontwikkelingslanden. Waarbij ik overigens aanteken dat het helemaal niet zo zeker is dat biobrandstoffen het tovermiddel zijn tegen klimaatverandering.

Wat de voedselkwestie betreft verwijs ik nog even naar die medewerker van Friends of the Earth, die ik zonet aanhaalde. Nou stelt die meneer het wel heel populistisch voor; in werkelijkheid ligt het natuurlijk een stuk genuanceerder.

Het klopt dat de zogenaamde eerste generatie biobrandstoffen gemaakt zijn uit landbouwproducten die ook als voedsel kunnen worden gebruikt. Denk daarbij aan rietsuiker, koolzaad, granen, mais en aardappels. Dat draagt inderdaad het gevaar in zich dat de voedselproductie in de knel komt te zitten.

We hebben daar dit jaar ook wel voorbeelden van gezien: in februari de "tortillacrisis" in Mexico en later de "pastastaking" in Italië. En ook hier in Nederland horen we geluiden over een sterk stijgende broodprijs.

Naast deze concurrentie met voedsel en diervoeders zitten er nog wel meer nadelen aan de eerste generatie biobrandstoffen: zo zijn ze nogal kostbaar, en de productie vraag relatief veel energie en goede landbouwgrond.

We zetten als Nederlandse overheid dan ook in op twee sporen: één, verbetering van de prestaties van de eerste generatie; en twee, de technologische ontwikkeling van biobrandstoffen van de tweede generatie, die duurzaam gewonnen kunnen worden uit een veel breder aanbod van biomassa, waaronder niet-eetbare zaken zoals houtachtige gewassen of resten zoals stengels.

Dat optimaal benutten van groene grondstoffen - waaronder de ontwikkeling van tweede-generatie biobrandstoffen - is ook de rode draad in de overheidsvisie op de bio-based economy, die ik vorige week namens een aantal collega-ministers naar de Kamer heb gestuurd.

Overigens is het mooie dat biomassa voor non-foodtoepassingen ook op gedegradeerde en/of verzilte grond kan worden geteeld. En dan kijk ik even in de richting van de heer Maat van LTO-Nederland; zijn organisatie pleitte er onlangs voor om weer stukken natuur aan de landbouw terug te geven vanwege de stijgende vraag naar grond voor de teelt van gewassen voor biobrandstof.

Als u, meneer Maat, zich nu eens mèt ons sterk zou maken voor de voorspoedige ontwikkeling van de tweede generatie biobrandstoffen, dan is dat teruggeven van natuur helemaal niet aan de orde. Eens te meer omdat we, vanwege de al genoemde onzekerheden rond de effectiviteit van biobrandstoffen in de oplossing van het klimaatprobleem, nog lang niet toe zijn aan grootschalige toepassing en dus teelt van energiegewassen.

Dames en heren!

Tenslotte. De tweede generatie biobrandstoffen biedt geweldige kansen, die, voorzover het zich nu laat aanzien, niet direct op gespannen voet staan met de oplossing van het wereldvoedselvraagstuk.

Bovendien kunnen ontwikkelingslanden wel varen bij de duurzame productie van energiegewassen. Ze kan leiden tot de broodnodige diversificatie van de landbouw en tot stijgende inkomsten. Die laatste mogen - zeker zo lang het gaat om eerste generatie biobrandstoffen - natuurlijk niet leiden tot stijgende voedselprijzen. Want dan raken we van de regen in de drup. Verder spreekt het vanzelf dat we er voor moeten zorgen dat onze markten open staan voor dit soort producten uit ontwikkelingslanden.

Ik denk, dames en heren, dat we over een jaar of vijftien, twintig zullen kunnen constateren dat de titel van dit debat - The Right To Food OR Fuel - eigenlijk wat ongelukkig gekozen is. Want tegen die tijd weten we hopelijk dat iedereen z'n recht op Food AND Fuel kan doen gelden. Ik dank u voor uw aandacht.