Speech tijdens opening landbouwvakbeurs
Speech door de secretaris-generaal van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, prof.dr. A.N. van der Zande, opening landbouwvakbeurs, 17 oktober 2007.
Dames en heren,
U had hier minister Gerda Verburg verwacht. Helaas kan ze niet komen, wegens verplichtingen in de Kamer. U moet het dus met mij doen, maar ik zal proberen een waardig vervanger te zijn.
Ik wil u in mijn verhaal leiden langs de belangrijkste dilemma's en uitdagingen waar de minister op dit moment voor staat. Dilemma's en uitdagingen die onder andere te maken hebben met veranderingen in onze maatschappij.
Denk bijvoorbeeld aan onze manier van voedselbeleving en omgang met de dieren. Zo is bij de keuze van voedsel naast smaak, gemak en prijs ook steeds meer aandacht voor de productiewijze, waaronder dierenwelzijn en de herkomst van producten.
Verder verandert de bevolkingssamenstelling: 'vergrijzing' en 'verkleuring' beïnvloedt de vraag naar voedsel.
Ook wordt de wereld steeds meer één groot marktplein, waardoor Nederlandse producenten steeds meer moeten concurreren met internationale producenten. Tegelijkertijd zie je ook de mondiale vraag naar voedsel veranderen. Zo gaan China en India steeds meer varkensvlees eten, waardoor meer graan nodig is en de prijzen dus stijgen.
Bovendien moet de voedselproductie steeds meer concurreren met de productie van groene grondstoffen. En ook hierdoor stijgen de prijzen. Voorbeeld: de gemiddelde prijs van tarwe anno 2007 is vergeleken met de prijs over 2006 met 70% gestegen en vergeleken met 2005 verdubbeld! De varkenshouders onder u hebben dat vast en zeker gemerkt in hun portemonnee.
De wereld verandert dus en wij - als onderdeel van die maatschappij - bewegen mee. Neem de eerste uitdaging: Dierenwelzijn.
De Nederlandse varkenshouderij loopt - door continue innovatie - voorop in Europa. Wat zeg ik, we lopen voorop in de wereld. Ook als het gaat om dierenwelzijn. De minister wil natuurlijk die voorsprong en onze sterke concurrentiepositie graag behouden. Vandaar dat we stappen richting duurzame varkenshouderij vooral internationaal willen nemen. En vandaar ook dat de minister - als het gaat om het aanscherpen van de regels - het liefst ziet dat dat gebeurt op Europees niveau.
Tegelijkertijd echter heeft de minister ook te maken met politieke druk om meer aandacht aan dierenwelzijn te schenken. Zo hebben bijvoorbeeld ruim 100.000 Nederlanders hun handtekening gezet onder het burgerinitiatief 'Stop fout vlees'.
En daarmee kom je bij het eerste dilemma. Want elke stap die je zet op het terrein van dierenwelzijn kan, en is ook vaak, strijdig met je economische doelstellingen. Je moet dus op zoek naar een integrale aanpak om toch voortgang te blijven boeken.
In de begroting van 2008 doet het kabinet al een eerste aanzet. Er wordt meer geld uitgetrokken voor de ontwikkeling van integraal duurzame en diervriendelijke stallen. Doelstelling is om in 2011 5% van de stallen integraal duurzaam en diervriendelijk te laten zijn. Dat lijkt weinig ambitieus, maar dat is juist enorm ambitieus. Dergelijke innovaties kosten nu eenmaal tijd. U kunt dat overigens allemaal nalezen in de Nota Dierenwelzijn die de minister vorige week naar de Kamer heeft gestuurd. In die nota zet ze haar beleid voor de komende jaren uiteen.
Ook stimuleert LNV bijvoorbeeld ondernemers via fiscale instrumenten om te investeren in maatregelen voor dierenwelzijn en ammoniak die verdergaan dan de wettelijke normen.
En verder leggen we de bal natuurlijk ook in uw speelveld. Want de sector heeft zelf ook een grote verantwoordelijkheid. De overheid biedt ruimte om te ondernemen en te innoveren. Maar dan verwacht de overheid ook van de sector een voorlopersrol op het gebied van dierenwelzijn en ambitie als het gaat om het voldoen aan maatschappelijke eisen op het gebied van dierenwelzijn en duurzaamheid.
En dat dat kan, wordt al ruimschoots bewezen. Neem het bedrijf De Hoeve, hier op de beurs aanwezig. In deze ketenorganisatie hebben varkenshouders en slagers elkaar gevonden in hun zoektocht naar meer duurzaam en ambachtelijk geproduceerd varkensvlees. Het stoppen met castreren is één van de belangrijke extra welzijnseisen die dit samenwerkingsverband biedt. Bovendien zet men varkensvlees af onder strenge milieunormen.
De minister vindt dit een belangrijke eerste stap op weg naar het stoppen met castreren van alle beerbiggen in Nederland. Het is ook een goed voorbeeld hoe ingespeeld wordt op een veranderende marktvraag.
Een ander goed voorbeeld - en dit gaat over de pluimveehouderij - vind ik het initiatief van Eipakstation Kwetters en Vencomatic om een innovatief, maar nog papieren stalconcept voor de legpluimveehouderij te vertalen in praktijkstallen.
Tweede uitdaging, tweede dilemma: planet versus profit, oftewel milieu versus winst.
Het streven is dat de varkenshouderij op termijn produceert met minimale milieuverliezen, met grotendeels gesloten mineralenkringlopen en met gebruik van duurzaam geproduceerde veevoergrondstoffen.
Kijken we naar het mestbeleid dan moeten we constateren dat dat nu al harde randvoorwaarden stelt voor de aanwending van dierlijke mest. Dat is nodig om te zorgen dat Nederland kan voldoen aan de Europese Nitraatrichtlijn.
Maar de consequentie is wel dat varkenshouders te maken hebben met hoge kosten voor mestafzet, omdat de meeste bedrijven de mest niet milieuverantwoord kunnen plaatsen op het eigen bedrijf. Streven naar duurzaamheid gaat dus ten koste van de concurrentiepositie.
Gelukkig heeft Tom Poes wel een list verzonnen. De varkenshouderij kan een bijdrage leveren aan een duurzame energievoorziening door vergisting van mest en coproducten.
En gelukkig gebeurt dat ook steeds meer. In de varkenshouderij wordt steeds meer geïnvesteerd in mestvergisting, mestverwerking en luchtwassers om de uitstoot van ammoniak en fijn stof tegen te gaan. De overheid ondersteunt dit via een investeringsregeling en via fiscale instrumenten (MIA/Vamil).
Een goed voorbeeld is de coöperatie AgroKracht in Wanroij. Boeren hebben de handen ineen geslagen en gezamenlijk geïnvesteerd in mestvergisting onder de naam Cleanergy. Het restproduct wordt afgezet naar Duitsland waar nog behoefte is aan dierlijke mest. Dit bespaart de deelnemers veel kosten voor mestafzet. Een mooi voorbeeld hoe planet en profit samen kunnen gaan. En nog mooier; hier op de beurs staan verschillende bedrijven die u kunnen informeren over de mogelijkheden van mestvergisting en groene energie.
Dan kom ik bij uitdaging nummer drie: de ruimtelijke inpassing. De schaalvergroting in de varkenshouderij neemt toe en het aantal bedrijven neemt af. Een gemiddeld varkensbedrijf telt nu ca. 2000 varkens, maar er liggen bij verschillende gemeenten al plannen voor veel grotere bedrijven tot wel 30.000 varkens.
Die ontwikkeling is niet te stoppen. En moeten we misschien ook niet willen stoppen. Een verdere schaalvergroting is onvermijdelijk en lijkt zelfs noodzakelijk willen we onze concurrentiepositie behouden.
Bovendien maakt schaalvergroting juist investeringen mogelijk in maatregelen op het gebied van duurzaamheid en dierenwelzijn. Het tegenhouden van schaalvergroting leidt alleen maar tot verplaatsing van de sector naar andere landen. En daar wordt noch het milieu, noch het dierenwelzijn beter van.
Bijkomend voordeel van schaalvergroting is ook dat de varkenshouderij zich sterker concentreert in landbouwontwikkelingsgebieden en verdwijnt uit de kwetsbare gebieden. En dat is toch juist wat we met de reconstructie hebben beoogd.
Ondanks al deze voordelen, is er nogal wat maatschappelijke weerstand tegen de komst van de zogenaamde megabedrijven, die door tegenstanders ook wel ten onrechte varkensflats worden genoemd. Veel burgers zijn beducht voor de toename van stank, fijn stof, ammoniak en voor een toename van met name vrachtverkeer, waardoor de veiligheid voor bijvoorbeeld fietsers in gevaar komt.
Ook is er veel kritiek op de aantasting van het landschap en vragen mensen zich af of het dierenwelzijn wel gediend is bij zulke grote concentraties dieren. Het vraagstuk van de megabedrijven raakt dus zeer zeker de maatschappelijke legitimatie van de veehouderij.
De sector moet deze weerstand serieus nemen. En zoeken naar oplossingen om aan de bezwaren tegemoet te komen. Ik heb al de toepassing van luchtwassers genoemd tegen stank, ammoniak en fijn stof. Maar ook bij het ontwerp van megabedrijven kan nog heel wat worden gedaan aan een betere inpassing in het landschap en de zichtbaarheid van dieren voor burgers. Ook moet de sector zich de vraag blijven stellen of dergelijke grootschalige ontwikkelingen niet beter thuishoren op een industrieterrein of agroproductiepark.
De zeggenschap en dus verantwoordelijkheid hiervoor laat de minister echter bij gemeenten en provincies. Zij vindt dan ook dat deze overheden in eerste instantie moeten beoordelen of een megabedrijf in het landschap past. En het is dan verder de verantwoordelijkheid van de sector om dergelijke bedrijven aan te passen aan de wensen van de samenleving, bijvoorbeeld door aan te sluiten bij landschappelijke kenmerken in de architectuur, door de dieren onder te brengen in overzichtelijke stallen en ze - in ieder geval deels - zichtbaar te maken voor publiek. En om daar wat eenheid in te krijgen, studeert de minister - samen met haar collega Cramer van VROM - op de vraag of het Rijk algemene uitgangspunten moet formuleren op nationaal niveau waaraan megabedrijven moeten voldoen.
Illustratief voor dit dilemma schaalvergroting versus maatschappelijke weerstand, zijn de ontwikkelingen rond het Nieuw Gemengd Bedrijf in Horst, een grootschalige en innovatieve combinatie van een varkensbedrijf, een kippenbedrijf en een bio-energiecentrale die energie en warmte gaat leveren aan een nabijgelegen glastuinbouwgebied.
In de gemeente Horst is veel weerstand tegen dit initiatief. De betrokken ondernemers reageren hierop door omwonenden te betrekken bij het ontwikkelen van hun plannen en door samen te zoeken naar oplossingen. Denk dan met name aan oplossingen voor het beter inpassen van het bedrijf in het landschap en de verkeersveiligheid. En misschien neemt dit niet alle weerstand weg, maar het is wel een goede manier om de dialoog met de samenleving aan te gaan en gezamenlijk naar oplossingen te zoeken.
Dames en heren, het laatste dilemma dat ik u voorschotel. Dat gaat over de rol van de consument. Immers, behalve de sector heeft ook de consument een cruciale rol bij het realiseren van een duurzame veehouderij.
Nu is het nog vaak zo dat de consument wel eisen stelt op het gebied van dierenwelzijn en milieu, maar ondertussen toch naar de kiloknaller rent voor het goedkoopste stukje vlees.
Dit heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat de consument nauwelijks andere keuzemogelijkheden heeft dan de gangbare - volgens de wettelijke normen geproduceerde - vleeswaren of de 2 à 3 keer zo dure biologische vleesproducten. Voor veel consumenten is dit prijsverschil te groot.
Uit verschillende onderzoeken blijkt overigens wel dat een grote groep consumenten best bereid is 10 tot 20% meer te betalen voor producten van dieren die onder betere omstandigheden zijn grootgebracht dan wettelijk verplicht is. En als er dus meer keuze is in producten die welzijnsvriendelijk en duurzaam geproduceerd zijn, kan de consument zijn invloed laten gelden.
Hiervoor is het dan wel nodig dat nieuwe duurzamer geproduceerde producten op de markt worden gebracht. Een belangrijke rol en verantwoordelijkheid is hierbij weggelegd voor de marktpartijen. En dan niet alleen de primaire producenten, maar vooral ook de verwerkende industrie en niet te vergeten de retail/supermarkten.
Een goed voorbeeld - ook weer uit de pluimveehouderij en ook op de beurs te zien - is de Volwaardkip, een initiatief van enkele ketenpartijen en de Dierenbescherming om kippenvlees op de markt te brengen dat aan hogere eisen op het gebied van dierenwelzijn voldoet. Dergelijke initiatieven hebben we ook in andere sectoren nodig. En het spreekt voor zich dat LNV deze omslag de komende periode wil stimuleren en waar mogelijk ondersteunen.
Dames en heren,
Ik heb u een aantal dilemma's voorgelegd, waar op dit moment de minister en haar departement zich het hoofd over buigen. Vaak lijken belangen te botsen, maar even zo vaak blijkt een gulden middenweg te bestaan. Daarbij is het wel van groot belang dat partijen bereid zijn om naar elkaar te luisteren. En om de handen uit de mouwen te steken. En niet alleen de Overheid heeft hier een taak. Ook de boeren, de toeleveranciers, de verwerkende industrie, retail, catering, horeca en maatschappelijke organisaties zijn medeverantwoordelijk. Samen zullen we er voor moeten zorgen dat de toekomst duurzamer en diervriendelijker wordt. Hier op de beurs zijn genoeg voorbeelden te vinden om die ambitie handen en voeten te geven.
Ik wens u dan ook een goede beurs en veel nieuwe ideeën toe. Ik verklaar de Landbouwvakbeurs officieel voor geopend.